Een Arabisch “Ave Maria” uit Suriname
door Nico J.G. Kaptein (LIAS)
Inleiding
In het voorjaar van 2012 ontving ik van een kennis een fotokopie van een Arabisch tekstje dat volgens hem kort daarvoor bij een begrafenis in Suriname was voorgedragen (zie afbeelding 1). De combinatie Arabisch en het hedendaagse Suriname was voor mij verrassend en voldoende reden om me in deze tekst te verdiepen. Het bleek niet eenvoudig om hier meer over te weten te komen, maar na een bezoek aan Suriname werd mij meer duidelijk over de achtergrond en het gebruik van de tekst.
Een Arabisch Mariagebed
Het tekstje is een gedicht, dat bestaat uit vijf paren van twee regels van elk vier woorden, waarbij steeds het tweede en het laatste woord van elke regel rijmen op het tweede en laatste woord van de volgende regel. Mijn (niet rijmende) vertaling luidt als volgt:
“Uw liefde, O Maria
(poëzie van Marun al-Naqqash)
Uw liefde, O Maria, is het hoogste verlangen
O Moeder van de Verhevene, wees onze Moeder
Uw Zoon heeft ons aan U toevertrouwd aan het kruis
Hij heeft U aan ons gegeven in de persoon van de Geliefde
Wij vragen U om bijstand als een tedere moeder
Verschaf de hulp van Uw kant aan de zonen
Wij verzoeken bescherming tegen alle moeilijkheden
Verzacht de zorg op het tijdstip van het overlijden
O Maria, laat het lot van de gelovigen niet zijn
een dag in de Hel, zoals [het lot van] de ongelovigen.”
De dichter
De dichter van dit gebed, Marun al-Naqqash, was een Maronitische christen die werd geboren in Sidon (Libanon) in 1817, vanaf 1825 in Beirout woonde en in 1855 stierf in Tarsus (Zuidoost-Turkije). Zijn grootste bekendheid geniet hij als pionier van het Arabische toneel, waarbij hij zich door Europese toneelschrijvers, zoals Molière, liet inspireren. Veel Maronitische christenen kennen hem als schrijver van kerkliederen voor de Maronitische liturgie. Zijn hier vertaalde gedicht vormt een perfecte illustratie van de centrale plaats van Maria in de Maronitische geloofsleer.
Het is bekend dat er in Suriname Libanezen wonen en hierdoor leek het me plausibel dat het gedicht van al-Naqqash uit deze kringen afkomstig is.
Libanezen in Suriname
In de 19e en 20e eeuw migreerden grote aantallen Libanezen uit Libanon naar allerlei plekken in de hele wereld, waaronder het Caribisch gebied. De eerste Libanezen vestigden zich in Suriname vanaf 1890 en hun geschiedenis en ontwikkeling wordt beschreven in een korte monografie van de sociaal-geograaf Prof. Dr. Ad de Bruijne (1936-2015), getiteld, Libanezen in Suriname: Van Bcharre naar Paramaribo, 1890-2006 (Leiden: KITLV, 2006). Volgens de Bruijne is de migratie vanuit Libanon nooit helemaal gestopt en komen elk jaar wel één of meer Libanezen naar Suriname. In 2005 stelde hij het aantal Libanezen in Suriname op 447 personen, waarbij hij iedereen die minstens één Libanese grootouder had als Libanees beschouwde. In Suriname ontwikkelden de Libanezen zich tot belangrijke textielhandelaren en in 2005 waren de Libanezen nog steeds dominant in deze bedrijfstak, hoewel dit na 2005 misschien is veranderd door de immigratie van veel handelaren en winkeliers uit China. Het boek van de Bruijne besteedt wel enige aandacht aan Maronieten, maar over de Maronitische liturgie in Suriname en het Mariagedicht kon ik geen informatie vinden.
Maronieten in Suriname
Toen ik in de zomer van 2015 met mijn vrouw in Suriname was, had ik een kopie van het gedicht meegenomen en na wat rondvragen kwam ik eindelijk meer over de achtergrond en het gebruik van dit tekstje te weten. Via via kwam ik in contact met de voorzitter van de Surinaams-Libanese Vereniging, mevrouw Monique Nouhchaia, die zo vriendelijk was mij inlichtingen te geven over de religieuze situatie van de Libanezen in Suriname en voor mij navraag te doen naar specifieke Arabische gebeden.
In Suriname is nooit een zelfstandige Maronitische parochie gesticht en beschikken de Libanezen niet over een eigen kerkgebouw. Volgens mevrouw Nouhchaia bezoeken veel Libanezen de rooms-katholieke kerk en enkelen hebben zich bij de Volle Evangelische Gemeente en bij de Mormonen aangesloten. Maronitische kerkdiensten in het Arabisch worden alleen gehouden wanneer een rondreizende Maronitische geestelijke Suriname bezoekt. In dat geval mogen de Maronieten gebruik maken van een rooms-katholieke kerk, en begin 2015 was dit het geval toen in de Sint Rosa Kerk in Paramaribo een dienst werd gehouden onder leiding van een Maronitische priester die in Guadeloupe zijn standplaats heeft. Bij zo’n Maronitische dienst spelen oudere migranten een belangrijke rol in de liturgie, omdat zij het Arabisch nog kennen.
Een van deze oudere immigranten, de heer Tedy Jbara, was bekend met Marun al-Naqqash en herkende het hier vertaalde Mariagebed, dat hij het “Ave Maria” noemt. Volgens hem wordt de tekst in Suriname gezongen wanneer bij een overlijden de behoefte bestaat om op de gebedsavonden voorafgaand aan de begrafenis ook in het Arabisch te bidden. Naast de incidentele Maronitische kerkdiensten, zijn deze gebedsavonden bij overlijden de gelegenheden waarop nog het meest in het Arabisch wordt gebeden.
Behalve dit gedicht zijn er nog meer devotionele Maronitische teksten in circulatie, bijvoorbeeld een Arabisch gebedenboek in het bezit van mevrouw Margo Helou, die vaak in het Arabisch voorbidt en zingt. Verder bezit de heer Antoine Issa een exemplaar van het gebedenboek Cedars of Lebanon met Engelse vertalingen van gangbare Arabische Maronitische hymnen van de hand van de Libanese Maronitische priester Mansour Labaky (geb. 1940).
Tot slot
Duidelijk is dat het hier vertaalde Mariagebed interessante aanknopingspunten biedt voor verder onderzoek. Hoewel de Libanese gemeenschap in Suriname heel klein is, verdient zij binnen de studie van de mondiale Libanese diaspora zeker een plaats, waarbij het Maronitische christendom binnen deze diaspora een interessant facet vormt. Voorts blijkt dat het Arabisch in Suriname nog steeds een – zij het bescheiden – rol speelt.