Dossier Rudolf van Lier Lezing 2022
Op 4 februari 2022 verzorgde Dr. Maurits Hassankhan (Anton de Kom Universiteit van Suriname) de Rudolf van Lier Lezing onder de titel ‘Suriname van een plurale naar een multiculturele samenleving. Een reflectie op de ontwikkeling van de Surinaamse multi-etnische en multiculturele samenleving van 1945 tot 2020’. Dr. Ellen Neslo (Universiteit Utrecht) en Dr. Paul Brendan Tjon Sie Fat (onafhankelijk onderzoeker) reageerden op de voordracht. In dit dossier zijn de lezing en de twee replieken gebundeld. Caraïbisch Uitzicht verwelkomt bijdragen van lezers die op het thema van de lezing willen voortborduren.
Suriname van een plurale naar een multiculturele samenleving
Een reflectie op de ontwikkeling van de Surinaamse multi-etnische en multiculturele samenleving van 1945 tot 2020
door Maurits S. Hassankhan – Anton de Kom Universiteit van Suriname
Ik maakte in 1975 kennis met Van Liers Samenleving in een grensgebied en heb sindsdien gewerkt met dit boek. Ik heb Van Lier persoonlijk niet gekend, in tegenstelling tot velen onder u. Op de middelbare school gebruikten wij de hoofdstukken 8 tot en met 11 (de periode na de afschaffing van de slavernij) als handleiding voor de leerlingen die geschiedenis als keuzevak hadden genomen. Daarnaast was zijn boek verplichte kost op het Instituut voor de Opleiding van Leraren, waar ik cursusleider geschiedenis was.
Ik ben het met velen eens dat Van Liers studie nog steeds een standaardwerk is voor de bestudering van de geschiedenis van Suriname tot 1940. Van Liers grootste criticus, die hem de grondlegger van het wetenschappelijk kolonialisme noemde, heeft het volgende over Van Liers boek gezegd: als je de geschiedenis van Suriname wilt bestuderen, moet je eerst Van Lier hebben gelezen, anders is het zoeken naar een weg in een donker doolhof zonder flashlight.[1] Ik geloof dat men Van Lier geen groter compliment kan maken. Maar ondanks de grote reputatie van het werk heb ik toch één ding als een omissie of een zwakte ervaren, namelijk het feit dat de auteur heel weinig aandacht besteedt aan het fenomeen contractarbeid en aan de geschiedenis van de immigranten.
Ik heb mijn lezing genoemd: Suriname van een plurale naar een multiculturele samenleving. Dat heeft de volgende reden. Van Lier heeft het begrip plurale samenleving, zoals ontwikkeld door Furnivall, toegepast op Suriname. Ik vond en vind dat een plurale samenleving niets anders is dan een samenleving met verschillende etno-culturele groepen. Van Lier noemt Suriname een plurale samenleving bij uitstek. Volgens Furnivall kan een plurale samenleving alleen met macht van bovenaf bij elkaar worden gehouden, omdat de verschillende groepen naast elkaar en niet met elkaar leven. Voor mij is een plurale samenleving synoniem met een multi-etnische of pluriforme samenleving. Later in mijn betoog zal ik hierop terugkomen.
In mijn lezing wil ik laten zien hoe ik als Surinaams historicus aankijk tegen de Surinaamse samenleving vanaf Samenleving in een grensgebied tot het aantreden van de regering Santokhi-Brunswijk in 2020. Centraal staat de ontwikkeling van Suriname van een plurale samenleving – zoals beschreven door Furnivall (1939, 1948) en Van Lier (1949, 1971) – tot de huidige multiculturele samenleving. Dit doe ik aan de hand van een historisch overzicht en met behulp van visies van een aantal wetenschappers.
De rode draad in mijn verhaal is dat niet alleen in de (laat)koloniale tijd, maar ook in de postkoloniale periode er steeds een spanningsveld is geweest tussen enerzijds het streven van de verwesterste elite (Creolen en gemengden) dat alle groepen zich moesten aanpassen aan de Westerse cultuur en anderzijds het streven van vooral de nakomelingen van de immigranten om hun eigen cultuur te behouden.[2] Het Creoolse nationalisme van de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw was hoofdzakelijk gericht op integratie en assimilatie van de verschillende bevolkingsgroepen. De Hindoestanen en Javanen waren echter geneigd hun eigen cultuur te behouden, maar wilden tegelijk volwaardige burgers van Suriname zijn. Hun standpunt is verwoord in het principe van Eenheid in verscheidenheid dat tot uiting zou moeten komen in de gelijke behandeling van alle etno-culturele groepen en het recht om de eigen cultuur te beleven. Zij keerden zich tegen een beleid van assimilatie, aangezien dit het opgaan zou betekenen van de verschillende etnische groepen in de dominante cultuur en het verdwijnen van de groepsculturen.
Opvallend is dat de bewustwording van de eigen cultuur bij de Creolen gepaard ging met de eis of het verlangen dat alle culturen in Suriname moesten assimileren aan de (dominante) Surinaamse cultuur, die feitelijk de Westers-Creoolse cultuur was. Dit cultureel nationalisme ging bovendien gepaard met een streven naar onafhankelijkheid wat vooral op wantrouwen stuitte bij de Hindoestanen.
In mijn betoog zal ik eerst ingaan op de politieke en sociaaleconomische positie van de verschillende etnische groepen in Suriname. Daarna zal ik bespreken hoe de leden van de verschillende groepen met elkaar omgingen en hoe zij over elkaar dachten en denken. Daarbij zal ik onder andere gebruik maken van veldonderzoek dat is verricht.[3]
Politiek en etniciteit
Leiders van politieke partijen in Suriname gebruikten etniciteit in de politiek om de dominantie van een groep te consolideren of om de emancipatie van de lagere klassen en daarmee van bepaalde etnische groepen te realiseren. Deze politiek is succesvol geweest in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Het principe van de verbroederingspolitiek zoals door Jagernath Lachmon bepleit, was bedoeld om niet alleen de emancipatie van de verschillende groepen (het landelijke en het stadsproletariaat zoals hij het noemde) te realiseren, maar ook omdat hij, en oorspronkelijk ook Johan Adolf Pengel, geloofde dat dit de enige of in ieder geval de beste manier was om een vreedzame ontwikkeling van de multi-etnische samenleving te garanderen. Deze politiek is na het herstel van de democratie in 1987 voortgezet door de leiders van de oude op etnische leest geschoeide partijen, te weten de Nationale Partij Suriname (NPS), de Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP) en de Kerukunan Tulodo Prenatan Inggil (KTPI)/Pertjajah Luhur (PL), en wel in de vorm van het Front voor Democratie en Ontwikkeling, meer bekend als het Front en het Nieuw Front.[4]
Vanaf de jaren 60 zijn meer ideologisch gerichte partijen opgericht. Een pionier in dit verband was de Partij Nationalistische Republiek (PNR) van Eddy Bruma. Deze partij had een sterke band met het Creoolse nationalisme en was daardoor in termen van aanhang bijna uitsluitend een Creoolse aangelegenheid. Als zodanig vormde de PNR een gevaar voor de NPS bij het mobiliseren van de Creoolse massa tijdens verkiezingen.
De progressieve ‘linkse’ partijen die vanaf het begin van de jaren 70 opkwamen, waren eveneens ideologisch georiënteerd en verwierpen uit principe de etnische politiekvoering zoals bedreven door de traditionele partijen. De nieuwe partijen waren socialistisch of communistisch geïnspireerd. Het ging om de Kommunistische Partij van Suriname (KPS), de Socialistische Partij Suriname (SPS), het Democratisch Volks Front (DVF), de Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie en de Volkspartij. Zij legden de nadruk op klasse en namen anti-kolonialistische en anti-imperialistische standpunten in.
Was politiek aanvankelijk een zaak van Paramaribo en de kustdistricten, vanaf 1963 werd ook het binnenland in het politieke gebeuren betrokken. Bestaande partijen uit de kuststreek probeerden daar voet aan de grond te krijgen, waarbij de NPS het meest succesvol was, mede omdat Pengel de Marrons (toen Bosnegers geheten) als natuurlijke bondgenoten zag van de Creolen. Dat was mede de reden om de naam Bosnegers te vervangen door Boslandcreolen. Marrons deden in de jaren 60 en 70 op bescheiden schaal hun intrede in de politiek. Zij richtten onder andere de Bosneger Eenheids Partij (BEP) en de Progressieve Bosnegerpartij (PBP) op.
Na de militaire periode (ook wel de revolutionaire periode genoemd) werd in de grondwet van 1987 vastgelegd dat politieke partijen zich niet langer op een etnische leest konden schoeien. Ook werd bepaald dat politieke partijen over democratische structuren dienden te beschikken en hun inkomsten en uitgaven dienden te verantwoorden. Mede op basis hiervan wijzigden de PBP en de BEP hun op de eigen etnische groep afgestemde naam.
Indeling politieke partijen op basis van etniciteit
Waar het gaat om etniciteit maak ik onderscheid tussen de volgende typen partijen:
- Mono-etnische partijen: deze waren er in het verleden, maar vanaf de jaren zestig hebben de oudere partijen hun deuren geopend voor andere etnische groepen om hun kansen op zetelwinst te vergroten. Zuivere mono-etnische partijen anno 2022 zijn vooral partijen die opkomen voor de belangen van de binnenlandbewoners. Het gaat om Marronpartijen als de BEP en Inheemse partijen als de Amazone Partij Suriname (APS).[5]
- Mono-etnische partijen met een multi-etnische franje: deze waren er vanaf 1966. In de NPS werden etnisch/religieuze presidia opgericht, zoals een Moslim presidium, Hindoe presidium en een Javaans presidium. De VHP opende haar deuren voor Creolen, Marrons en Javanen. Ook werkte zij samen met de Sarekat Rakjat Indonesia (SRI).
- Niet-etnische, op ideologische leest geschoeide partijen, zoals de Volkspartij, de PALU, DA-91, DOE, PRO en A21. In deze partijen werden en worden personen uit alle etno-culturele groepen toegelaten, voor zover zij de beginselen van de partij onderschrijven. Partijen als de Volkspartij waren op grassroots niveau actief. Zij verrichtten in volksbuurten sociaal werk en werkten aan de sociaaleconomische verbetering van de situatie van de bewoners, onder andere door de oprichting van volkscomités.
- Multi-etnische partijen: deze propageren nationaal te zijn en niet-etnisch, maar zijn in wezen multi-etnisch. Dat houdt in dat zij rekening houden met het multi-etnische karakter van de samenleving en proberen bij de ledenwerving en het bemensen van posities een weerspiegeling te zijn van de multi-etnische samenleving. Een geslaagd voorbeeld hiervan is de Nationale Democratische Partij (NDP), die groeide van een partij met drie zetels in 1987 tot een partij die in 2015 de meerderheid van de zetels in de Nationale Assemblee wist te verwerven. De NDP presenteert zich als een nationalistische partij die opkomt voor de laagste klassen in de samenleving. Dat in de praktijk ook veel personen uit de hogere klassen profiteren van hun banden met deze partij staat vast.
Een ander voorbeeld van een multi-etnische partij is de VHP, die vanaf 2011 onder leiding van de huidige voorzitter Chan Santokhi de omslag heeft gemaakt van een mono-etnische partij met een multi-etnische franje naar een multi-etnische partij. Santokhi zet zich ervoor in dat alle partijorganen de diversiteit van de samenleving weerspiegelen, in het bijzonder waar het gaat om etniciteit, gender, jeugd, klasse en religie. Bij de transformatie van de partij naar een nationale massapartij ondervindt hij weerstanden van binnen en buiten de partij.
Sommige auteurs beweren dat etnisch stemmen in Suriname vanaf 1991 aan het afnemen is. Als deze vaststelling juist is, dan zou dit terug te vinden moeten zijn in de verkiezingsresultaten. De beschikbare data laten zien dat het stemmen op mono-etnische partijen drastisch is afgenomen en dat ideologisch georiënteerde en niet-etnische partijen aan het groeien zijn. Ook is de aantrekkingskracht van de NDP als multi-etnische partij opvallend.[6]
De traditionele mono-etnische partijen, al of niet met een multi-etnische franje, hebben aan populariteit ingeboet. Dit blijkt uit het afnemende aantal zetels van de NPS, de VHP, de KTPI en de PL. Veelbetekenend is dat tussen 1996 en 2020 de VHP, die bekend staat als de Hindoestaanse partij bij uitstek, steeds minder dan 50% van de Hindoestaanse stemmen heeft behaald. Desondanks wordt de partij tot op de dag van vandaag als de partij van de Hindoestanen beschouwd.
Veel stemmen gaan naar kleine politieke partijen, die vanwege het bestaande districtenstelsel echter niet in staat zijn een zetel te behalen.[7] In het geval er een systeem van landelijke vertegenwoordiging had bestaan, zou de samenstelling van het parlement er na veel verkiezingen anders hebben uitgezien. Om de versnippering van stemmen tegen te gaan, roepen grote partijen hun kiezers op om “slim” te stemmen en hun stem niet verloren te laten gaan door te stemmen op een van de vele kleine partijen, die soms als paddenstoelen uit de grond schieten.
Etniciteit en politiek in relatie tot emancipatie van groepen
Als een politieke partij tegenwoordig wordt aangeduid als een etnische partij, dan is dat over het algemeen niet positief bedoeld.[8] In de regel verwijst men in dat geval naar een mono-etnische partij. Politiek wordt het niet correct gevonden als een partij hoofdzakelijk uit leden van één etnische groep bestaat. Men neemt aan dat deze partij dan uitsluitend of hoofdzakelijk de belangen van de desbetreffende etnische groep behartigt en geen nationale doelen of nationale belangen nastreeft. Voor de meeste politieke partijen is dat een reden om leden van andere etnische groepen in hun midden op te nemen. Een andere reden is dat zij hopen op deze manier meer stemmen te verwerven.
Mono-etnische partijen komen voor bij de binnenlandbewoners die sociaaleconomisch nog in een achterstandspositie verkeren. Hun leiders leggen de nadruk op eenwording en etnisch stemmen om de behartiging van hun belangen veilig te stellen. Dit zou men kunnen vergelijken met de situatie van de immigrantengroepen omstreeks 1945-1949. Ook zíj́ meenden dat hun belangen het beste behartigd konden worden door leden van de eigen groep. Ervaring met decennialange politiekvoering heeft waarschijnlijk invloed gehad op deze houding. Zo zal nader onderzoek moeten uitwijzen hoe het komt dat de NDP in het binnenland zo succesvol is geweest, terwijl de partijleiding hoofdzakelijk afkomstig is uit de kuststreek. Andere partijen zoals de NPS hebben tot nu toe gefaald om hier vaste voet aan de grond te krijgen. De VHP heeft naar het voorbeeld van de NDP ook de omslag gemaakt naar een multi-etnische partij die opkomt voor de gehele bevolking en kandidaten stelt in alle districten. Maar tot nu toe is zij evenmin succesvol geweest in het binnenland als we kijken naar het aantal zetels dat de partij hier heeft behaald.
Terwijl in Suriname een overgang zichtbaar is van mono-etnische partijen naar multi-etnische partijen, zien wij echter dat bij bepaalde etnische groepen politieke leiders nog steeds de nadruk leggen op eenheid en het sluiten van de gelederen om politieke winst te behalen. Voorbeelden hiervan zijn de oproep van de PL om alle Javanen in één politiek thuis onder te brengen en de pogingen van Ronnie Brunswijk, leider van de Algemene Bevrijdings- en Ontwikkelingspartij (ABOP), om alle Marrons in één partij te verenigen.[9] In 2019 hebben Brunswijk en NPS-voorzitter Gregory Rusland geprobeerd om een eenheidsbeweging van Afro-Surinamers van de grond te krijgen. Vanwege enorme kritiek uit de samenleving heeft de NPS dit eenheidspact uiteindelijk afgeblazen.
Groepen die een achterstand hebben in ontwikkeling zijn waarschijnlijk eerder geneigd om op een (mono)etnische partij te stemmen, omdat men ervan uitgaat dat ‘eigen’ mensen meer dan anderen in staat en bereid zijn de belangen van de groep te behartigen. Vanuit demografisch oogpunt is het voor Marron politici ook de moeite waard om Marron partijen te stichten en etnisch te mobiliseren. Het binnenland wordt nu eenmaal hoofdzakelijk bewoond door Marrons en Inheemsen en vooral de natuurlijke aanwas onder de Marrons is groot. Marron politici voelen zich bovendien gesterkt in hun aanpak doordat internationale verdragen voorschrijven dat de rechten van Inheemsen en tribale volkeren geëerbiedigd moeten worden.[10]
Chinezen en Inheemsen in de politiek
Vanwege hun geringe aantal is het voor Chinezen en Inheemsen niet praktisch een eigen politieke partij op te richten. Aangezien de meeste Chinezen in de handel en in het bedrijfsleven werkzaam zijn, zijn zij verspreid over verschillende partijen te vinden: NPS, PL, NDP, VHP. Uit de kring van de Oud-Chinezen zijn veel intellectuelen voortgekomen en daarom is het niet verwonderlijk dat uit deze groep personen in de hogere beroepsgroepen te vinden zijn. In de politiek spelen zij een rol als sponsor, DNA-lid en minister. De rol van de Nieuw-Chinezen in de politiek is onduidelijk en dient nog nader onderzocht te worden.
Inheemsen worden door verschillende politieke partijen in Para, Marowijne en Sipaliwini – waar zij hoofdzakelijk gevestigd zijn – benaderd om hun aandeel te leveren. Vanwege het kiesstelsel kunnen de stemmen van deze bevolkingsgroep in de desbetreffende districten en ressorten de doorslag geven bij het verwerven van DNA- en ressortraadszetels. Als gevolg hiervan hebben Inheemsen verschillende malen zitting gehad in het parlement. Momenteel maakt ook een Inheemse minister deel uit van de regering. Pogingen van Inheemsen om met een eigen politieke partij of met eigen politieke partijen zelfstandig de verkiezingen in te gaan zijn tot nog toe niet succesvol geweest.
Positie van de verschillende etnische groepen in de Surinaamse samenleving en hun onderlinge relaties
In de periode 1950-2012 hebben zich in Suriname een aantal opmerkelijke ontwikkelingen voorgedaan in de bevolkingssamenstelling. Er vond onder Creolen een relatieve afname van hun aantal plaats, vooral na invoering van de categorie gemengden in de volkstellingen vanaf 2004. Tot 1971 maakten de Hindoestanen getalsmatig een toename mee, maar dit aantal stabiliseerde zich vanaf 2004. De Javanen bleven tussen 1950 en 2012 getalsmatig redelijk stabiel, terwijl de Marrons vanaf 2000 in aantal groeiden en inmiddels naar omvang de tweede bevolkingsgroep van het land zijn geworden. De Chinezen en Inheemsen bleven relatief kleine minderheden. Voor een overzicht van de belangrijkste demografische verschuivingen in genoemde periode, zie onderstaande tabel.
Bevolking van Suriname naar etnische groepen, 1950-2012
Etnische groep | 1950 | 1964 | 1971 | 1980[11] | 2004 | 2012 |
Creolen | 37% | 35% | 31% | 34,7% | 18% | 16% |
Gemengd | 0% | 0% | 0% | – | 12% | 13% |
Hindoestanen | 31% | 35% | 37% | 33,4% | 27% | 27% |
Javanen | 18% | 15% | 15% | 16 % | 15% | 14% |
Bosnegers/Marrons | 9 % | 9% | 10% | 9,5 % | 15% | 22% |
Indianen/Inheemsen | 1,7% | 2,2% | 2,7% | 3 % | 3,7% | 3,8% |
Chinezen | 1,2% | 1,6% | 1,7% | 1,3% | 1,8% | 1,5% |
Europeanen | 1,3% | 1,3% | 1,0% | 0,5% | 0,6% | 0,3% |
Overige | 1% | 1% | 1% | – | 0% | 1% |
Geen antwoord | 0,0% | 0,0% | 0,0% | – | 6,4% | 0,3% |
Onbekend | 0,2% | 0,0% | 0,0% | – | 0,0% | 0,0% |
Absoluut | 204,561 | 324,211 | 384,900 | 492,829 | 541,638 |
Bron: ABS-volkstellingen
Nader onderzoek is vereist naar de economische positie van de verschillende etnische groepen. De volkstellingsgegevens zijn onbetrouwbaar waar het gaat om inkomen en werden om die reden niet gepubliceerd. De economische positie kan men wel enigszins afleiden uit de behaalde onderwijsniveaus.
Uit onderstaande tabel blijkt dat Creolen in Paramaribo en Wanica waar het gaat om het genoten onderwijs het beste ontwikkeld zijn, dat relatief veel Hindoestanen slechts een lagere scholing hebben genoten, dat relatief veel Marrons het VOS hebben doorlopen en dat relatief veel Creolen een hogere opleiding hebben gehad, terwijl het percentage Marrons dat een hogere opleiding heeft gevolgd niet minder is dan bij Hindoestanen en Javanen.
Hoogste opleiding in Wanica en Paramaribo naar etniciteit
Bron: Etniciteitsonderzoek Hassankhan e.a. 2015-2017
Wat betreft de sociaal-economische positie van de verschillende groepen heeft het onderzoek van Hassankhan, Ligeon en Scheepers (1995) als uitkomst gehad dat in Paramaribo Hindoestanen het beter hadden, gevolgd door Javanen en daarna Creolen. Uit onderzoek van Schalkwijk en De Bruijne (1997) blijkt dat onder de bezitters van SoZaVo kaarten (voor arme gezinnen) er relatief veel Hindoestanen zitten. Conclusie van de auteurs: hoewel welvaart onder Hindoestanen waarschijnlijk meer voorkomt dan bij Creolen, Javanen en Marrons er toch ook binnen deze groep veel armoede heerst.
Sociaal-economische en politieke emancipatie van de verschillende groepen
Zoals eerder vermeld zijn Marrons en Inheemsen in de samenleving nog altijd de meest achtergestelde groepen. Dit geldt vooral voor hen die in het binnenland wonen. De actieve deelname van Marrons aan de politiek vanaf 1987 heeft hun emancipatieproces echter versneld. Dit was zichtbaar het geval toen in 2005 Marronpartijen zich hadden gebundeld in één overkoepelende organisatie, de A-Combinatie, en deel gingen uitmaken van de regeringscoalitie. Zolang Marrons etnisch stemmen, zijn zij vanwege het huidige kiesstelsel verzekerd van een substantieel aantal zetels. Bij de verkiezingen van 2020 haalden Marronpartijen elf zetels binnen, terwijl zij daarnaast nog vertegenwoordigers hebben in de NDP- en de VHP-fractie. Het doorlopende proces van urbanisatie heeft ertoe geleid dat inmiddels ook grote aantallen Marrons in Paramaribo, Wanica en Para woonachtig zijn, waardoor zij ook zetels in deze districten kunnen bemachtigen.
Wetenschappers menen dat naarmate de emancipatie van een etnische groep vordert er minder neiging zal bestaan om zich als groep te bundelen in een eenheidspartij.[12] Dat is gebleken bij de Creolen, gevolgd door de Hindoestanen en later de Javanen. Leden van deze groepen zijn verspreid over meerdere partijen waaronder ook partijen die niet met de eigen etnische groep vereenzelvigd kunnen worden.[13] Eerder is melding gemaakt van het feit dat meer dan de helft van de Hindoestanen niet op de VHP stemt. Zij steunen de NPS, de NDP, de KTPI, de PALU, DOE, DA’91 en niet te vergeten enkele overwegend Hindoestaanse splinterpartijen. Een vergelijkbare ontwikkeling heeft zich voorgedaan bij de Creolen en de Javanen.
Een factor die het etnisch stemmen bevordert of heeft bevorderd is het kiesstelsel. Het districten meerderheidsstelsel, zoals ingevoerd in 1948 en later opnieuw in 1987, speelt hierin een bepalende rol. In de samenleving is een algemeen geuite klacht dat het huidige kiesstelsel onrechtvaardig is en niet de democratische wil van het volk weerspiegelt. De stemmen van de kiezers tellen niet overal even zwaar, aangezien in sommige districten het inwonertal en het aantal te vergeven DNA-zetels ernstig uit balans zijn geraakt. Vertegenwoordigers van Marronpartijen zijn niet genegen om mee te werken aan een herziening van het kiesstelsel, omdat het huidige stelsel in hun voordeel werkt. Marrons zijn in de meerderheid in drie districten waar in totaal tien zetels te vergeven zijn. Daarnaast kunnen zij in de districten Paramaribo en Wanica nog zetels verwerven.
Beeldvorming van verschillende etnische groepen over elkaar
Met de komst van contractarbeiders naar Suriname heeft de negatieve beeldvorming van etnische groepen over elkaar een merkbare impuls gekregen. Dit werd versterkt in de eerste helft van de twintigste eeuw. Rond 1960 deden de Nederlandse antropologen Van Renselaar en Speckman onderzoek onder Creolen en Hindoestanen. Zij constateerden eennegatieve beeldvorming van Creolen en Hindoestanen over elkaar en een positief oordeel van beide groepen over Javanen. De trek naar de stad heeft de integratie enigszins bevorderd, maar heeft waarschijnlijk ook vooroordelen over groepen versterkt, bijvoorbeeld negatieve vooroordelen over Marrons waar het gaat om hun (vermeende) betrokkenheid bij criminaliteit. Daarnaast moet worden vastgesteld dat de concurrentie tussen de verschillende etnische groepen is toegenomen. Dit blijkt vooral bij de verdeling van schaarse middelen, zoals banen bij de overheid, vergunningen, percelen/bouwkavels, beurzen, SoZaVo kaarten en banen bij particulieren. Hier staat tegenover dat de sociale afstand kleiner wordt. Men leert elkaar beter kennen en ontdekt dat leden van andere etnische groepen ook positieve eigenschappen hebben en ‘eigen’ groepsleden negatieve eigenschappen.
Een belangrijke conclusie die getrokken kan worden uit het onderzoek van Hassankhan e.a. in 2015-2017 is dat in Paramaribo en Wanica leden van de drie grootste etnische groepen een vrij negatief beeld hebben van Hindoestanen. Uit het onderzoek blijkt echter ook dat leden van etnische groepen aan leden van de eigen groep ook negatieve eigenschappen toekennen en aan leden van andere groepen positieve eigenschappen.
Beeldvorming etnische groepen over elkaar in termen van negatieve en positieve eigenschappen
Nr. | Negatieve eigenschap (%) | Cr. | Hind. | Jav. | Marr. | Tot. |
1 | Drinken veel alcohol | 2,9 | 94,7 | 0,8 | 1,6 | 100% |
2 | Gierig | 22,9 | 50,2 | 10,4 | 16,5 | 100% |
3 | Lui om te werken | 68,1 | 8,1 | 6,3 | 17,5 | 100% |
4 | Hebben nooit genoeg bezit | 19,7 | 56,8 | 14,4 | 9,1 | 100% |
5 | Oneerlijk | 22,6 | 40,2 | 23,3 | 13,9 | 100% |
6 | ‘Regelen’ elkaar ten koste van anderen | 19,7 | 57,9 | 18,1 | 4,3 | 100% |
7 | Nemen steekpenningen (tyuku’s) | 19,0 | 71,3 | 7,4 | 2,3 | 100% |
8 | Geven steekpenningen (tyuku’s) | 11,5 | 78,3 | 7,4 | 2,8 | 100% |
9 | Politiek onbetrouwbaar | 13,6 | 28,3 | 48,8 | 9,3 | 100% |
10 | Denken alleen aan zichzelf | 12,5 | 58,4 | 19,8 | 9,2 | 100% |
11 | Discrimineren andere etnische groepen | 20,8 | 62,4 | 9,1 | 7,7 | 100% |
12 | Bij voorkeur eigen mensen in dienst nemen | 15,1 | 47,7 | 31,9 | 5,4 | 100% |
13 | Gewelddadig | 33,3 | 19,4 | 2,3 | 45,0 | 100% |
14 | Ruiken onfris | 21,2 | 10,0 | 1,2 | 67,6 | 100% |
15 | Nooit of vaak niet op tijd | 60,6 | 12,6 | 4,2 | 22,6 | 100% |
16 | Houden zich vaak niet aan afspraken | 56,6 | 13,2 | 6,6 | 23,5 | 100% |
17 | Slijmen om vooruit te komen | 6,9 | 40,8 | 50,2 | 2,1 | 100% |
18 | Worden rijk vanwege de drugshandel | 20,5 | 71,1 | 0,6 | 7,8 | 100% |
19 | Seksueel gemakkelijk te verleiden (vrouwen) | 27,1 | 7,5 | 48,9 | 16,4 | 100% |
20 | Gokken en dobbelen | 20,8 | 36,4 | 40,3 | 2,6 | 100% |
21 | Geven meer uit dan zij verdienen | 66,2 | 8,4 | 9,6 | 15,9 | 100% |
22 | Schuldig aan criminele daden | 41,0 | 4,6 | – | 54,4 | 100% |
23 | Gedragen zich niet nationaal | 21,8 | 41,6 | 7,0 | 29,6 | 100% |
Positieve eigenschappen etnische groepen
Nr. | Positieve eigenschap (%) | Cr. | Hind. | Jav. | Marr. | Tot. |
1 | Harde werkers | 12,6 | 57,7 | 7,9 | 21,9 | 100% |
2 | Eerlijk en betrouwbaar | 23,2 | 40,8 | 22,4 | 13,6 | 100% |
3 | Tolerant/verdraagzaam | 23,7 | 30,3 | 30,6 | 15,3 | 100% |
4 | Beschaafd | 17,5 | 33,5 | 35,0 | 13,9 | 100% |
5 | Discrimineren niet | 34,1 | 24,3 | 25,4 | 16,3 | 100% |
6 | Spaarzaam | 3,2 | 90,5 | 4,7 | 1,6 | 100% |
7 | Komen vooruit door hard studeren | 12,4 | 72,3 | 3,5 | 11,8 | 100% |
8 | Ondersteunen elkaar | 7,9 | 55,9 | 28,5 | 7,6 | 100% |
9 | Behulpzaam | 22,0 | 35,8 | 28,6 | 13,6 | 100% |
10 | Plezierig | 33,7 | 31,6 | 19,8 | 14,9 | 100% |
11 | Eenheid in optreden | 13,8 | 39,1 | 28,4 | 18,7 | 100% |
12 | Politiek betrouwbaar | 40,0 | 32,1 | 8,4 | 19,5 | 100% |
13 | Vaderlandslievend | 44,5 | 25,7 | 10,2 | 19,6 | 100% |
Bron: Etniciteitsonderzoek Hassankhan e.a. 2015-2017
Visies op de multi-etnische samenleving: Van Furnivall tot Menke
In deze sectie behandel ik verschillende visies op de multi-etnische samenleving. Ik sluit deze af met mijn visie dat de Surinaamse samenleving een multiculturele samenleving is, waarin gelijkwaardige etno-culturele groepen de samenleving vormen en Surinaamse burgers verschillende identiteiten (kunnen) hebben die niet tegengesteld zijn aan elkaar.
Van Lier heeft in 1949 beweerd dat de theorie van de plural society, zoals geïntroduceerd door Furnivall, voor Suriname van toepassing is. Volgens Furnivall hebben alle tropische kolonies van het Westen met elkaar gemeen dat zij plurale samenlevingen zijn:
‘It is in the strictest sense a medley, for they mix but do not combine. Each group holds by its own religion, its own culture and language, its own ideas and ways. As individuals they meet, but only in the market-place, in buying and selling. There is a plural society, with different sections of the community living side by side, but separately, within the same political unit. Even in the economic sphere there is a division of labour along racial lines.’[14]
Bij een nadere bestudering van het werk van Furnivall blijkt dat hij nooit heeft beweerd dat een plural society altijd een plural society zal blijven. Wat zou de uitkomst zijn voor een dergelijke samenleving na het verkrijgen van de onafhankelijkheid? Furnivall beweerde dat de bovengenoemde kenmerken gelden voor tropische kolonies. De verschillende groepen worden bij elkaar gehouden door een externe macht: de koloniale overheid. De redding voor deze samenlevingen zal zijn het ontwikkelen van een gemeenschappelijke wil.
Voor de bestudering van de Surinaamse samenleving gebruikt Van Lier de indeling van Freyer en onderscheidt hij twee typen samenlevingen, die worden bepaald door de mate waarin er eenheid bestaat en gelijkheid tussen de leden, namelijk
- Maatschappij: bestaat uit heterogene delen die door macht bijeen worden gehouden.
- Gemeenschap: kenmerkt zich niet door machtsverhoudingen, één cultuur in haar geheel is het geestelijk bezit van elk lid van de groep. Elementen die gemeenschapsvorming bepalen zijn: samenleving in een ruimtelijk aaneengesloten gebied, een godsdienst en mythen waarin de meeste leden van de groep geloven, zeden die blijvend zijn en een eenvoudige materiële cultuur die door allen wordt beheerst.[15]
Volgens Van Lier komen gemeenschappen vrijwel niet meer voor, maar kent elke maatschappij gemeenschapsvormende elementen. Anders gezegd: een maatschappij bestaat niet alleen bij de gratie van macht, maar ook van gemeenschapsvormende elementen. Binnen een gemeenschap berust gezag in de eerste plaats op autoriteit.
Suriname is een maatschappij met een koloniaal verleden. Door de komst van verschillende etnische groepen is de etnische verscheidenheid vergroot en de socio-culturele differentiatie versterkt. In Suriname vielen volgens Van Lier vóór 1940 rasverschillen samen met klassenverschillen. Hij gebruikt de term gesegmenteerde samenleving voor de periode na de Tweede Wereldoorlog.
Klassenmaatschappij
Relaties tussen de verschillende bevolkingsgroepen
Als kenmerken van Europeanen noemt Van Lier hun superioriteitsgevoel tegenover anderen en hun negatieve opvattingen over kleurlingen en negers. Op hun beurt keken Joden en kleurlingen neer op negers. Volgens Van Lier was het ideaal van de kleurling de volledige assimilatie aan de Hollander in raciaal en cultureel opzicht. Binnen de kleurlingengroep bepaalde de hoeveelheid blank bloed hoe ver men gevorderd was op weg naar volledige assimilatie aan de Hollander.
In de 20ste eeuw ontstond er een zeker rasbewustzijn onder de negers. In de loop van de tijd verloor het woord ‘neger’ zijn beledigende klank. Zo werd in 1947 de Neger Politieke Partij opgericht. De onderdanige houding van de lagere volksmassa verdween volgens Van Lier mede onder invloed van het onderwijs. Voor de ontwikkelingen na 1945 gebruikte Van Lier niet meer het begrip ras, maar de term etnische groep. Hij constateerde dat het sociale contact tussen de etnische groepen (Creolen, Hindoestanen, Javanen) was toegenomen, maar dat de sociale afstand was gebleven.
Ook de negatieve vooroordelen van etnische groepen over elkaar handhaafden zich na de Tweede Wereldoorlog en bleven een voedingsbodem voor mogelijke etnische conflicten.Bij de Hindoestanen was er sprake van een vergroting van het etnisch-culturele zelfbewustzijn door het toegenomen cultuurcontact. Toch was het volgens Van Lier tot dat moment mogelijk om op economisch en politiek terrein zonder al te grote moeilijkheden in een zelfstandig staatsbestel samen te werken door in coalitieverband met elkaar op te trekken. Niettemin achtte hij waakzaamheid ten aanzien van de interetnische verhoudingen op zijn plaats.
Cultureel bewustzijn
De verschillende etnische groepen streefden naar het behouden en verder ontwikkelen van de eigen cultuur. Zij richtten zich op het scheppen van een eigen geestelijke wereld en het innemen van een contraire houding tegenover assimilatie met de Nederlandse cultuur. Dit was het geval bij de Creolen, de Hindoestanen en de Javanen. Centraal stond de instandhouding en cultivering van de eigen culturele identiteit, in het bijzonder op het gebied van de taal, de zeden en de godsdienst.
Er ontstond geleidelijk aan een cultuurconflict dat Surinaamse intellectuelen voor allerlei onopgeloste vraagstukken stelde. Jammer genoeg verzuimt Van Lier om in de tweede editie van zijn boek (gepubliceerd in 1971) op deze vraagstukken in te gaan. Hij doet er ook over het cultureel nationalisme van de Creolen het zwijgen toe. Dit nationalisme kwam erop neer dat de Afro-Surinaamse cultuur als de nationale cultuur werd gepresenteerd.
In een belangwekkende studie getiteld Suriname. Neokolonie in Rijksverband (1973) onderscheidde Kruijer etniciteit en sociale klasse als ordeningsprincipes van de Surinaamse samenleving. Volgens hem was de indeling in sociale klassen het belangrijkste structurele principe, terwijl de etnische verdeeldheid van secundair belang was. Naar het oordeel van Kruijer was de etnische verdeeldheid oorspronkelijk een verdeeldheid binnen de onderliggende klasse, het proletariaat. Het Surinaamse volk bestond oorspronkelijk immers uit (dwang) arbeiders.
Vanuit elke etnische groep van proletariërs gingen individuen sociaal stijgen. Eerst de Creolen, die na vermenging met blanken een kleine bourgeoisie wisten te vormen. Cultureel waren zij Nederlanders. Later voegden Hindoestanen zich bij hen, maar zij mengden zich veel minder, met Nederlanders en met Creolen. Ook namen ze in veel mindere mate de Nederlandse cultuur over.[16]
Volgens Kruijer zagen ‘Creoolse kleinburgers’ de sociale stijging van de Hindoestanen niet als een bedreiging van hun Creool zijn, maar van hun kleine bourgeoisie status. Maar, zo legde hij uit, wat objectief gezien secundair is, konden ‘Creoolse kleinburgers’ wel degelijk als primair ervaren, zeker als in aanmerking wordt genomen dat mensen geïndoctrineerd werden en tegen elkaar werden opgezet. De verdeling naar etniciteit werd een sociaal feit, mede onder invloed van emancipatiebewegingen die na de oorlog van de grond waren gekomen.
Kruijer gebruikte de term ‘sociale gespletenheid’, naar zijn zeggen een combinatie vanverzuiling (religie) en segmentering (naar etniciteit). Suriname was volgens hem gesegmenteerd en in zekere mate verzuild. Hij stelde dat het land nauwelijks een natie genoemd kon worden aangezien het was ingekapseld in de sociaal-economische structuren van andere landen. De bourgeoisie werd gedomineerd door het buitenland of verleende hand- en spandiensten hieraan. De kleine bourgeoisie identificeerde zich met deze bourgeoisie. Daarnaast werd de vorming van een nationale identiteit belemmerd door de aanwezigheid van cultureel sterk heterogene bevolkingsgroepen. Dit werd weerspiegeld door een gesegmenteerd verenigingsleven waarbij elke groep en elk segment over eigen organisaties beschikte. Dit hing samen met de heersende woonsituatie (etnisch bijna homogene wijken of woonbuurten) en werd versterkt doordat culturele verenigingen vaak informeel verbonden waren met politieke partijen.[17]
In de jaren 60 vielen volgens Kruijer ras en klasse in Suriname niet langer samen: ‘Een bevolkingsgroep is hoger in de hiërarchie naarmate zij relatief meer mensen in de hogere klassen heeft zitten.’ Binnen elke etnische groep konden er drie klassen worden onderscheiden. In de sociale hiërarchie was de volgorde van hoog naar laag: Creolen, Hindoestanen, Javanen.[18] Een interessante studie over de multi-etnische samenleving is die van St- Hilaire, die stelt dat de term assimilatie gewoonlijk van toepassing is op die individuen of groepen die het gedrag en de praktijken van de ‘reguliere’ cultuur overnemen. Etniciteit wordt vaak versterkt door de ervaringen van een etnische groep met discriminatie en beperkte kansen op sociaal-economische vooruitgang. Om die reden gebruiken sociaal achtergestelde etnische groepen hun groepsidentiteit als middel om discriminatie en schaarste het hoofd te bieden en groepsleden mogelijkheden aan te reiken tot sociale mobiliteit.[19]
St-Hilaire stelt dat de ervaringen van elke etnische groep een facet onthullen van hoe etniciteit wordt geconstrueerd en hoe assimilatie zich verhoudt tot de sociaal-culturele evolutie van een plurale samenleving waarin de koloniale erfenis een opgelegde supra-etnische taal en cultuur als de enige bindende krachten heeft achtergelaten. Hij concludeert met betrekking tot de ervaringen van de grootste Surinaamse bevolkingsgroepen dat Creolen en Hindoestanen een gesegmenteerde assimilatie hebben getoond. Creolen domineerden het overheidsapparaat en de gewapende machten en Hindoestanen zochten hun heil in het zakenleven. Creolen stonden erop dat het Sranantongo en kernelementen van de Creoolse identiteit een prominente plaats behielden in de nationale identiteit. Hindoestanen hielden vast aan hun eigen taal – het Sarnámi Hindoestani – ter versterking van hun groepsidentiteit.[20]
In Menke’s theorie van natievorming en natiecreatie beoordeelt de auteur natievorming als een proces van homogenisering dat opgelegd wordt door de staat. Naar zijn oordeel stamt natievorming uit de koloniale tijd en propageert dit ideaal vooral de denkbeelden van assimilatie. Tegenover natievorming plaatst hij natiecreatie waaronder hij een proces verstaat van pluralisering. In dit verband werken verschillende groepen spontaan en creatief aan een homogenisering van de samenleving. Dit geschiedt met respect voor elkaars culturen en op voet van gelijkwaardigheid.[21]
Mijn kritiek op de theorie van Menke is dat hij voor de overheid kennelijk geen taak ziet weggelegd in het proces van natievorming. Ik beschouw dit als problematisch. De overheid kan met inachtneming van de UNESCO Universal Declaration on Cultural Diversity (2001) wel degelijk actief werken aan de bevordering van saamhorigheid en nationaal bewustzijn. Deze declaratie is duidelijk waar het gaat om het recht op het consolideren van afzonderlijke culturen en respect voor de diversiteit van culturen. Dat recht wordt als een mensenrecht gekwalificeerd.
De multiculturele samenleving
Mijn opvatting is dat in een multiculturele samenleving verschillende groepen naast elkaar kunnen bestaan met behoud van hun culturele identiteit. Bij deze groepen is het besef van een natie aanwezig en kunnen de leden zich met deze natie vereenzelvigen. Dit is mogelijk omdat elk individu tot verschillende groepen behoort en daardoor over verschillende identiteiten beschikt.
In een multiculturele samenleving houdt men rekening met en eerbiedigt men de aanwezigheid van multiple identities die verbonden zijn met familie/gezin, sociale organisaties als buurt-, sport- en culturele verenigingen; religie; staat/natie en regionale en transnationale verbanden.
Multiculturalisme en respect voor de diversiteit van culturen komen goed tot hun recht in de theorie van Eenheid in verscheidenheid, zoals ontwikkeld door Adhin.[22] Deze theorie was bedoeld om tegenwicht te bieden aan de assimilatiepolitiek, zoals gepropageerd door de toenmalige verwesterste elite. Van de immigranten werd verwacht dat zij de dominante cultuur in Suriname zouden overnemen. Adhin tekende hier bezwaar tegen aan. Naar zijn oordeel konden groepen worden aangemoedigd om te integreren, maar niet om te assimileren. Met dit doel ontwikkelde hij een drie cirkel theorie van integratie.[23] De buitenste cirkel heeft betrekking op voeding, kleding en huisvesting (roti, kaprá aur makán). In deze cirkel kan men zaken van elkaar overnemen zonder de eigen identiteit prijs te geven. De middelste cirkel verwijst naar een overgangsgebied met bepaalde waarden en normen, terwijl de binnenste laag betrekking heeft op de kernwaarden van een cultuur. Doe je daar concessies, dan loop je kans je identiteit kwijt te raken.
In discussies over een modernere visie op culturele diversiteit binnen de Surinaamse samenleving is wel voorgesteld om Eenheid in verscheidenheid plaats te laten maken voor Verscheidenheid in Eenheid. Ik wil hier betogen dat dit een onzinnige discussie is, omdat het primair gaat om de erkenning van het behoren tot één Surinaamse natie, bestaande uit verschillende etno-culturele groepen die van elkaar verschillen, maar die niet contrair aan elkaar zijn. Verschillen zijn geen tegenstellingen, althans zij behoeven dat niet te zijn.
Het probleem in Suriname is niet de aanwezigheid van verschillende etnische groepen, maar het optreden van etnocentrisme.[24] Dat is waar Surinamers zich bewust van moeten zijn. Inherent aan de Surinaamse samenleving is respect voor elkaars cultuur en erkenning dat culturele rechten mensenrechten zijn. De verschillende groepen integreren, maar hoeven niet te assimileren. Assimilatie is een natuurlijk proces dat vanzelf zal plaatsvinden. Het is een geleidelijk proces.
In de tussentijd is het van belang dat Surinamers het bestaan van verschillende culturen als een rijkdom beschouwen en culturele diversiteit en onderlinge verdraagzaamheid als nation-branding gebruiken.[25]
Dat uit politieke en sociaal-economische motieven verschillen tussen etnische groepen van tijd tot tijd worden aangewakkerd, is iets waarmee wij moeten leven. Een positieve zaak is, dat politieke leiders in Suriname, ongeacht tot welke partij of ideologie zij behoren, er tot nu toe blijk van hebben gegeven dat het opwekken van etnische spanningen en etnische strijd een ramp voor de samenleving kan betekenen. Dat is volgens mij ook de reden waarom velen in de samenleving beducht zijn voor mogelijke etnische spanningen en het breed in de traditionele en social media uitmeten van elke indicatie van etnische of raciale ophitsing. Een punt van zorg is daarbij hoe we social media kunnen gebruiken om te voorkomen dat onverantwoorde uitspraken m.b.t. etnische relaties breed gedeeld worden. Ik ben het wat dat betreft eens met de opmerkingen van Ramsoedh hierover.[26]
Nawoord
In de periode 2015-2017 heb ik samen met vier studenten van de masteropleiding geschiedenis een onderzoek gedaan naar de relaties tussen de vier grootste bevolkingsgroepen in Suriname en de percepties zij hebben over elkaar en over de eigen groep. Het onderzoek werd verricht in Paramaribo en Wanica, en wel onder personen die in 2015 op de kiezerslijst stonden. In het onderzoek werden 100 personen per etnische groep geïnterviewd. De onderlinge tolerantie blijkt uit het feit dat meer dan 80% van de respondenten een vrij positief beeld van de onderlinge relaties gaf. Dat komt overeen met het algemene beeld dat er in Suriname over deze relaties bestaat. Wanneer wij echter doorvroegen, kwamen er vormen van etnocentrisme aan de oppervlakte.
Heel opvallend was het feit dat bij alle groepen het meest negatieve beeld bestaat over de Hindoestanen. Dat is een zaak om over na te denken. Ik pleit ervoor om een uitgebreid landelijk onderzoek te verrichten naar etnische relaties en naar de meningen van etnische groepen over elkaar.
Aangehaalde literatuur
Adhin, Jnan, 1957. ‘Eenheid in verscheidenheid’ in: Culturele Activiteit in Suriname. Beginselen, feiten en problemen. Paramaribo: Stichting Cultureel Centrum Suriname, p. 134-139.
Adhin, Kanta. 2005. ‘Drie-cirkels-model biedt mogelijkheden voor integratie met behoud van het eigene’ in: Kanta Adhin (eindredactie). Het Hindostaanse gedachtegoed in hedendaagse context (Utrecht 15 mei 2005). Den Haag: Dr. Jnan Adhin Instituut (JAI), p. 35-39. https://www.yumpu.com/nl/document/view/20274020/het-hindostaanse-gedachtegoed-in-hedendaagse-adhin-instituut
Egger, Jerry. 1996. ‘Observaties bij een verkiezingscampagne. Suriname januari-mei 1996’, SWI-Forum voor kunst, cultuur en wetenschap vol. 12-13, dl 2-1, p. 14-23.
Furnivall, J.S. 2010. Netherlands India: A Study of Plural Economy. Cambridge: Cambridge University Press. [Oorspronkelijk 1939]
Furnivall, J.S. 2014. Colonial Policy and Practice. A Comparative Study of
Burma and Netherlands India. Cambridge: Cambridge University Press. [Oorspronkelijk 1948]
Gowricharn, Ruben. 2019. ‘The Decline of Ethnic Voting Patterns in Plural Societies: Evidence from Suriname’, Politics vol. 39, issue 4. https://doi-org.ezproxy.leidenuniv.nl/10.1177/0263395718782388
Hassankhan, Maurits, Martha Ligeon en Peer Schepers. 1995. ‘Sociaal-economische verschillen tussen Creolen, Hindoestanen en Javanen: 130 jaar na de afschaffing van de slavernij’, in: L. Gobardhan-Rambocus, M.S. Hassankhan en J.L. Egger. De Erfenis van de Slavernij. Paramaribo: Anton de Kom Universiteit, p. 249-274.
Hassankhan, Maurits S. 2004. Politieke ontwikkeling en politieke systemen in Suriname en de regio. Paramaribo: Anton de Kom Universiteit van Suriname.
Hira, Sandew. 1983. Van Priary tot en met De Kom. Rotterdam: Futile.
Hoefte, Rosemarijn en Wouter Veenendaal. 2019. ‘The Challenges of Nation Building and Nation Branding in Multi-Ethnic Suriname’, Nationalism and Ethnic Politics 25 (2) 173-190.
Kruijer, G.J. 1973. Suriname, neokolonie in rijksverband. Boom: Meppel.
Menke, Jack. 2008. Natievorming en natiecreatie. Paramaribo: Stichting Wetenschappelijke Informatie.
Ramsoedh, Hans. 2021. ‘Sociaal pyromanen binnen de Surinaamse gemeenschap en hun protest bij de ADEK-lezing door President Santokhi’, Hindorama 21 september 2021. https://www.hindorama.com/sociaal-pyromanen-binnen-de-surinaamse-gemeenschap-en-hun-protest-bij-de-adek-lezing-door-president-santokhi-hans-ramsoedh/
Schalkwijk, Aart en G.A. de Bruijne. 1997. Van Mon Plaisir tot Ephraïmszegen. Welstand, etniciteit en woonpatronen in Paramaribo. Amsterdam/Paramaribo: Instituut voor Geografie/ Leo Victor.
Schalkwijk, Marten. 1996. ‘De etnische stem in de Surinaamse politiek’, SWI-Forum voor kunst, cultuur en wetenschap vol. 12-13, dl. 2-1, p. 31-49.
Sedney, Jules. 2010. De toekomst van ons verleden. Democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname (2e druk). Paramaribo: Vaco.
Speckman, J.D. 1963. ‘De houding van de Hindostaanse bevolkingsgroep in Suriname ten opzichte van de Creolen’, Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 119, no 1, p. 76-92.
St-Hilaire, Aonghas. 2001. ‘Ethnicity Assimilation and nation in plural Suriname’, Ethnic and Racial Studies 24(6) 998-1019.
Van Lier, R.A.J. 1949. Samenleving in een grensgebied. Een sociaal-historische studie van de maatschappij in Suriname. ’s-Gravenhage: Nijhoff.
Van Lier, R.A.J. 1971. Samenleving in een grensgebied. Een sociaal-historische studie van Suriname. Deventer: Loghum Slaterus.
Van Renselaar, H.C. 1963. ‘De houding van de Creoolse bevolkingsgroep in Suriname ten opzichte van de andere bevolkingsgroepen (in het bizonder ten opzichte van de Hindostanen)’,Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 119, no 1, p. 93-105.
Verberk, Geneviève, Peer L.H. Scheepers en Maurits Hassankhan. 1997. ‘Etnocentrisme in Suriname’, OSO, 16(2) 133-145.
[1] Hira 1983.
[2] Dit streven naar behoud en ontwikkeling van de eigen cultuur bestond ook bij de Creoolse volksklasse en de tribale volkeren van Suriname (Marrons en Inheemsen).
[3] Van Renselaar en Speckman (rond 1960), Kruijer (1968-1969), Hassankhan, Ligeon en Scheepers (rond 1990), Marten Schalkwijk (1994-1995), Aart Schalkwijk en De Bruijne (omstreeks 2000) en Hassankhan e.a. (2015-2017).
[4] Ik heb het voorrecht gehad om als wetenschapper-politicus gedurende tien jaar de werking van de verbroederingspolitiek van binnenuit mee te maken en wel in mijn hoedanigheid als parlementariër van de VHP (Nieuw Front) en als minister van binnenlandse zaken in de regering Venetiaan-Sardjoe.
[5] Zie Hassankhan 2004.
[6] Gowricharn 2019, Schalkwijk 1996, Egger 1996.
[7] Suriname kent sinds 1987 een districtenstelsel, waarbij het land opgedeeld is in tien kiesdistricten. Hierdoor kunnen partijen die landelijk gezien redelijk veel stemmen hebben gekregen, toch geen zetel behalen omdat zij in de afzonderlijke districten net niet de kiesdeler hebben gehaald.
[8] Zie in verband hiermee Schalkwijk 1996 en Menke 2008.
[9] Schalkwijk 1996.
[10] De drie binnenlanddistricten leveren tien (van de 51) DNA-zetels op.
[11] De cijfers van 1980 zijn schattingen van het Centraal Bureau Burgerzaken (CBB).
[12] Schalkwijk 1996; Sedney 2010.
[13] Marten Schalkwijk rekende de Javanen nog tot de achtergestelde groepen, maar het onderzoek van Hassankhan, Ligeon en Scheepers gaf een ander beeld van de Javanen in Paramaribo.
[14] Furnivall: 2014: 303-304.
[15] Van Lier 1971:3.
[16] Kruijer 1973: 152-153.
[17] Kruijer 1973: 162, 189.
[18] Kruijer 1973: 191.
[19] St-Hilaire 2001: 1001.
[20] St-Hilaire 2001: 1003-1004, 1015.
[21] Menke 2008.
[22] Adhin 1957.
[23] Adhin 2005: 35.
[24] Verberk, Scheepers en Hassankhan 1997.
[25] Hoefte en Veenendaal 2019.
[26] Ramsoedh 2021.
Repliek op Maurits Hassankhan: Suriname van een plurale naar een multiculturele samenleving. Een reflectie op de ontwikkeling van de Surinaamse multi-etnische en multiculturele samenleving van 1945 tot 2020.
door Ellen Neslo
Dank Maurits voor je inspirerende en tot nadenken stemmende lezing!
De titel van je lezing zette mij op het verkeerde been. Misschien komt dat doordat ik in Nederland woon. Ik denk echter dat we mogelijk hetzelfde bedoelen. Aan het eind van mijn betoog zullen we zien of dit klopt. Een plurale samenleving is voor mij namelijk synoniem aan de huidige multiculturele samenleving in Nederland.
Ik ben ervan overtuigd dat een samenleving zich ontwikkelt volgens opeenvolgende levensfasen, een levenscyclus: Jeevan Chakra. Dit is het uitgangspunt van mijn betoog en een reactie op je lezing. Dit wil ik met vier opmerkingen onderstrepen.
Ten eerste algemeen
Er is heel veel onderzoek gedaan naar de (on)vrijwillige immigratie van verschillende bevolkingsgroepen en hun vestiging in Suriname. Eveneens is er veel getheoretiseerd over de oprichting van op etnische leest geschoeide politieke partijen en de gescheiden wegen van de verschillende etnische groepen in Suriname. Culturele concepten zijn op Suriname losgelaten om deze melting pot te begrijpen. De Surinaamse situatie is voer voor sociologen, historici, cultureel antropologen en politicologen. Maar ondanks die grote belangstelling is er nog te weinig bekend over hoe het samenleven in Suriname zich heeft ontwikkeld.
Met name het concept van de plurale samenleving, geïntroduceerd door John Furnivall, heeft veel los gemaakt. Van Lier stelt zich de vraag of het voor de sociologie zin heeft een ‘plural society’ te onderscheiden en wat het nut is van dit concept. Mijn antwoord op deze vraag, geef ik aan het eind van mijn reactie.
Bij de eerste Van Lier lezing herinnerde Ruben Gowricharn zich wat Van Lier rond 1975 tegen hem had gezegd. “Heb je niet gemerkt dat geen enkele sociologische theorie in Suriname opgaat?”
Het is bepaald niet vanzelfsprekend dat er theorieën werden ontwikkeld door Westerlingen, die probeerden te begrijpen wat kolonisatie inclusief gedwongen arbeid, in samenlevingen teweeg had gebracht. Ze registreerden de schade en probeerden deze te conceptualiseren binnen hun Eurocentrische denkkader. Maar ze zagen over het hoofd dat de oorzaak de kolonisatiedrift van hun thuislanden was.
Ik zet Furnivall niet weg als een Eurocentrist, maar ik denk dat zijn concept van de plurale samenleving ook een negatieve connotatie had en heeft. De niet genoemde gedachte is dat plurale samenlevingen alleen in ex-kolonies, derdewereldlanden buiten Europa, voorkomen. Het begrip suggereert ook ten onrechte dat er in deze landen minder contacten, relaties en gedeelde waarden en normen zijn.
Nederlandse of Europese sociologen en politicologen zullen de Nederlandse of Europese samenlevingen niet als een plurale samenleving bestempelen, juist vanwege deze negatieve connotatie. Ze worden liever multiculturele samenlevingen genoemd. Maar is dat ook zo?
Een plurale samenleving is niet gelijk aan een multiculturele samenleving, als binnen de laatste vreedzaam naast elkaar wordt geleefd en groepen elkaar cultureel beïnvloeden, zodat er geen sprake meer is van een dominante autochtone cultuur.
Maar is er sprake van vreedzaam samenleven als er politieke partijen zijn die zich keren tegen migranten of de Islam? Zijn de Parijse en Londense buitenwijken, waar migranten gescheiden en grotendeels geïsoleerd van elkaar leven, multicultureel? De huidige Europese samenlevingen noemen zichzelf bij voorkeur multicultureel, maar zijn naar hun aard plurale samenlevingen.
Studies over natievorming laten zien dat nationale culturen al eeuwenlang niet homogeen zijn. Anders gezegd: de multiculturele samenleving – bestaande uit tal van groepen met verschillende sociale, religieuze en normatieve gebruiken en ideeën – is geen twintigste-eeuwse (uit)vinding. Hier lopen onze meningen uiteen. Pluraal is kenmerkend voor de huidige Europese samenlevingen die ik zojuist schetste. Maar ik ben het met je eens, dat Furnivall nooit heeft beweerd dat een plurale samenleving altijd pluraal blijft.
Dit brengt mij naar mijn tweede punt
Samenlevingen zijn altijd onderhevig geweest aan cycli van meer homogeen naar meer pluraal en omgekeerd.
De Nederlandse cultureel antropoloog André Köbben stelde dat Nederlandse sociologen, voor zover zij zich met samenlevingen buiten Europa bezighielden, het begrip ‘plurale samenleving’ erg toepasbaar vonden. Maar al in 1966 was hij van mening dat maar weinig samenlevingen in aanmerking kwamen voor het predicaat pluraal. Liever sprak hij van verzuiling. Volgens hem bezat iedere samenleving elementen van eenheid/homogeniteit en pluraliteit. Ook Nederland, dat toen als homogeen werd gezien.
Köbben vindt dat we de term ‘pluraal’ alleen moeten reserveren voor maatschappijen onder de apartheidsregimes van de Republiek Zuid-Afrika en Rhodesië (het huidige Zimbabwe) en in delen van de VS. In een plurale maatschappij moet een lid van een minderheidsgroep die tot de topgroep wil doordringen, namelijk niet alleen raciale vooroordelen overwinnen, maar wordt hem de beoogde sociale stijging praktisch onmogelijk gemaakt door bijvoorbeeld wetgeving, zoals in het zuiden van de VS tot in de jaren 60. Volgens Köbben is er sprake van een glijdende schaal: volstrekt homogene samenlevingen aan de ene kant en aan de andere kant volstrekt plurale. Volgens hem komen de uiterste varianten nauwelijks voor.
Met Köbben ben ik het eens dat Suriname nooit een plurale samenleving is geweest. Ook niet in de jaren 1945 tot heden. Er waren etnische politieke partijen die groepen en personen soms tegen elkaar ophitsten, maar dat betekende niet dat je, als niet behorend tot de dominante groep, geen lid kon worden van zo’n partij of er geen toegang toe had. Kortom de samenleving was verzuild op etnisch, religieus en cultureel gebied, maar er waren geen harde grenzen (hard boundaries) zoals in het zuiden van de VS of ten tijde van de apartheidsregimes.
Een grens stelt je in staat om hetgeen je wilt dicht bij je te houden en hetgeen je niet wilt op afstand te zetten. Een grens is iets dat je handhaaft om jezelf veilig en comfortabel te voelen. Een harde grens ligt vast, laat geen dingen binnen of buiten. Een harde grens wordt anders dan een zachte grens altijd gehandhaafd. In de jaren rond 1945 waren er in Suriname geen harde grenzen op etnisch gebied, wel op sociaal-economisch gebied. Dit is ook de opvatting van Kruijer naar wie je verwijst.
Dit brengt mij op het derde punt: de context rond 1945 in Suriname
Deze context was dat nieuw gearriveerde etnische groepen bij elkaar waren gezet. Een deel van de creoolse groep was ongeveer zeventig jaar vrij burger. De hindoestaanse immigratie (1873-1916) en de Javaanse (1890-1939) waren nog maar net afgerond. De Chinezen woonden een kleine honderd jaar in Suriname, waarvan deels in de districten. Marrons en inheemsen woonden voor het overgrote deel verspreid in het binnenland. Pas met de inwerkingtreding van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in 1954 kreeg Suriname een begin van zelfbestuur.
Het idee van Van Lier om het begrip grensgebied te verklaren vanuit de psychiatrie, namelijk dat groepen en individuen in een grenssituatie verkeerden, omdat zij uit hun vertrouwde omgeving waren weggehaald en in hun nieuwe omgeving een bevredigende aanpassing misten, vind ik sympathiek, maar niet reëel en te statisch. In mijn proefschrift heb ik de opvattingen van Van Lier over de onderlinge relaties tussen de zwarte en de gekleurde bevolking tijdens en na de slavernij genuanceerd, zeker voor wat betreft de stadbevolking. Van Liers opvattingen stammen van de Nederlandse overheersers en zijn met weinig onderzoek overgenomen (overigens geeft Van Lier dit in een noot ook toe). Maar dit terzijde.
De statische opvattingen van Van Lier kunnen de sociaal-economische, politieke en culturele ontwikkelingen niet verklaren. Maar bovendien – en dat vind ik belangrijker – het suggereert dat geen van de groepen veerkracht had. Vanuit hun startpositie, terechtgekomen in een omgeving die hen niet vertrouwd was, grepen zij in verwarring terug op hun eigen groep, waardoor concurrentie met andere groepen kon ontstaan. Echter, als je deze groepen langer volgt, dan word je vooral hun veerkracht gewaar. Aan de bestudering van deze veerkracht is echter nog nauwelijks aandacht besteed. Vaak wordt veerkracht gezien als behoud van de eigen cultuur. Dat kan het voor een deel zijn, maar is niet het hele verhaal.
Dan is de idee van de relatiecyclus van de Chicago-school bruikbaarder. Volgens deze theorie loopt de cyclus van etnische relaties van isolement en vermijding, via contact, concurrentie en conflict, naar accommodatie en assimilatie. De cyclus geeft het natuurlijk proces weer dat uiteindelijk via integratie en assimilatie naar de dominante groep in de samenleving leidt. Dit laatste onderschrijf ik niet. Volledig opgaan in de cultuur van de dominante groep wordt zelden gerealiseerd. Er is slechts tot op zekere hoogte een streven naar eenheid op alle levensgebieden. Functionele integratie noemt Ramsoedh het. Ik zou zeggen sociale cohesie: de mate van samenhang, verbondenheid en op elkaar betrokken zijn. Terugval, zoals in Suriname in de jaren 50, 60 en 70 van de 20e eeuw, is ook mogelijk. Zware overheersing van de ene door de andere groep, zoals bij de Hutu’s en de Tutsi’s, kan tot extreem geweld leiden. Maar ook het indoctrineren van mensen, wat met name politici doen, kan uitmonden in geweld (zie Kruijer).
In feite vat jij Maurits, deze functionele integratie ofwel sociale cohesie, op als de ontwikkeling tot een multiculturele samenleving, maar dan inclusief de toevoeging vreedzaam met elkaar samenleven.
Velen hebben Suriname beschreven als een land van etnische verdeeldheid. De cultuurstrijd in de jaren 50, 60 en 70 heeft echter nooit geleid tot hard boundaries met lynchpartijen en doden tot gevolg. Choenni benadrukt de rol van creoolse onderwijzers die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de vooruitgang van de hindoestaanse gemeenschap tussen 1920 en 1950. Ook gemengde huwelijke tonen aan dat er geen hard boundaries waren en zijn. Niet minder dan 38% van de hoogopgeleide hindoestaanse mannen uit Paramaribo was in de jaren veertig getrouwd met een creoolse vrouw. De voorbeelden van uitsluiting die je noemt, hebben alle een relatie met politieke partijen. Soms worden ze vertaald naar de individuele opvattingen van personen.
We hebben in Suriname de teloorgang van mono-etnische politieke partijen meegemaakt en de opmars van multi-etnische politieke partijen. Dat wil niet zeggen dat groepsidentiteiten of etnische gevoeligheden zijn verdwenen. Een zekere concurrentie op sociaal-economisch en politiek gebied zal blijven bestaan, maar het is vooral van belang dat de sociale cohesie toeneemt.
Dit brengt mij tot mijn vierde en laatste punt: wat is het nut van het concept plurale samenleving?
Als je uitgaat van de relatiecyclus dan is het concept van de plurale samenleving niet bruikbaar voor Suriname. Niet alleen gold het begrip niet voor Westerse landen, maar ook niet voor maatschappijen die zich in de embryofase van hun bestaan bevonden en waar de bevolkingssamenstelling vanwege immigratiegolven nog niet was afgerond. Kortom, de ontwikkeling van een samenleving staat nooit stil. Afhankelijk van de omstandigheden is deze soms meer homogeen, dan weer meer heterogeen.
Anders dan andere Caraïbische steden heeft Paramaribo zich in de jaren zestig van een overwegend creoolse stad ontwikkeld tot een etnisch gemengde stad zonder harde grenzen of scheidslijnen. Het is tijd dat we ons richten op de bestudering van de veerkracht van alle groepen die in deze stad woonachtig zijn en op de mechanismen die aan hun integratie ten grondslag liggen.
Ik eindig met de woorden: Surnámi balek nám hemara (Ik ben een kind van Suriname).
Repliek op Maurits Hassankhan: Suriname van een plurale naar een multiculturele samenleving. Een reflectie op de ontwikkeling van de Surinaamse multi-etnische en multiculturele samenleving van 1945 tot 2020.
door Paul Brendan Tjon Sie Fat
Achteraf gezien heb ik bijna tien jaar geleden een Cultural Studies proefschrift geschreven over Chinezen in Suriname. Ik heb daarin onderdelen moeten opnemen over Surinaamse etnopolitiek en daarvan leerde ik dat ik te cynisch ben om politicologie serieus te nemen. Maar ook dat er op dat moment heel weinig gepubliceerd was over wat etniciteit in Suriname precies is en hoe het werkt in de samenleving, laat staan in de politiek. Dit trok opnieuw mijn aandacht in de lezing van Maurits Hassankhan.
Hassankhan beschrijft politieke machtsverhoudingen en politieke ideeën over de Surinaamse staat over een periode van bijna honderd jaar. Deze omsluit de jaren vóór het Statuut en loopt via de Onafhankelijkheid tot aan het heden. Ergens aan het begin prijkt Wie Eegie Sanie, wat een antikoloniale culturele emancipatiebeweging zou zijn geweest als in Afrika en in andere koloniale gebieden in de regio, als niet een Aziatische aanwezigheid de situatie complex had gemaakt. Wie Eegie Sanie wist evenmin als de koloniale elite hoe Azië te plaatsen in Suriname. Daarna, in de linkse sfeer van dekolonisatie in aanloop naar de Surinaamse onafhankelijkheid, groeide het ideaal van een ‘Surinaamse natiestaat’. Dat laat geen ruimte voor culturele diversiteit in het machtscentrum. Er zouden seculiere, moderne waarden zijn die traditionele etnische culturen zouden overstijgen. Maar welke gedeelde, hogere waarden, die in verschillende culturele raamwerken geuit kunnen worden (of die nu uit klasse, etniciteit, gender of lichaam voortkomen) bepalen wat Suriname is? Hoe komen we daar achter?
Het KITLV speelde indertijd met de gedachte om Van Liers werk te updaten. Maar het idee dat Suriname in één boek gevat zou kunnen worden, bleek onrealistisch en achterhaald. Toch blijft onderzoek nodig. We hebben kritische evaluaties nodig van politicologische en sociologische begrippen als plurale samenleving, multiculturalisme enz. Op welke manier is de term plural society van toepassing op koloniaal Suriname? Is multiculturalisme hetzelfde als de ‘oude etnische politiek’? In de beschikbare studies en artikelen over Suriname wordt etniciteit zelden met een open blik benaderd. Er bestaan voor zover ik weet geen substantiële, kritische studies over de dagelijkse realiteit van etniciteit in Suriname. Dus:
- Hoe intersectionaliteit met klasse, gender en lichaam werkt
- Hoe het idee van etnische groepen door de tijd heen is veranderd
- Hoe migratie het etnische raamwerk verandert (mijn proefschift over Chinezen)
- Wat etnische discriminatie, bijvoorbeeld op basis van ras, godsdienst en regionale afkomst, precies is in Suriname
- En dus ook niet hoe de ideologie van etniciteit in de Surinaamse politiek zich tot die dingen verhoudt
- Evenmin wordt gekeken naar de hybriditeit en fluïditeit van groepsgrenzen, naar sociale mobiliteit en ongelijkheid, naar minderheden en meerderheden, dominante en gemarginaliseerde culturen
- Naar de effecten van migratie, integratie, assimilatie, transnationale invloeden, uitstervende Surinaamse innovaties enz.
Het grote probleem is dat etniciteit in Suriname wordt gezien en geïnterpreteerd vanuit de etnopolitieke ideologie:
- De canonieke lijst van etnische groepen komt voort uit die ideologie en wordt geprojecteerd op de maatschappij:
- Een etnische groep valt dan samen met een politieke achterban
- Een etnische identiteit is dan onveranderlijk en vanzelfsprekend en niet iets waar individuen veel controle over hebben
- Kennis van de grootte van etnische groepen is gevaarlijk en vermenging is problematisch (zie de kwestie van de categorie ‘gemengd’ in de laatste twee volkstellingen)
- De publieke erkenning van culturele uitingen en folklore bestaat alleen binnen een partijpolitieke context
- Nieuwe etnische groepen worden alleen als gelijkwaardig erkend als een ‘ethnic broker’ deze als een partijpolitieke achterban kan presenteren, anders worden ze in het publieke debat als marginaal en ‘Other’ aangemerkt
- Discriminatie en racisme worden dan ook vooral gezien in de context van het cliëntelisme van de etnopolitiek.
De Surinaamse politiek is blind voor de ‘multiculturele’ werkelijkheid. Surinaamse politieke partijen bewijzen allemaal lippendienst aan het idee van ‘nationale eenheid’ en ‘het Surinaamse volk’, maar zijn afhankelijk van coalitievorming binnen de etnopolitiek en hopen cliëntelisme te kunnen bedrijven via het controleren van sleutelministeries. Eenmaal in het centrum van de macht, zijn politieke partijen niet gemotiveerd om kritisch te zijn over de ideologie die hen zover bracht. Hun prioriteit is hun donoren en achterban ‘accommoderen’ en de volgende verkiezingen winnen. Het is in hun belang om de grootte van hun achterban zo groot mogelijk af te spiegelen. Ze winnen niets bij kritische demografische, culturele, sociale of antropologische studies van de Surinaamse samenleving.
Waarom zouden Surinaamse politieke partijen geïnteresseerd zijn in de realiteit van etniciteit buiten de wereld van de etnopolitiek? Als ze werkelijk geloofden in democratie en in het welzijn van de Surinaamse bevolking, dan verbonden ze zich aan een eerlijke en gelijke toegang tot kansen en hulpmiddelen voor iedereen, en zouden ze erkennen dat het cliëntelisme dat verbonden is met de etnopolitiek die eerlijke, gelijke toegang in de weg staat en de ontwikkeling tot een gezonde samenleving blokkeert.
Alles waar ‘natie’ in voorkomt, vooral ‘natievorming’, duidt op een eliteproject, niet op een bottom-up ontwikkeling. Je zou verwachten dat de natie opduikt in de visies van Surinaamse politici, maar dat is maar hoogst zelden het geval. Heeft een politieke partij een voorkeur voor een multiculturele staat (Eenheid in verscheidenheid), dan dient deze een visie te hebben op sociale gelijkheid en uit te leggen hoe die bevorderd en verdedigd kan worden. Dat houdt meer in dan de gebruikelijke ‘interetnische diplomatie’ en symboolpolitiek, zoals het erkennen van etnisch-religieuze hoogtijdagen als nationale feestdagen. Het betekent ook dat religieuze politieke partijen de culturele belangen van andere Surinaamse groepen moeten internaliseren en bereid moeten zijn om conflicterende religieuze eisen aan banden te leggen. Kortom: politieke partijen dienen de eigen etnische identiteit te overstijgen en de representatie van andere groepen serieus te nemen.
Als een politieke partij de voorkeur geeft aan een eenheidsstaat (Eenheid ondanks verscheidenheid), dan is dat in de context van een multiculturele samenleving en het ontbreken van een helder gedefinieerde, dominante cultuur. Dat betekent concreet dat een Frans model van nationale eenheid niet zal werken in Suriname. Men zou in dat geval immers de bevolking moeten aanmoedigen strikte etnische groepsgrenzen op te geven en het afzonderen van etnische groepen na te laten en moeten tonen wat de voordelen zijn van een nationale culturele eenheid. Kortom: dit vraagt om een idee van een seculiere samenleving ontwikkeld vanuit begrip voor culturele en etnische diversiteit en met insluiting van alle relevante groepen.
Dit veronderstelt dat beleidsmakers de Surinaamse samenleving nauwkeurig observeren, zonder het etnische raamwerk van de politiek daarbij als leidraad te hanteren. Zij dienen actuele maatschappelijke ontwikkelingen te onderzoeken en zorg te dragen voor de representatie van alle groepen, niet alleen etnische groepen.
Dergelijk onderzoek dient méér te omvatten dan surveys van interetnische stereotyperingen, hoe nodig die ook zijn. Bij dit type enquête worden geïnterviewden geconfronteerd met een lijst van etnische groepen. Die is gebaseerd op gedeelde assumpties over etniciteit vanuit een gezamenlijk lidmaatschap van de Surinaamse samenleving. Dat levert nauwelijks nieuwe inzichten op. Daarnaast zeggen negatieve attitudes over een andere groep niets over hoe mensen in de praktijk met elkaar dealen. Je hoeft elkaar niet leuk te vinden om onderling afhankelijk te zijn. Positieve attitudes zeggen evenmin weinig. Je kunt lief praten over anderen in de publieke ruimte, maar deze in de beslotenheid van je privéomgeving haten.
Wat je beter in kaart kunt brengen, zijn dingen als:
- Hoe afgezonderd bestaan mensen van elkaar?
- Op welke manier zijn ze (economisch, sociaal, politiek, enz.) verbonden met elkaar en hoe sterk?
- Welke etnische identiteiten schrijven mensen zichzelf en anderen toe en hoeveel verschillende etnische identiteiten heeft iemand in de loop van zijn leven?
- Hoe ervaren mensen ongelijkheid en marginalisatie en welke rol speelt etniciteit daarbij?
So how does the current regime measure up? Geen van de politieke partijen die aan de laatste verkiezingen meedeed, noemde zwart op wit de etnopolitiek. Dat weet ik, want ik maakte deel uit van een groep die de beschikbare verkiezingsprogramma’s kritisch moest lezen. Desondanks presenteert de huidige regering zich overduidelijk etnisch in een samenleving die opmerkelijk verschilt van de tijd van Van Lier. De twee grootste coalitiepartners, de ‘Hindoestaanse’/‘Hindoe’ VHP en de ‘Marron’/‘Ndyuka’ ABOP, zijn duidelijk niet in staat om iets te veranderen aan het imago dat ze uitstralen: een triomfantelijk ‘Nu is het onze beurt!’ Beide partijen laten na visie en beleid te ontwikkelen waaraan een evidente behoefte bestaat.
Bestaat er een publiek debat over etniciteit in Suriname buiten de etnopolitiek? Ik zie geen kritische of innovatieve kunst en opvallend weinig wordt door een intellectuele blik bezien. Het inhoudelijke debat wordt steeds vaker vanuit Nederland aangestuurd, door personen met een Surinaamse achtergrond, die sterk beïnvloed zijn door het ‘wokeism’ van de bredere Westerse wereld. Dat hoeft niet slecht te zijn, in die zin dat het een vastgeroest discours vlot zou kunnen trekken.
Nogmaals: strikt genomen weten politici en beleidsmakers niet wat er in de samenleving speelt, want er wordt op structurele basis geen onderzoek gedaan en dus zijn alle wensen met betrekking tot ‘nationalisme’, ‘natievorming’ en ‘nationaal bewustzijn’ holle clichés. Maar de onderzoeken en surveys die er de laatste tijd wel zijn geweest, gecombineerd met de steeds onfrissere uitingen op social media, wekken de indruk dat de taboes op interetnisch conflict in Suriname vervagen. En laten we eerlijk zijn: bromki dyari/mamyo/alakondre was altijd al een mythe, een sprookje over Suriname zoals men in Nederland verkondigt dat Nederlanders nuchter, eigenwijs, tolerant en egalitair zijn. Dat is met de pandemie ook een fabeltje gebleken.
Ik geloof dat evenals in de rest van de wereld etnische spanningen in Suriname aan de oppervlakte treden bij economische crises en onoplosbare ongelijkheid. Mensen willen een zondebok wanneer het slecht gaat en scharen zich als schapen achter de demograaf die de bok aanwijst. We hebben genoeg genocides en burgeroorlogen beleefd om te weten waar dat toe kan leiden. Suriname bevindt zich temidden van een opeenstapeling van crises en vraagt de zittende regeringscoalitie dringend om een visie. In het napraten van de oude mantra van Verbroedering en Eenheid in Verscheidenheid gelooft niemand nog.