blog | werkgroep caraïbische letteren

Een dubieuze brievenuitgave: De oorlog vieren

Recensie van Theo W.R. Doorman, In de schaduw van de Javazee

 

door Janny de Heer

‘Er leven niet zoveel mensen meer die ’t kunnen navertellen,’ aldus Wim Kan in een prachtig gedicht dat hij daarover schreef in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het is een zin die me voortdurend door het hoofd schiet tijdens het lezen van In de schaduw van de Javazee, Brieven van viceadmiraal Pieter Koenraad naar bevrijd Nederland. Om de brieven aan familie een bredere geschiedkundige context te geven, plaatst Theo W.R. Doorman, toelichtingen in eigen woorden. Hij is de zoon van Karel Doorman, de bekende Schout-bij-nacht Doorman, die met het vlaggenschip Hr. Ms. De Ruyter jammerlijk ten onder ging in de slag in de Javazee.

 

 

In die nacht sneuvelden ruim negenhonderd Nederlandse marinemannen. De totale slag kostte 2300 mensenlevens. Een meer dan verdrietige bladzijde in de geschiedenis van de Nederlandse vloot: we waren bij lange na niet opgewassen tegen de enorme overmacht van de Japanse krijgsmacht.

Het is zeer de vraag of wij na ruim 73 jaar deze persoonlijke brieven die bestemd waren voor naaste familie, onder ogen moeten krijgen. Vice admiraal Koenraad is in 1968 overleden, hij heeft geen toestemming gegeven. Wel schrijft hij in een van zijn brieven dat hij er een boek van zou kunnen maken en er bij wijze van spreken met deze verslagen al aan is begonnen. Voor de argeloze lezer, die niet veel van de historische achtergronden weet, zijn de brieven oppervlakkig gezien misschien interessant, aardig om te weten. Maar voor de lezer, die het toentertijd heeft meegemaakt of de verhalen eerder heeft gehoord van een getuige, is het een opgave om het boek niet nijdig weg te smijten.

Uit de brieven blijkt dat schout-bij-nacht Koenraad de oorlog heeft gevierd! Hij is als kazerne commandant (kapitein ter zee) weggekomen uit voormalig Nederlands Indië met Hr. Ms. K12, een duikboot. De kolonel heeft uiteindelijk via Australië Londen weten te bereiken, waar weinig voor hem te doen was. Vol bravoure schrijft hij naar zijn familie hoe hij de eerste nacht opgespeeld heeft in het hotel, toen bleek dat hij de kamer met een kolonel moest delen. Stel je voor wat een blamage!

Hij had er beter aan gedaan zich nederig op te stellen en dankbaar te zijn dat hij ontsnapt was aan de gewelddadigheden van de Jap. Terwijl hij in Londen stampvoetend op zijn strepen stond, waren geallieerde militairen in de Oost overgeleverd aan de gruweldaden van deze geweldenaar. Krijgsgevangen gemaakt en blootgesteld aan vernederingen, mishandelingen, uithongering, uitbuiting. Al kon hij destijds nog niet weten hoe erg het met de krijgsgevangenen gesteld was, toen hij na de oorlog deze brief schreef waren de gruwelijkheden bekend. Officieren waren vrijgesteld maar manschappen en onderofficieren verrichtten drie oorlogsjaren lang, veelal op blote voeten, dwangarbeid en bezaten op het eind slechts nog een schaamlapje.

Een van de krijgsgevangenen die drie jaar onder de vernederingen van de Japanse beul zal lijden is commandant Dekker van Hr. Ms. Pieter de Bitter. In maart 1942 weigerde hij zijn schip en de bemanning op te offeren aan een bij voorbaat verloren strijd. Hij heeft de mijnenveger met explosieven naar de bodem gezonden (wat in lijn was met de evacuatie-order van bevelhebber Helfrich). Dekker en zijn bemanning stonden op de kade toe te kijken. (Net als mijn getuige, de hoofdpersonage in Hey Buddy.)

Koenraad, die inmiddels met zijn golfuitrusting aan boord van de nabij gelegen onderzeeër was gestapt, hoorde de explosieven en reageerde woedend. Tot zover kloppen de weergaves van het gebeuren. In zijn brieven schrijft Koenraad dat hij schriftelijk opdracht heeft gegeven de commandant te fusilleren, al is hij later blij dat daar geen gehoor aan is gegeven.
Koenraads verslag aan de familie is een heel ander verhaal dan de getuigenis die ik heb opgetekend in Hey Buddy. Mijn getuige, destijds een stoker van amper tweeëntwintig jaar, verhaalt dat kolonel Koenraad woedend aan kwam stuiven en een jonge luitenant aanwees. ‘Jij, luitenant de Bas, schiet Dekker dood.’ De weergave van iemand die erbij stond!

Natuurlijk zijn brieven geschreven aan familie onconventioneler dan zakelijke verslagen aan het Ministerie van Oorlog, zoals dat toen nog heette, of in andere officiële stukken. Daarom herhaal ik de vraag: Zijn deze brieven wel voor onze ogen bestemd?

Na de oorlog, als hij drie jaar ontberingen heeft overleefd, komt er een krijgsraadzitting over de beslissing van commandant Dekker zijn schip te vernietigen. Koenraad, die – na ternauwernood te zijn ontsnapt – een prachttijd (zijn woorden) achter de rug heeft, wordt door de minister van Marine gevraagd inlichtingen te geven over de evacuatieorder. (Koenraads brieven vermelden dit niet, maar commandant Dekker is na dit proces in 1948 ontslagen.)

In zijn brieven benoemt Koenraad de inbeslagneming – na de Duitse invasie in Nederland – van drie Duitse schepen die al maanden aan de rede in Soerabaja lagen. Over arrestaties die na de Duitse inval in Nederland zijn verricht, in Indië geen woord. Alles wat Duits was, werd gewantrouwd. Mensen werden zonder aanziens des persoons aangehouden, opgesloten en verbannen. Dit lot trof ook de commandant van Hr. Ms. Van Amstel, hij was gehuwd met een Duitse vrouw. Deze man, die als een van de weinige heren in Indië belangstelling toonde voor zijn manschappen, heeft geleden onder barbaarse omstandigheden in een concentratiekamp in Suriname. Na de oorlog, in 1946, is hij eervol ontslagen. Ook over deze akelige gebeurtenis schrijft Koenraad niet, maar ik benoem het toch, omdat hij ervan geweten moet hebben.

Wat ik mis in deze brieven, die de periode van 1938 – 1946 bestrijken, zijn opmerkingen over het thuisfront. Verbleef zijn echtgenote met kind tijdens de oorlogsjaren in Nederland? Of trof haar ‘t lot van vele andere vrouwen in Indië en leed zij onder het juk van de Jap in kampen?

De brieven gaan niet diep op de historische gebeurtenissen in; eerder een hoog ‘en toen en toen gehalte.’ Dat het contact tussen de geallieerden en Schout-bij-nacht Helfrich in februari 1942 al niet goed zat, is in andere literatuur te lezen. Koenraad verhaalt in zijn brieven over gebeurtenissen, vernederingen, die hij meemaakte door toedoen van de Amerikaanse generaal Mc Arthur. De basis daarvan ligt wellicht in dat afschuwelijke begin, waarin het advies Terugtrekken naar Australië en vandaaruit met elkaar de vijand aan vallen, door de Nederlandse militaire leiding werd afgewezen. Karel Doorman was hier trouwens wel voorstander van.

Op pagina 159 verhaalt Koenraad over de ridderorders die hij tijdens zijn verblijf in Australië heeft uitgereikt. In het rijtje namen van de gedecoreerden mis ik de naam van Van Miert die de Abraham Crijnssen uit oorlogsgebied heeft weggevaren gemaskeerd als drijvend eiland. Nergens in zijn brieven noemt Koenraad deze heldendaad waarbij Van Miert, schip, bemanning en een verpleegster het leven redde. Juist dat laatste schijnt een heikel punt te zijn geweest: burgers mochten niet geëvacueerd worden.

Koenraad verwijt het KNIL meerdere malen Indië niet goed verdedigd te hebben. … Indisch leger dat over het algemeen een droevig partijtje is geweest… (pag. 29). Ook op pagina 39 en pagina 45 wordt herhaald dat het KNIL niets deed. Met de beperkte mogelijkheden die zij hadden – er was immers al jarenlang op defensie bezuinigd – hebben de KNIL militairen manmoedig gedaan wat ze konden. Geplaatst tegenover een veel beter bewapende en getrainde tegenstander hebben velen dit gevecht betaald met hun leven.

Na de capitulatie hebben overlevenden de sarong weer aangetrokken en zijn de kampong ingevlucht. Ook zij wilden niet in de handen van de Jap vallen, net zomin als Koenraad, die met een onderzeeboot kans zag weg te komen. Daarom past het ook niet te spotten met de voormalige legercommandant, luitenant-generaal Ter Poorten. In zijn laatste radiotoespraak heeft hij gezegd: ‘Liever staande sterven dan knielend leven.’ Koenraad schrijft op pagina 45 dat hij hem met zijn bolle toet in de krant heeft zien staan en reageert: …De held heeft 3 ½ jaar knielend geleefd en is warempel zover mij bekend, ook nog in Nederland op prachtige wijze ontvangen …
Het gaat te ver in deze recensie om al mijn punten van kritiek te benoemen. Maar de aankondiging waarin staat dat dit boek wetenschappelijk is en historisch belangrijk wijs ik beslist af. Op pagina 129 bijvoorbeeld stelt Koenraad een heerlijk gevoel te ervaren om in het enige stukje vrij Nederland te arriveren. Hij doelt dan op Nieuw Guinea. En Suriname dan?

Al met al denk ik dat deze brieven in het familielaatje hadden moeten blijven liggen om geen oude wonden bij nabestaanden open te scheuren. Het ontgaat mij totaal waarom deze uitgave met subsidiegeld tot stand moest komen.

 

Theo W.R. Doorman, In de schaduw van de Javazee, Zutphen: WalburgPers 2018.

 

Janny de Heer is auteur van onder andere van Hey Buddy de andere voet is van jezelf

1 comment to “Een dubieuze brievenuitgave: De oorlog vieren”

  • Het bizarre is helemaal dat over dit boek een lezing wordt gehouden op Bronbeek, het huis van de KNIL militair. Ik vind het een schande!

Your response at Janny de Heer

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter