blog | werkgroep caraïbische letteren

Dr. Samuel Kissam: An early American in Surinam. Tormented & Forlorn

door William L. Man A Hing

In 1968 ondernam Dr. Paul Cushman Jr. (1) een zoektocht naar zijn landgenoot Dr. Samuel Kissam die zich in de achttiende eeuw in Suriname zou hebben gevestigd. Deze Amerikaanse arts had het plan opgevat om een essay te wijden aan Dr. Samuel Kissam in het kader van de tweehonderdjarige herdenking van de eerste afgestudeerden aan de Medische Faculteit van het King’s College in 1769.
King’s College was het tweede instituut met een Engelstalige opleiding in de geneeskunde op het Noordamerikaanse continent. Het is later opgegaan in het thans prestigieuze College of Physicians and Surgeons van de Columbia Universiteit in New York. Een recente beschrijving van deze ontwikkeling kan worden aangetroffen bij Toledo Pereyra (2004).
Op verzoek van Cushman Jr. aan de regering van Suriname werd door archiefdeskundigen in het Koninkrijk der Nederlanden een onderzoek verricht. Voor Nederland vond dat plaats door het Algemeen Rijksarchief (ARA) te Den Haag (thans: Nationaal Archief) (2) en voor Suriname door het Centraal Archief van Suriname (3). In geen van beide gevallen kon zelfs een verwijzing naar Samuel Kissam worden aangetroffen in de bestanden. Na vier decennia leek het een goede gelegenheid om nog eens een poging te wagen enige duidelijkheid over het leven en verblijf van Samuel Kissam in Suriname aan het licht te brengen.

Achtergronden van Samuel Kissam

Samuel Kissam stamt af van Engelse migranten die volgelingen waren van de Presbyteriaanse Kerk en zich in Amerika hadden gevestigd. Van hen heeft zijn directe voorvader, John geheten, zijn familienaam Ocasson (of ook wel: Ockeson) rond het midden van zeventiende eeuw gewijzigd in Kissam. In websites van de familie wordt niet zonder een verholen trotse ondertoon aangegeven dat deze naam een oorspronkelijke is van Amerikaanse bodem. De Kissams vormen thans op nationaal niveau een zeer wijdvertakte familie met een eigen organisatie die een jaarlijkse samenkomst pleegt te organiseren.

Studietijd van Samuel Kissam

Samuel Kissam, aldus wordt bevestigd door verschillende bronnen, werd in 1745 te Cow Neck (thans Manhasset) te Long Island geboren als het zesde en jongste kind van het echtpaar Joseph Kissam en Deborah Whitehead. Hij begon zijn studie in 1761 als leerling van Rev. Samuel Seabury. In 1769 behoorde hij tot de eerste groep van twee studenten die waren afgestudeerd aan de Medische Faculteit van het King’s College. Met deze studie verwierf hij de graad van Bachelor of Medicine. Daarna vond zijn bevordering tot doctor in de medicijnen plaats in 1771 na presentatie van een proefschrift met de titel: An inaugural essay on the anthelmintic quality of the Phaseolus zuratensis siliqua hirsuta, or cow-itch (4). De dissertatie werd in hetzelfde jaar uitgegeven door de firma S. Inslee and A. Car te New York (5).

 

 

Over de voorname rol die Samuel Kissam speelt in de geschiedenis van de Amerikaanse geneeskunde bestaat geen twijfel. Volgens Monaghan kon Samuel Kissam een claim leggen op twee primeurs. Hij zou niet alleen de eerste afgestudeerde zijn in de geneeskunde maar ook de eerste gepromoveerde zijn van het King’s College (1933: 127) (6).

Bestemming Suriname
Waarheen Samuel Kissam na zijn studie is vertrokken kon lange tijd niet met zekerheid worden vastgesteld. In de eerste genealogische opstelling van de familie wist Edward Kissam (1892: 24) het volgende op te tekenen van Samuel Kissam:

“Samuel. born—1745. Was a scholar of Rev. Samuel Seabury, at Hampstead, in 1761, and in 1769 was the first graduate, in medicine,
at [Kings, now] Columbia College. Unmarried, and practised his profession in West Indies with great success. He died—”
Ook de op internet te raadplegen uitgave “Southern New York-book 2, part 76” laat zich op pagina 499 in gelijke zin uit.

Paul Cushman Jr, ging er van uit dat Kissam in 1771 naar Suriname was geëmigreerd en er tenminste tot 1775 had gewoond. Tijdens zijn
verblijf aldaar zou Samuel Kissam, aldus nog steeds Cushman Jr., in de periode van 1771 tot en met 1772 hebben gecorrespondeerd met de bekende John Jay (7). Monaghan die een deel van de correspondentie van Kissam met John Jay heeft bezorgd schrijft dat Kissam reeds na zijn afstuderen in 1769 naar Suriname was vertrokken en wel zonder zijn proefschrift in persoon te hebben verdedigd.(1933: 128) Kissam en Jay blijken elkaar tot en met 1775 te hebben geschreven.

Eenzaam verblijf in Suriname (1769–1777)

Van de aanwezigheid en activiteiten van Kissam in de kolonie kunnen tot dusver niet veel beschrijvingen in de literatuur en worden achterhaald. Evenmin kan van hem een registratie in zijn hoedanigheid van geneesheer aangetroffen worden (8). Het verblijf in Suriname moet een hele opoffering hebben betekend voor de Amerikaanse arts. Hij kon er zich met weinig medebewoners verstaan waardoor hij in een grote mate van sociaal isolement moest leven. Tot zijn weinige vrienden blijken behalve Stedman ook enkele personen uit diens entourage te behoren.

Over zijn gemoedsleven en positie in de samenleving kunnen de openhartige epistels van Kissam aan Jay als een goede bron worden beschouwd. Daarvan heeft Monaghan zes exemplaren met een inleiding gepubliceerd in Columbia University Quarterly (1933).

Naar zijn ontboezemingen te oordelen had Kissam behoorlijk veel last van neerslachtigheid. Meestentijds leek hij niet optimistisch over zijn
kansen op het verwerven van een redelijk bestaan in het voor hem vreemde land. Hier is duidelijk sprake van een alleenstaande man die ver weg van zijn geboorteland werd verteerd door eenzaamheid en heimwee.

De volgende beschrijvingen ontleend aan brieven uit verschillende jaren van zijn verblijf vermogen enig inzicht te geven in de omstandigheden waaronder Kissam leefde en in de problemen waarmee hij worstelde. Voor de authenticiteit zijn de vier fragmenten letterlijk overgenomen en niet vertaald.

– “Mr Hill, Barckly & myself have taken Lodgings together. They are both very agreeable and we doubtless enjoy as much Happiness as this place & our Circumstances will admit of. My prospects I confess are not the best nor perhaps the worst in the world. I have already some Business & my Friends are not without Hopes of my getting more, & from their encouragement I have a tollerable flow of Spirits in general. But yet am not entirely free from Intervals of Dejection.” (1769)

– “I have little prospects my Dear Jay, of doing anything greatly to my Advantage in this Country; unless some accidental Circumstance should through me in fortunes way I dont believe I shall continue here very long. Should I quit this place whither it would be for my Interest to return to N. York I cannot tell; however strongly suspect I shan’t come that way for some time.” (31 mei 1770)

– “My Prospects my Dear Jay grow dayly more flattering, and give me some reason to hope that a few years will put a Period to the necessity of my Continuance in this Place.” (10 juli 1771)

– “Hence a month, or time a little more allow’d, to leave this place is my Intention; and if report be true, my Situation for the better will be altered; much for the worse it cannot be, for since in this place I have held acquaintance, small have been my profits, and less my Satisfaction; with few people have I been able to converse, wanting fluency in the Language. (22 juli 1772)

Uit een van de brieven van John Jay (Johnston 1890: 10-12) kan worden opgemaakt dat Kissam behalve met zijn broer, de advocaat Benjamin, eveneens met een broer van Jay, Fady (Frederick) genaamd, had gecorrespondeerd.

 

Foto © Michiel van Kempen

Van ontmoetingen met Stedman

Over Samuel Kissam kunnen de meeste bijzonderheden worden aangetroffen in de dagboeken van kapitein John Gabriël Stedman met wie hij bevriend was. De nagelaten handschriften die door verschillende deskundigen zijn geredigeerd en bezorgd plaatsen Kissam veelvuldig in het gezelschap van Stedman en zijn entourage. Een selectie van de verschillende voorvallen die zijn opgetekend in de geraadpleegde uitgaven kunnen het volgende beeld opleveren: In de versie die is uitgegeven onder redactie van Stanbury Thompson (1962), wordt Dr Kissam op niet minder dan vijftien verschillende plaatsen vermeld. Op 19 oktober [1773] werd het volgende opgetekend: “Get Doctor Kissam to Waterloo, besides Van Dam, and stop the passage by a sentry. I send medicines to Rio Comewina.” (p. 136) De verhouding tussen beide heren die tussentijds ook met elkaar (binnenslands) in correspondentie waren getreden komt duidelijk tot uiting in een aantekening van 26 november [1773]:
– “Some biscuit, cheese & tea, from my good friend Kissam”. (p. 139)
– Op 21 november [1773] noteerde Stedman het volgende: “Write to Joanna, and Kissam, and to Patamaca, and Slandwelvarens for provisions.”
In deze uitgave is de laatste vermelding van de Amerikaanse arts gedateerd 9 oktober [1776] kort en bondig: “Dine with Kissam”. (p. 187)
Van de periode 1 januari 1777 tot aan het vertrek van Stedman op 1 april 1777 worden geen vermeldingen van Kissam meer aangetroffen.

In Stedman’s Surinam (1992) uitgegeven onder redactie van Richard Price and Sally Price wordt slechts van één enkele ontmoeting van beide heren gewag gemaakt. Dat samenzijn vond plaats 26 maart 1777 bij het afscheid van Stedman met meerdere personen voor diens vertrek uit de kolonie: “In the evening I now went to take a short leave of my valuable acquaintances , such as (…) Doctor Kissam, & c., who had all (…) treated me with the most distinguished civility since I had been in the Colony.” (p. 312)

In de door R.A.J. van Lier bezorgde oorspronkelijke editie in het Nederlands (1974: Deel III-IV, Hoofdstuk XXIX, p. 40), wordt naast voorgaande passage ook een eerder tamelijk belangrijk voorval met Kissam vermeld. In Band I-II, Hoofdstuk IX, p. 283 wordt door Stedman een incident beschreven dat vermoedelijk had plaatsgevonden op 8 oktober 1773: “Om de meenigte van volk te verwyderen, deed ik een wacht voor zyne deur plaatsen, en ik liet dadelyk twee Geneesheeren haalen, de Doctoren VAN DAM en KISSAM, welke laatstgemelde een Americaan was.”

Uit de geciteerde dagboekfragmenten blijkt niet dat Stedman na zijn vertrek uit de kolonie in april 1777 nog contact heeft onderhouden met Kissam.

Het onderzoek van Samuel Kissam

Kissam was van mening dat een bepaald voedingspatroon en dieet een gunstige invloed heeft op de voortplanting van parasitaire wormen (helminthen ) bij de mens. Dit was bepaald het geval bij Surinaamse slaven. De datum van het proefschrift (21 mei 1771) duidt erop dat het onderzoek naar de schadelijke voedingsgewoonte der Surinaamse slaven in Suriname moet hebben plaatsgevonden. (Zijn conclusie had hij duidelijk in zijn proefschrift geformuleerd. Wel is het jammer dat hij heeft nagelaten om de geraadpleegde bron voor de schadelijke voedingsgewoonte der Surinaamse slaven te vermelden.)

“Hence there is no country in which they are more prevalent than in Surinam, where the slaves are almost wholly fed upon Plantens (9) and Bananoes (10), which are frequently eaten raw, both by adults and children: and the verminous ova contained in them left undestroyed in
the stomachs of the latter; and those of the former, whole digestive organs are weak and languid.” (1771: 2-3)

Een door hem in vivo genomen proef op “common earth worms” die in zijn dissertatie wordt beschreven, had hem gesterkt in de overtuiging dat van bepaalde delen, met name de harige buitenkant van de (peul)vruchten, van de door hem benoemde plant, mogelijk een mucuna-soort, een effectief middel kon worden gemaakt ter bestrijding van de gevreesde wormen. Anders dan de toentertijd toegepaste preparaten met metalen als ijzer, tin en kwik, zou zijn plantaardig middel in de vorm van een drankje geen schadelijke bijwerkingen kennen.

Slot

Het is redelijk te veronderstellen dat Samuel Kissam naar Suriname was afgereisd met de intentie om de wormafdrijvende kwaliteiten van “zijn” plant in de praktijk te ervaren en verder te onderzoeken. Vermoed kan worden dat Samuel Kissam na aankomst in de kolonie in dienst was getreden van het gouvernement. Mogelijk had hij zich ook aangesloten bij de Zwitserse kolonel Louis Henry Fourgeoud: laatstgenoemde was met een contingent van vijfhonderd vrijwilligers vanuit Holland naar Suriname uitgestuurd om tegen de marrons op te treden. Veel zekerheid hierover bestaat niet want hij zou zich ook als particulier kunnen hebben gevestigd. Was Kissam niet verbonden aan de organisatie van Fourgeoud, dan heeft hij toch wel vaker diensten verricht voor deze militairen. In elk geval placht hij veelvuldig te verkeren in kringen van en rond Stedman.

In het Oudarchief van de Burgerlijke Stand van Suriname staat vermeld in het Grootboek van de Kerk van Suriname (1777-1781) dat “Dr med. Samuel Kissam op 7 juli 1777” [te Paramaribo] is overleden en begraven in de Nieuwe Oranje Tuin (11). Het verschuldigde kerkrecht van f.50.—voor de begrafenis is door J.H. van Heemskerk (12) aan de Nederlandsch Gereformeerde Gemeente voldaan. Voor het overige kunnen voorshands noch in de archieven noch in de Nederlandstalige literatuur nadere bijzonderheden worden aangetroffen over de persoon van Samuel Kissam en zijn verblijf in Suriname. Mogelijk liggen nog gegevens over hem verborgen in de vele archiefbestanden van zijn vriend John Jay en broer Benjamin Kissam in de USA en in de niet-geselecteerde dagboekfragmenten van zijn vriend Stedman in Engeland (13). Een gunstige omstandigheid is dat de sterfdag van Samuel Kissam in het huidig onderzoek wel kon worden achterhaald evenals de plaats waar hij te ruste werd gelegd. Nog op tijd om de tweehonderdenveertigste verjaardag van zijn afstuderen als arts aan het King’s College in New York te kunnen herdenken.

Noten

(1) Paul Cushman jr.MD FACP was als Asst Prof Clin Med verbonden aan het St. Luke’s Hospital Center in New York.

(2) Gevolggevend aan een suggestie van de auteur dezes werd het onderzoek uitgebreid naar materiaal met betrekking tot het Collegium Medicum dat in 1782 zou zijn opgericht. Ook dit verdere speurwerk bleef evenwel vruchteloos. Het verslag van archivaris M.A.P. Meilink-Roelofsz aan de Gevolmachtigde Minister van Suriname was van 20 december 1968 (No. C 398/B.H.). Ten tijde van voormeld onderzoek was auteur dezes als jurist-secretaris verbonden aan het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Suriname te Den Haag. In die hoedanigheid heeft hij de procedure van het onderzoek gecoördineerd.

(3) Het onderzoek in Suriname werd opgedragen aan D. Arrias, geneesheer en jurist, die verslag uitbracht aan de Directeur van Volksgezondheid op 28 september 1968.

(4) Het proefschrift omvat de verslaglegging van een onderzoek naar de wormafdrijvende kwaliteiten van een plant die door Kissam als “Phaseolus zuratensis siliqua hirsuta, or cow-itch” werd aangeduid. Deze Latijnse naam blijkt niet volgens de Linnaeus-nomenclatuur te zijn gevormd, zodat de plant niet meer direct kan worden geïdentificeerd. De obscure naam zou mogelijk betrekking kunnen hebben op de Mucuna pruriens, aldus Mabberly (1991: 14): deze plant behoort tot een van de variëteiten van de Mucuna-soort die reeds eeuwenlang wordt toegepast in de niet-Westerse wereld om haar heilzame werking tegen verschillende lichamelijke aandoeningen. In Suriname komt een andere variëteit voor van de plant die volgens Van Donselaar (1989: 194) de wetenschappelijke naam toekomt van M. sloani, plaatselijk bekend als “kaw-ay”. Maar voor de laatste wordt in de Surinaamse literatuur ook de naam Mucuna urens gehanteerd. (Enc. van Ned. W-I: 483).

(5) Van deze publicatie zijn slechts vier exemplaren in de Verenigde Staten bewaard gebleven. Het betreft hier zeer waarschijnlijk het eerste Engelstalige proefschrift waarin Suriname een opvallende rol wordt toegedacht.

(6) Deze voorstelling van zaken wordt enigszins gerelativeerd door Toledo Pereyra. Deze stelt dat Samuel Kissam in 1769 weliswaar met een andere student als eerste was afgestudeerd aan de medische faculteit van het King’s College, maar dat die medestudent reeds in 1770 was gepromoveerd terwijl Samuel Kissam dat pas in 1771 zou doen (Toledo Pereyra, 2004: 4-5).

(7) Studiegenoot en vriend John Jay (1745-1829) was van Frans-Nederlandse afkomst. Hij studeerde rechten aan dezelfde instelling en was eerst werkzaam als advocaat op het kantoor van Benjamin Kissam, een oudere broer van Samuel. Ze waren alle drie afgestudeerd aan het King’s College. Later groeide John Jay uit tot een persoonlijkheid van nationale statuur met verschillende grote verdiensten. Zo heeft hij zijn land op vele hoge ambtelijke en belangrijke posten gediend. Hij was onder anderen mede-auteur van de Amerikaanse Constitutie en als zodanig een van de zeven Founding Fathers van de nieuwe federale staat; in 1789 werd hij door Washington benoemd tot de eerste Opperrechter van het ingestelde Federale Hooggerechtshof (A Brief Biography of John Jay; zie ook Shauna Jehle 1999).

(8) Bij Nassy (1791, IIe deel: 55) treffen we de volgende opgave van aanwezige heelmeesters en beoefenaars van aanverwante medische beroepen [in de periode van 1772 tot 1780] aan: “De zoons van Esculaap zijn hier werkelijk acht in getal, vier Christenen en vier Duitsche Jooden; een menigte Heelmeesters en acht Apotheekers, zes Christenen en twee Jooden, één Portugeesche en één Duitsche; drie Vroedmeesters, één Christen, één Spaansche Jood en één Duitsche, die behoort tot het getal der Genees- en Heelmeesteren.” Er werden daarbij evenwel geen namen verstrekt.

(9) Het woord “Plantens” wordt thans geschreven als “plantain” en verwijst naar de (bak-)banaan die niet rauw wordt gegeten.

(10) “Bananoes” wordt thans gespeld als “bananas” en verwijst naar de “bacove” die wel rauw wordt gegeten.

(11) De grafzerk van Kissam vindt geen vermelding in de inventarisatie Grafwerk en Suikerwerk (2006) die is bezorgd door Peter Bol en Henk Dijs.

(12) J. van Heemskerk heeft gefungeerd als Tweede Fiskaal en “(…) ontvanger van ’t komptoor der kas tegen de Marrons…” (Nassy, 1791: IIe deel, 88). Hierbij kan worden opgemerkt dat op 3 maart 1774 “(…) kerkrechten voor N.O.T. (de begraafplaats Nieuwe Oranje Tuin) ad F.50,– ten laste van boedel Capt. John Bogaard [zijn] betaald door Samuel Kissam. (Nationaal Archief, Oud archief Burgerlijke Stand van Suriname:
DTB) Bogaard bleek overigens wel een bekende van Stedman, want zo vermeldde Thompson (1962: 136) over de militair: “21 October [1773]. …Dine on board the Olive Branch, Capt. Bogard”].

(13) Bij het CBG berust een document met gegevens over Benjamin Kissam en zijn met name genoemde “…kinderen verwekt bij Cornelia Roosevelt…”, evenwel zonder vermelding van plaatsnamen en data. Deze Benjamin was de tweede zoon van Benjamin Kissam, de oudere broer-advocaat van Samuel Kissam. Het is nog een open vraag hoe dit in het Nederlands (!) geschreven stuk in Den Haag is beland. (CBG: DOSSNL023263)

 

Het proefschrift van Kissam

Ziehier een pdf van het proefschrift van Samuel Kissam skissamdiss762298

 

Geraadpleegd

Dagboek van Stedman:

Journal of John Gabriel Stedman. 1744-1797. Soldier and Author. Onder redactie van Stanbury Thompson. The Mitre Press, Londen. 1962.

– John Gabriël Stedman. Reize naar Surinamen door de Binnenste Gedeelten van Guiana. Amsterdam, MDCCXCIX. Opnieuw uitgegeven naar de oorspronkelijke editie Amsterdam 1799-1800. Met inleiding en aantekeningen door Prof. Dr. R.A.J. van Lier, Hoogleraar aan de Landbouwhogeschool te Wageningen. S. Emmering. Amsterdam, 1974.

Stedman’s Surinam. 1992. Life in an Eighteenth-Century Slave Society. An Abridged, Modernized Edition of Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam. Onder redactie van Richard Price and Sally Price. The Johns Hopkins University Press, Maryland.

– Donselaar van, J. 1989. Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. 2e, herziene en uitgebreide druk. Coutinho, Muiderberg.

Encyclopaedie van Nederlands West-Indie. Onder redactie van J.F. Snelleman en H.D. Benjamins. I.h.b. de lemmata “Krijgsmacht”, p. 423 en “Mucuna urens”, p. 483.

Grafwerk en Suikerwerk: namen op grafstenen in Suriname en Brits Guyana medegedeeld door Fred. Oudschans Dentz. Uitgave onder
redactie van Peter Bol en Henk Dijs. Bronnenpublicaties Stichting Surinaamse Genealogie, 2006.

– Jehle, Shauna. 1999. John Jay: The First Chief Justice. Uitg. The New Testament Christian School, Constitutional Law, Dr. Paul Jehle.

– Johnston, Henry Philips (editor). 1890. Correspondence and Public Papers of John Jay, 1763 – 1826. New York, Putnam.
P. I, 10 – 12. Letter of John Jay to Samuel Kissam, March, 1770.

– Kissam, Edward. 1892. The Kissam Family in America from 1644-1825. Dempsey & Carroll’s Art Press. New York. p. 24.

– Kissam, Samuel. 1771. An inaugural essay on the anthelmintic quality of the Phaseolus zuratensis siliqua hirsuta, or cow-itch. S. Inslee and A. Car te New York.

– Mabberly, D.J. 1991. “Edward Nathaniel Bancroft’s Obscure Botanical Publications and his Father’s Plant Names”, in : Taxon 30 (1): 7-17. February 1991.

– Monaghan, Frank. 1933. “Samuel Kissam & John Jay”, in: Columbia University Quarterly, Vol 25 (1933), afl. 2 (jun). P. 127-133.

– Nassy, David. 1791. Geschiedenis der kolonie van Suriname, etc. Geheel en opnieuw samengesteld door een gezelschap van Geleerde Joodsche Mannen aldaar.

Historische proeve over de kolonie van Suriname in den jaare 1782, IIe deel: Naamlyst der Amptenaaren: (1772 – 1780). Uitg. Allart en van der Plaats, Amsterdam en Harlingen.

– Toledo-Pereyra, Luis H. 2004. “America’s First English-Speaking Medical Schools”, in: Journal of Investigative Surgery, 17:1, 3-7. I.h.b. p. 4-5;

Websites:

www.columbia.edu/cu/lweb/digital/jay/biography.html
A Brief Biography of John Jay. (raadpleegdatum: 29-7-2008)

www.dbsuriname.com/archief/nat/2007/jan07/18-01-7/N…
(raadpleegdatum 20-9-2007)

www.dbnl.org/tekst/nass008gesc01_01/
N.A. Oud archief Burgerlijke Stand van Suriname: DTB.
3 maart 1774: kerkrechten voor N.O.T. ad F.50,– ten laste van boedel Capt. John Bogaard betaald door Samuel Kissam.
(raadpleegdatum: 10-1-2008)

www.nationaalarchief.nl/:80/koloniaal_Suriname/dbase_gereformeerden/database/zoekenOverzicht.asp
N(ationaal) A(rchief). Oud archief van de Burgerlijke Stand van Suriname: Doop-, Trouw- en Begraafboeken. Toegangsnummer: 1.05.11.16; (raadpleegdatum 10-1-2008)

www.skissam.web.aplus.net//index.html
Kissam Family Association; (raadpleegdatum 10-1-2008)

www.usgennet.org/usa/historical/SouthernNewYork2/sny2_pt76.htm;
(raadpleegdatum 21-9-2007)

 

John Gabriel Stedman

Bijlage

Biografische gegevens van J.G. Stedman

John Gabriel (ook “Jack” genoemd) Stedman, telg uit een oud-adellijk Schots geslacht, werd 4 april 1744 geboren in Dendermonde in Holland. Zijn vader Robert Stedman (1701-1770, Breda) behoorde tot “Scot’s Regt. Scots Brigade”, in dienst van de Staten-Generaal van Holland en in Holland gelegerd; zijn moeder heette Antoinetta Christina, dochter van Nicholas van Ceulen en Johanna de Heron Reigersma, van Bergen op Zoom.

Stedman jr. nam dienst in het Expeditieleger van vrijwilligers dat naar Suriname werd uitgezonden onder bevel van de zwitserse kolonel Louis Henry Fourgeoud. Hiervoor verbleef hij in de periode 1772 – 1777 in de hollandse kolonie. Daar raakte hij verliefd op de 15-jarige Joanna, …”een schone mulattin, dochter van een welvarende hollandse planter Kruythoff en Cery, een kleurlinge…”. Aanvankelijk had hij haar in dienst genomen, maar vervolgens deed hij verschillende pogingen om haar vrij te krijgen van haar meesters. Bij zijn vertrek uit de kolonie bleek hij toch niet over voldoende middelen te beschikken om haar voor een bedrag van twee duizend florijnen vrij te kunnen kopen. Zo moest hij haar met hun zoontje noodgedwongen en tot groot verdriet van alle betrokkenen achterlaten.
Joanna is 5 november 1782, enkele maanden na het huwelijk van Stedman, vermoedelijk overleden aan de gevolgen van een vergiftiging. Thompson sluit niet uit dat de vrouw zwaar zou hebben geleden aan liefdesverdriet dat bij heeft gedragen aan haar dood.
Zoon John zou zich omstreeks 1785 hebben vervoegd bij zijn vader in Holland. Hij trad later in dienst van de Britse Marine en is op jeugdige leeftijd om het leven gekomen:
“John Stedman born in Surinam November 27, 1774, drowned off the coast of Jamaica 1792. He was a midshipman in the British Navy.”(Thompson 1962: 157 + nt. 2)

Na zijn terugkeer in Holland trad Stedman jr. 2 februari 1782 te Maastricht in het huwelijk met Adriana , dochter van Adrian Wierts van Coehorn, uit welk huwelijk twee dochters en twee zoons werden geboren.
Opvallend is dat aan hun derde kind, een dochter, de naam “Joanna” in combinatie met Maria werd toegekend.
Na zijn pensionering vestigde hij zich in Tiveton, een plaatsje in Devonshire, waar hij 1 maart 1797 is overleden.

Stedman jr. schreef zijn werk voor een deel in Holland onder de titel: A narrative of a five years expedition against the revolted negroes, in Surinam, Guiana, on the Wild Coast of South America , from the year 1772 – 1777, elucidating the history of that country, and describing its productions, viz: quadrupeds, birds, fishes, reptiles, trees shrubs, fruits, and roots, with an account of the Indians of Guiana, and negroes of Guiana. Het verscheen 1796 in een tweedelige uitgave versierd met tachtig gravures die vervaardigd waren naar tekeningen van de auteur.
Van deze uitgave zijn door diverse deskundigen een aantal bewerkingen en selecties verzorgd in meerdere talen.

Bron: Journal of John Gabriel Stedman. 1744-1797. Soldier and Author. Onder redactie van Stanbury Thompson. The Mitre Press, Londen. 1962.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter