blog | werkgroep caraïbische letteren

Edsel Samsons beginjaren in toneel (2)

Wat heeft Edsel Samson in zijn begintijd voor het toneelleven op Curaçao betekend? Deze vraag probeer ik in deze artikelenreeks te beantwoorden.

door Jeroen Heuvel

Salsbach vreest voor wat er gaat gebeuren als Brulin na afloop van zijn contract “over anderhalf jaar” verder trekt. Hij weet hoeveel tegenslag de regisseur op Curaçao heeft ondervonden. Salsbach hoopt dat de training voldoende voeding is geweest voor de eerder genoemde acteurs, alsook voor “Laura Quast, Marietta Eugenio en Eddy Kelly” om het toneel op Curaçao een moderne impuls te geven.

Het volgende resultaat van Brulins werkwijze is “The Kaaka Makaakoo”. Pim Heuvel schrijft hierover in Amigoe van 18-3-’71 dat Curaçao trots mag zijn op deze culturele gebeurtenis van niet te schatten belang. Hij noemt Tone Brulin een van “de bekendste toneelregisseurs van de hele wereld.” The Kaaka Makaakoo was geen avondvullend stuk. Het duurde vijfentwintig minuten en was ontdaan van alle franje. Heuvel: “Zoals overal, waait er ook in de toneelwereld een frisse wind. Ook het toneel was vastgelopen, was te statisch, te vol valse effecten, had een te lege vorm, een te grote gekunsteldheid en beantwoordde te weinig aan de moderne eisen van de moderne mens.”

Brulin zijn werkwijze heeft bijvoorbeeld als uitgangspunt: “De spelers gaan niet van een kant en klaar geschreven stuk uit. In de workshop ontstaat het stuk door gezamenlijke arbeid. Acteurs en regisseur creëren samen een stuk. Ze nemen een gegeven uit de meest banale werkelijkheid, improviseren aanvankelijk daaromheen een tekst, tot die uitgekristalliseerd raakt. Tegelijk wordt de grootste aandacht besteed aan handeling en gebaar. Verbale expressie gaat samen met somatische expressie. Langzaam groeit in de workshop door collectieve bezinning en wederzijdse correctie een natuurlijke eenheid. Een idee wordt dramatische kunst.”

Brulins groep, die zich al gauw Otrabanda Company noemde, brengt geëngageerd toneel. “Het spel moet het leven uitbeelden. De geobsedeerde mens, de gemechaniseerde mens moet een spiegel voorgehouden worden. De workshop levert een stuk maatschappijkritiek, die hard moet aankomen. In „The Kaaka Makaakoo” gaan zeven „verziekte” mensen uit hun cultureel zo hoogstaand land een bootreis maken naar een ongerept eiland, waar ze het paradijs verwachten. Op dat eiland is de boel ook al verziekt tot hun schrik door een verkeerde koloniale invloed. In feite wordt „The Kaaka Makaakoo” dan een dramatische wanhoopskritiek van de immer ongelukkige mens.”

Pacheco Domacassé

Het stuk is weliswaar in de schouwburg gespeeld, maar niet in de grote zaal. “De foyer van Centro Pro Arte bleek een zeer geschikte ruimte. Het is jammer dat door te weinig interesse van de pers dit unieke evenement op toneelgebied niet genoeg bekendheid heeft bij het Curaçaose publiek. We hopen toch, dat Brulin die op Curaçao is om Antillianen op te leiden, de grootst mogelijke medewerking krijgt van de daarvoor bestemde instanties.” De groep geeft niet alleen op Curaçao een voorstelling. “De Otrabanda Company geeft op 21 april de première van „The Kaaka Makaakoo” in New York en gaat dan op toernee door de States en Europa. Het is wel aardig dat de naam Otrabanda dan wereldbekend wordt en een hele eer voor ons, dat de wereldpremière hier werd gebracht, maar het is veel belangrijker, dat wij de geboden kans van de Sticusa grijpen.” Angel Salsbach had eerder zich kritisch uitgelaten over gebrek aan doortastendheid, inzicht en organisatievermogen van de betrokken instanties op cultureel terrein, en gewaarschuwd voor het mogelijk falen van de Antilliaanse Workshop voor Dramatische Kunst: “De Otrabanda Company gaat naar Amerika en van Curaçao blijft niets anders over dan een door onkunde en laksheid onbewerkt vruchtbaar stuk aarde.” Let op dat later Edsel Samson een voorstelling zal maken met de titel The land remained deserted.

Logo van de Stichting Culturele Samenwerking

Brulin is behalve regisseur ook decorontwerper. Het door Pacheco Domacassé geschreven Tula wordt in de grote zaal van CPA uitgevoerd in juni 1971. “Tula is een stuk dat handelt over de voorbereiding en de daadwerkelijke grote slavenopstand van 1795 op Curaçao. Uit dit gegeven hebben de schrijver en de regisseur een toneelstuk weten te creëren” staat in het persbericht te lezen. Brulin heeft hiervoor een dynamisch decor ontworpen, “dat enig is in zijn soort.” Vermeldenswaard is dat de bouwblokjes van toen later over toneelgroepen en dansscholen is verspreid, en tot op de dag van vandaag in verschillende voorstellingen gebruikt worden. Nos Causa, de groep acteurs, zangers en dansers wordt niet een toneelgroep wordt genoemd maar een “actiegroep”.

Om aan te geven hoeveel toneel in die periode werd gespeeld is het aardig om een advertentietekst van CPA aan te halen. Daarin staat “een greep uit de komende programma’s”: Op 1,2 en 3 juni Tula voertaal Papiamentu; op 4 en 5 juni Pas op dat je geen woord zegt, door de Curaçao Comedie, regie Marlies van Alcmaer, voertaal Nederlands; op 11, 12 en 13 juni Around the world in 90 minutes een bont programma met top-artiesten, een productie van International House uit New York, voertaal Engels; op 17 en 18 juni Who’s afraid of Virginia Woolf, gespeeld door Toneelvereniging Emmastad, regie Tone Brulin, voertaal Nederlands. In 1971 werd er meer toneel geprogrammeerd dan tegenwoordig. Het valt op dat er in drie talen wordt gespeeld en dat Brulin twee verschillende voorstellingen tegelijk regisseert, een creatie voortgekomen uit een workshop en een bestaand stuk van Edward Albee.

Visie van Brulin

In een ingezonden stuk heeft Brulin uit de doeken gedaan wat zijn visie op theater – op Curaçao – was. Hij heeft moeite gedaan om hier “de oprichting van een Antilliaans Centrum van het Internationaal Theater Instituut te stimuleren.” Het doel van de UNESCO, die het ITI mede heeft opgericht, in het internationale contact te bevorderen tussen alle landen, hoe klein of groot ook, over theaterontwikkelingen toneelstukken, “het ontvangen en rondleiden van gasten uit andere landen, het organiseren van festivals, deze bevorderen, toneelstudenten wegwijs maken, etc.” Brulin heeft de mogelijkheid tot oprichting van een lokaal centrum “in augustus 1970 door mij aan het Cultureel Centrum doorgegeven en in januari 1971 aan het Bureau Cultuur en Opvoeding.” In die tijd behartigde Max Nord de toneelzaken van de Sticusa. Brulin verzocht “om de aanwezigheid van een Antilliaans observator op het jaarlijks ITI Congres te Londen.” Het bleek dat elk land slechts één Theater Instituut kon hebben “en dat het onmogelijk is een centrum op te richten in een land „DAT ALS KOLONIE ZOU KUNNEN WORDEN BESCHOUWD.” (De hoofdletters zijn of van Brulin of door de krant – Amigoe 16-6-1971- aangebracht.) Brulin heeft dringend verlangd dat ook de belangen van de Antillen door het moederland moeten worden behartigd en dat het daarom “niet meer dan logisch is dat er een Antilliaan zou worden opgenomen in de Nederlandse delegatie, die deel neemt aan de jaarlijkse congressen.” Met als gevolg “dat de Antillen in de toekomst ook daadwerkelijk zouden gaan deelnemen in de werking van het Nederlands Centrum van het ITI”. Max Nord schrijft als antwoord “dat het Nederlands Centrum niets voelt voor een Antilliaan in de Nederlandse delegatie, enz. .  maar wel de oprichting van een Antilliaans Centrum steunt.”

Brulin noemt dit “een gezonde houding.” Tegelijkertijd wijst hij op “het dubbelzinnige van de Sticusa. De Antillen zijn niet in de Nederlandse ITI aanwezig, maar bezitten evenmin een eigen ITI centrum.”

Brulin legt het nut van een eigen centrum van het ITI nogmaals uit. Paradoxaal genoeg geeft hij aan dat het niet gebruikelijk is “dat informatie als deze het onderwerp uitmaakt van een open brief aan een krant.” De reden dat hij het toch in de publiciteit brengt, geeft hij ook aan: “Maar laat mij hopen dat ze zo terecht komt bij Antillianen, die de mogelijkheid zien om over dit dode punt heen te komen.” Hij besluit zijn ingezonden brief zeer realistisch, want hij is theater- en geen beleidsmaker. “Zo niet is het voor mij een afgedane zaak.” Tot op de dag van vandaag is er in Curaçao geen ITI. Het is mij ook niet bekend of en waar er een archief is van het Antilliaans c.q. Curaçaos toneel. 

In deze advertentie van Centro Pro Arte in de Amigoe, 1971, staat de voorstelling Tula nog in de ouderwetse spelling Toela aangekondigd.

[Dit deel verschijnt op donderdag 17 oktober 2019 in het Antilliaans Dagblad.]

[Deel 1 vind je hier.]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter