blog | werkgroep caraïbische letteren

Een feestje voor oude blanken (1)

door Rudie Kagie

Het Nederlandse slavernijverleden wordt dit jaar volop herdacht. Niet naar ieders zin. ‘Er is gesleuteld, genuanceerd en afgezwakt.’

Bij de jaarlijkse kranslegging in Amsterdam op 1 juli, de dag waarop de afschaffing van de slavernij wordt herdacht, sprak Mark Rutte afgelopen jaar over het lot ‘van al die vrouwen, mannen en kinderen die plotseling niet meer over hun eigen leven konden beschikken’. Slavernij ontmenselijkt, vond de premier. ‘Slavernij reduceert mensen tot productiemiddelen en het stelt het gewin van een kleine groep boven de waardigheid van velen.’ Mooi gesproken, maar hoe valt dit regeringsstandpunt te rijmen met het besluit om de subsidie aan het NiNsee (Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) per 1 januari 2013 stop te zetten? De vraag werd vanachter het katheder onverwacht opgeworpen door spreekster Barryl Biekman van het Landelijk Platform Slavernijverleden. De premier antwoordde na afloop, buiten het bereik van camera’s en microfoons, dat hij het ook niet helpen kan dat stevig op culturele instellingen moet worden bezuinigd. Dankzij een gulle geste van de gemeente Amsterdam die anderhalve ton per jaar beschikbaar stelt, lukte het om een sterk afgeslankt NiNsee van de ondergang te redden, zij het na inlevering van de riante huisvesting en ontslag voor zeven betaalde krachten.    

Desondanks zal slavernij als onderwerp komend jaar in vele varianten voorbijkomen. Geholpen door een Amsterdamse subsidie van zevenenhalve ton tamboereert de Stichting Herdenking Slavernijverleden 2013 een jaar lang ter gelegenheid van de mijlpaal die anderhalve eeuw geleden werd bereikt: op 1 juli 1863 kwam officieel een einde aan de slavernij in de Nederlandse koloniën. Tientallen manifestaties, tentoonstellingen, concerten, een massaal Keti Koti-ontbijt op het Leidseplein, redevoeringen (gedacht wordt aan Michelle Obama, Angela Davis en Toni Morrison), boeken, films en theatervoorstellingen moeten de terugblik tot een succes maken. Zelfs de Boekenweek doet mee. Thema: Gouden Tijden, Zwarte Bladzijden.  

Onbe­schaafde mensen

Van zo veel aandacht voor zijn stokpaardje moet het humeur van Sandew Hira opbeuren, zou je denken, maar in zijn kantoor in het Haagse Statenkwartier toont de van oorsprong Surinaamse historicus zich allerminst onder de indruk. ‘Dit wordt gewoon een feestje voor een paar oude blanke mannen en vrouwen – and that’s it,’ zegt hij. ‘Er wordt een rond getal gebruikt om iets te vieren. In 2014 is iedereen het weer vergeten. Als er geen slavernij had bestaan, zou Europa het hebben uitgevonden om het te kunnen afschaffen. De afschaffing van de slavernij wordt als het hoogtepunt van de Europese beschaving beschouwd, maar eigenlijk was het een dieptepunt. Beschaafde mensen beginnen met de erkenning dat er een misdaad tegen de menselijkheid heeft plaatsgevonden, bieden hun excuses hiervoor aan en compenseren de slachtoffers voor de schade en het leed dat ze geleden hebben. Onbe­schaafde mensen ontkennen de misdaad, vragen om dankbaarheid van het slachtoffer en compenseren de dader. Bij de afschaffing van de slavernij heeft Nederland de slavenhouders gecompenseerd, niet de slachtoffers. Eigenlijk interesseert dat hele slavernijverleden Nederland geen reet. Als het echt niet anders kan, dan moet het maar herdacht worden – maar gelukkig staat het onderwerp na dat ene jaar niet meer op de kaart. Dat is het beleid in dit land.’

Eeuwenlang was de geschiedschrijving van de Nederlandse slavernij in Suriname en op de Antillen het specialisme van blanke experts die volgens hun zwarte critici vanuit een ‘Eurocentrisch perspectief’ redeneerden. Des te meer opzien baart Hira met een radicale, antikoloniale visie op het verleden. Hij schrijft er polemische columns en boeken over. Van Den Helder tot Maastricht leidde hij tot dusver achtenzeventig keer een workshop over het thema dat hij in zijn veelbesproken pamflet Decolo­nizing the Mind (2009) aan de kaak stelt.

Onlangs stak de auteur zijn verhaal af op uitnodiging van zwarte studenten van de Hogeschool Rotterdam. Hij vertelt: ‘Toen ik begon, kwam een witte vrouw binnen en ging zitten. Achteraf bleek zij de mentor van die werkgroep te zijn. Toen ik de verschrikkingen van de Zwarte holocaust in kaart begon te brengen, zag ik haar helemaal in elkaar krimpen. O jee, dacht ik, die komt straks psychisch in de problemen. In de pauze ging ik naar haar toe. Ik heb het gevoel dat je me persoonlijk beschuldigt, zei ze. Interessant. Ineens realiseerde ik me dat zich hier een identiteitskwestie openbaarde. Die vrouw is opgevoed met het idee dat ze tot een goed volk behoort. En dan kom ik langs om te vertellen dat wat de Nederlandse uitbuiters in de negentiende eeuw hebben aangericht, veel erger was dan wat de Duitse nazi’s deden. Niet leuk om te horen. Maar als je nou eens gewoon zou beginnen met te erkennen dat je voorouders een misdaad tegen de menselijkheid hebben begaan, zei ik tegen die vrouw, dan kun je toch afstand nemen van wat ze gedaan hebben? Sinds de Duitsers hebben verklaard dat nazisme geen deel van de Duitse cultuur behoort te zijn, heeft de opgroeiende generatie in de Bondsrepubliek geen reden meer om zich schuldig te voelen over wat tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. Waarom kunnen de Nederlanders niet hetzelfde doen met kolonialisme en slavernij? Na de pauze hebben we dat thema als onderdeel van de workshop verder bediscussieerd. Na afloop zag ik die mentor met een somber gezicht vertrekken. Ik dacht: die komt hier geen tweede keer. Zo’n twee maanden later belde ze me op. Ze vertelde me dat ze de directie van de Hogeschool over mijn bezoek had verteld en dat ze eigenlijk vond dat al haar collega’s kennis moesten nemen van mijn verhaal. Ik was stomverbaasd. Het gevolg was dat ik een paar weken later wéér op die Hogeschool was, nu om voor een gehoor van zo’n zeventig voornamelijk witte medewerkers mijn exposé over de slavernij af te steken. De directeur introduceerde mij met de mededeling dat ik dingen zou gaan zeggen die misschien shocking waren, maar dat het vanuit wetenschappelijk oogpunt toch goed was om kennis te nemen van mijn standpunt. Toen ik dat hoorde, dacht ik: gewéldig, er is hoop voor Nederland. Een beschaafd land heeft de plicht om excuses te maken en een herstelbetalingstraject in gang te zetten als slavernij als misdaad tegen de menselijkheid wordt erkend. Ik ging er steeds van uit dat de erkenning van die misdaad nog minstens een halve eeuw op zich zou laten wachten, maar na die ervaring in Rotterdam denk ik dat het misschien sneller kan.’  

[wordt vervolgd]  

[uit Vrij Nederland, 15 januari 2013]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter