blog | werkgroep caraïbische letteren

Edgar Cairo: zijn we trotse hanen?

door Els Moor

Hanengevechten zijn nog populair in een aantal Latijns-Amerikaanse landen. Dat hangt sterk samen met het ‘machismo’. In het meesterlijke verhaal van Edgar Cairo, ‘De negerhaan’, is het omgekeerde aan de hand: schaamte, de neger die zich minderwaardig voelt ten opzichte van zijn Baas Eigenaar. Negerhaan is een loslopende haan op een erf vol huisjes van arme negers en vooraan het ‘blankenhuis’ van ‘Baas Eigenaar’. Die heeft een ren voor zijn kippen, waarin negerhaan weet door te dringen. Hij wil de kippetjes neuken en stuit natuurlijk op hun haan. Dat wordt een fors hanengevecht. Wie wint? Ja, negerhaan, twee keer zelfs. Hij staat er trots bij. Dan komt zijn negerbaas. Die draait hem de nek om voor het oog van ‘Baas Eigenaar’. In plaats van trots te zijn op zijn stoere machohaan schaamt hij zich. Dit verhaal speelt in het niet zo verre verleden met veel verwijzingen naar de slavernij, maar is nu ook nog herkenbaar wat vernederingen betreft die mensen worden aangedaan door ‘bazen’. Uit valse schaamte praten ze die dan naar de mond.

‘Negerverdriet’, bestaansverdriet, is een belangrijk thema in het proza van Edgar Cairo. In zijn meest bekende roman, Kollektieve schuld, ofte wel Famir’man-sani (1976) speelt het op een andere manier een rol. De centrale figuur in deze roman is Tant’-Lien, die haar familie afloopt om hen te winnen voor deelname aan en een financiële bijdrage voor een groot winti-evenement voor de hele familie in de Para. Dit vanwege de vele problemen en ziektes, vooral ook de situatie van haar oude moeder Marjana, het familiehoofd, die zwak is en nauwelijks meer ziet en hoort. Uiteindelijk, na veel dyugudyugu, bezwaren ook vanuit de christelijke familieleden, gaan ze, op een vrijdagmiddag, in een volkswagenbusje. Ze installeren zich op het terrein en langzaam maar zeker groeit de sfeer. Ze vertellen elkaar verhalen, Katibo! Sraften! Uit de slaventijd! Ze plegen magische handelingen, gebruiken kruiden, baden, zingen, dansen veel en fanatiek… en uiteindelijk mondt het uit in de wintiprei. Iedereen raakt in trance, ook de oude stammoeder Marjana. Ze danst, ziet weer, hoort weer en… sterft aan een hersenbloeding. Voor het gerecht worden de ‘schuldigen’ streng berecht door ‘Kroetoebakra´. Uiteraard is dat Ma Lien en ‘Ba Fransi, een polisieman in funktie!’ Een klassieke Surinaamse roman over de jaren zestig, toen winti streng verboden was. Met een thematiek vol identiteit en twijfel, creool zijn in een koloniale samenleving, beeldend en vol eigen humor.

Dit zijn twee voorbeelden van bestaansverdriet, negerverdriet, uit het gigantische werk van Edgar Cairo. Het thema dat in zijn totale oeuvre steeds weer op een andere manier terugkomt, niet beperkt tot Suriname. Cairo schreef ook Caraïbisch werk, een grote roman over Afrika en uiteraard over Nederland waar hij het grootste deel van zijn leven woonde. Altijd was hij bewust bezig met de taal die in zijn werk een geweldige rol speelt om het wezenlijke van Suriname, van de Surinaamse, vooral creoolse mens en de manier waarop die in het leven staat, weer te geven. Hij schreef ook veel poëzie. In 1984 kwam Lelu! Lelu! uit, de verzamelbundel, waarin Cairo zijn Sranan gedichten selecteerde en deels van nieuwe Nederlandse vertalingen voorzag. In de inleiding bespreekt hij op zijn eigen manier de Surinaamse literatuur en die van hemzelf. Cairo schreef ook drama en in Nederlandse kranten en weekbladen, vooral de Volkskrant, schreef hij columns, die gebundeld zijn. In 1980 verscheen bij In de Knipscheer ‘Ik ga dood om jullie hoofd’ (1980) met aan de sfeer aangepaste tekeningen van Noni Lichtveld en een jaar later ‘Als je hoofd is geboord’ waarin Cairo ook ingaat op de Surinaams-Nederlandse taalsituatie. Hij legt op de achterflap de titel uit: ‘Van iemand die slecht z´n dinges onthoudt, iemand die niet in de gaten heeft waar mensen ’t in een bepaalde kwestie over hebben, zegt men “zijn hoofd is geboord”, hij heeft als het ware een gat in z´n verstand.’

Behalve Kollektieve schuld wordt het werk van Cairo weinig gelezen. De taal van Cairo zal veel mensen die het Algemeen Nederlands in de koloniale tijd, maar ook nu nog, met de paplepel ingegoten kregen (en krijgen), onzeker maken.

De vraag die zich opdringt nu Edgar Cairo weer aandacht krijgt door de documentaire Ik ga dood om jullie hoofd van Cindy Kerseborn en activiteiten voor scholen, is: wat willen we met het werk van Edgar Cairo? Moet het niet veel meer onder de aandacht gebracht worden van leerlingen en studenten en daardoor ook een plaats krijgen binnen de ‘canon’ van de Surinaamse literatuur? Zeker! Het werk van Edgar Cairo is uniek. Het laat je het gewone Suriname echt meebeleven, het laat je op een creatieve, beeldende manier zien wat de koloniale, christelijke politiek met de eigenheid van Suriname gedaan heeft. Het laat je genieten van de eigenheid van gesproken taal in Suriname, die Cairo in een aantal werken nog op zijn manier heeft ‘aangedikt’ tot het Cairojaans. Cairo moet ingeburgerd worden in onze literatuur. Daartoe zijn al waardevolle stappen gezet, die tot voorbeeld kunnen dienen.

Van 28 maart tot 14 april 1998 werd in Theater Unique het toneelstuk Yorkafowru, Elzaro en de Doodsboodschapsvogel gespeeld door het ‘Theatercollectief’, in een verkorte bewerking van Sharda Ganga. Zij had ook de regie. Het stuk dat door Cairo geschreven werd voor een cast van vijftien man, werd door Sharda, met toestemming van de auteur, teruggebracht tot slechts twee acteurs, Felix Burleson en Clinton Kaersenhout. Het resultaat van de veranderingen was een stuk dat veel succes had hier en in Nederland. Edgar Cairo zag het in Amsterdam en Sharda herinnert zich nu nog dat hij er heel gelukkig mee was. Ook dit stuk is geschreven vanuit het winti-denken en ook hier zien we een worsteling met het koloniale verleden. Elzaro is een ‘ongeboren vrucht’ op weg om als mens op de wereld te komen. Hij ontmoet Yorkafowru, de geestenvogel. Die heeft de taak de ongeborene bewust te maken en identiteit te geven. Elzaro leert kijken naar de wereld, naar het leven met alle misstanden die daarbij horen, ook wat betreft het koloniale Surinamer zijn.

Een tweede ‘Cairo-hoogtepunt’ hier in Suriname was het Edgar Cairo-project van de MO-B-opleiding van het IOL in maart 2001. Cairo was toen al ruim een jaar overleden. Enkele weken lang werd er een middag per week tijdens de lestijd aandacht besteed aan Edgar Cairo. Docenten gaven college over zijn werk, en studenten (zelf docenten op vos-scholen). Het moest eenvoudig en boeiend zijn, want klassen van vos-scholen, vooral uit die van Lelydorp, participeerden. De doelstelling van het project was dan ook: het werk van Cairo naar de scholen brengen. Die doelstelling moet weer opgepakt worden en uitgevoerd! Leerlingen hebben veel plezier in het werk van Cairo, bleek toen, als het op een creatieve manier gebracht wordt. Door bezig te zijn met Cairo’s proza, poëzie en drama ga je het eigene meer waarderen en vooral de klankrijkdom, de bondigheid en geweldige humor van het Surinaams-Nederlands, dat Cairo opvoerde tot ‘zijn eigen ding’. Dan zijn we trotse hanen die zich niet de nek laten omdraaien. ‘Baas Eigenaar’ kan zelf stikken!

Achtergrondliteratuur: Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur’(2003) van Michiel van Kempen bevat alle informatie over Edgar Cairo’s totale werk en een beschrijving van zijn leven.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter