blog | werkgroep caraïbische letteren
1
 

Doofpot

Het dossier over de betrokkenheid van de Nederlandse militaire missie in Suriname bij de staatsgreep van 1980 blijft de komende vijftig jaar achter slot en grendel. Op 21 februari berichtte de Nederlandse Staatscourant dat ‘met het oog op het belang van de Staat of zijn bondgenoten’ de bijlagen bij het rapport Onderzoek naar de militaire missie Suriname (1984) tot 2060 als staatsgeheim zijn geclassificeerd. De bijlagen betreffen een rapport van de Landmacht Inlichtingendienst van 7 september 1981 en andere documenten afkomstig van het Nederlandse ministerie van Defensie. Over het relaas van de Landmacht Inlichtingendienst is dankzij speurwerk van de journalisten Gerard van Westerloo en Elma Verhey het nodige boven water gekomen. De meest brisante onthulling die zij in 1983 over het rapport deden, is dat hierin het toenmalige hoofd van de Nederlandse Militaire Missie in Suriname, kolonel Hans Valk, van krijgstuchtelijke en strafrechtelijke vergrijpen wordt beschuldigd.

Het staat vast dat de Nederlandse militaire missie in Suriname een aandeel had in de staatsgreep van 25 februari 1980. Al betrekkelijk kort na de machtsovername waren er aanwijzingen dat Desi Bouterse en vijftien collega-onderofficieren de coup met hulp van buitenaf hadden voorbereid. Naar aanleiding van de Vrij Nederland-publicaties van Van Westerloo en Verhey droeg de Tweede Kamer de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie op een onderzoek in te stellen. De bewindslieden formeerden een Commissie van onderzoek, die in februari 1984 een rapport publiceerde. Het door de Tweede Kamer gevraagde aanvullende rapport van deze Commissie verscheen in februari 1985. De Commissie verbond de volgende conclusie aan haar bevindingen: ‘Kolonel Valk heeft nagelaten in het conflict tussen de legerleiding en de onderofficieren de hem passende distantie te bewaren en heeft door zijn optreden de onderofficieren in algemene zin morele steun gegeven.’ Ook werd de kolonel diens ‘verregaande inmenging in de binnenlandse situatie van Suriname’ in de dagen na de coup verweten. Valk werd ontboden bij de minister van Defensie en te verstaan gegeven dat hij op verschillende punten tekort was geschoten. De minister sprak hierover zijn ernstige afkeuring uit, maar zag geen aanleiding verdergaande maatregelen te nemen.

Deze conclusie stemde de Tweede Kamer niet tot tevredenheid. Een begrijpelijke reactie. In de twee rapporten van de Commissie zijn talrijke getuigenverklaringen opgenomen en wordt van alles overhoop gehaald, maar de redactie van de tekst is rommelig en de beoordeling van het optreden van Valk kan niet anders dan mild worden genoemd. Het vermoeden bestond dat de top van het ministerie van Defensie kolonel Valk de hand boven het hoofd hield en de kwestie in de doofpot wenste te stoppen. Toch liet de Tweede Kamer het hierbij. Kennelijk waren de twee rapporten in de ogen van de toenmalige volksvertegenwoordigers het maximum haalbare.

Verschillende aspecten met betrekking tot het optreden van de Nederlandse Militaire Missie zijn hierdoor nooit tot de bodem uitgezocht. Een voorbeeld. Kolonel Valk zou een geheim plan, getiteld Zwarte Tulp, in handen hebben gespeeld van Bouterse, die delen ervan als blauwdruk zou hebben gebruikt bij het uitvoeren van zijn staatsgreep. Zwarte Tulp was een Nederlands plan uit de jaren 1974-1975 dat voorzag in de evacuatie van blanke houders van een Nederlands paspoort als ontwikkelingen in Suriname voor deze groep een bedreiging zouden gaan vormen. Is dit verhaal een broodje aap of praten we hier over een ernstig vergrijp? Andere kwestie. Valk trad op als adviseur van Bouterse in de eerste weken na de staatsgreep. Om de ontwikkelingen naar rustiger vaarwater te leiden en een proces van normalisering op gang te brengen? Of om de staatsgreep een schijn van legitimiteit te geven en de fundamenten te leggen voor een autoritair regime? Weer een ander aspect betreft de communicatie tussen de Nederlandse militaire missie in Paramaribo en het ministerie van Defensie in Den Haag. Kreeg Valk de ruimte of zelfs instructies van het ministerie om de destabiliserende acties van de onderofficieren in de maanden vóór de staatsgreep aan te moedigen en te ‘begeleiden’? Of was het ministerie niet van Valks intriges op de hoogte en handelde de laatste op eigen houtje?

Alles wijst erop dat de Nederlandse regering waarheidsvinding nog altijd minder belangrijk vindt dan rust op het front van de betrekkingen met Suriname. Met het aantreden van de couppleger van 1980 als gekozen president van Suriname zijn de omstandigheden er volgens de Nederlandse politiek niet naar om een precaire zaak op te rakelen en de verhoudingen tussen de twee landen op scherp te zetten. Want de zaak van de militaire missie ligt niet alleen gevoelig in Den Haag (heeft het kabinet-Van Agt in 1980 meegewerkt aan het laten vallen van het democratisch gekozen kabinet-Arron?), maar ook in Paramaribo (is Bouterse in 1980 uitvoerder geweest van een Nederlands scenario en dus eerder een loopjongen van het neokolonialisme dan een revolutionair?). Om zaken niet onnodig op de spits te drijven, proberen de Surinaamse en de Nederlandse regering elkaar sinds een half jaar bij voorkeur te ontzien. En dus richt Paramaribo zich op het verstevigen van banden met andere landen dan Nederland en laat het de post van ambassadeur in Den Haag vooralsnog vacant, en voert Den Haag Suriname af van de lijst van landen die ontwikkelingshulp van Nederland ontvangen en hult het zich verder in stilzwijgen over de toekomst van de relaties met de voormalige kolonie.

Op zichzelf valt een zekere afstandelijkheid en een verdere verzakelijking van de relaties tussen de twee landen toe te juichen en getuigt het van realiteitszin dat Suriname steeds nadrukkelijker aansluiting probeert te vinden bij ontwikkelingen in de rest van de wereld. Maar hoe zakelijk kunnen betrekkingen tussen Nederland en Suriname zijn als een van de partners besluit een omstreden kwestie die beide landen aangaat tot 2060 onder de pet te houden? Is dat niet strijdig met ‘het belang van de Staat of zijn bondgenoten’? Serieuze bilaterale relaties, ongeacht of deze met een koloniale erfenis zijn belast, veronderstellen transparantie, zelfkritiek en periodieke evaluatie. Zeker als het over de grondslagen van die relaties gaat.

Zolang het volledige verhaal over de Nederlandse militaire missie niet op tafel komt, zullen veronderstellingen en speculaties vrijspel blijven hebben en geheimzinnigdoenerij en verdachtmaking naar believen als politiek instrument worden ingezet. Dat zet relaties onder druk, voedt wantrouwen en plaatst nobele intenties op voorhand in een bedenkelijk daglicht. Wat bezielt Den Haag om die situatie nog vijftig jaar te laten voortbestaan? Als de Nederlandse regering het meent met Suriname en vriendschappelijke relaties nastreeft, speelt zij open kaart en doet zij de waarheid over de Nederlandse militaire missie uit de doeken.

1 comment to “Doofpot”

  • Je vraagt je af waarom Van Agt zelf geen antwoord geeft op de vraag of hij destijds heeft meegewerkt aan de val van de democratisch gekozen regering Arron. Tenslotte is hij de man van de -zoals het vandaag de dag in Suriname heet- ‘gewijzigde beleidsinzichten’, zoals hij heeft aangetoond met zijn (zij het late) keuze voor de zijde van de Palestijnen. Het zou van Van Agt een terechte stelllingname zijn indien hij het deksel van die dubieuze doofpot zou lichten, een stellingname die hem zou sieren.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter