Don Walther Donners De politici
door Carlo Jadnanansing
Een partijtje schaak met als inzet duizend gulden vormt het begin van De politici van Walther Donner, dat zich afspeelt in het gok- en eethuis van Mok, ergens in de binnenstad van Paramaribo eind jaren 40 van de twintigste eeuw. Het is vlak na de Tweede Wereldoorlog en de Nederlandse koningin heeft haar koloniën autonomie toegezegd. Suriname maakt zich op voor de Ronde Tafel Conferenties. In 1948 wordt het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen ingevoerd.
Carl Sounders heeft Johan Penderson uitgedaagd voor een schaakwedstrijd. Laatstgenoemde is een welbespraakte en belezen bon vivant uit de donkere Creoolse volksklasse die eigenlijk nooit echt gewerkt heeft, maar er toch in slaagt als beroepsgokker, kaartspeler en schaker een leefbaar inkomen bij elkaar te sprokkelen.
Hoewel de auteur uitdrukkelijk aangeeft dat de beschreven personen en gebeurtenissen aan zijn fantasie zijn ontsproten en geen betrekking hebben op de werkelijkheid, is het voor de oudere lezers direct duidelijk dat de legendarische Johan Adolf Pengel model gestaan heeft voor de hoofdpersoon.
Uit Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur van Michiel van Kempen leid ik af dat het boek voor de eerste maal, weliswaar in een iets andere vorm, verschenen is in 1995 onder de naam: Broeder Anansie in de politieke arena.
Maar er is ook een Engelse versie ervan bekend onder de titel: The Politicians die naar zeggen van de auteur een internationale bestseller is geworden.
Het vreemde is dat dit boek in Suriname nauwelijks enige bekendheid geniet. Het bestaat uit drie delen waarvan als model voor de hoofdpersoon respectievelijk de historische figuren Jopie Pengel, Jagernath Lachmon en David Findley gediend schijnen te hebben.
De onderhavige roman is thans opnieuw geredigeerd door Ralicon (Rappa), in een nieuw jasje gestoken en uitgegeven door de Stichting Don Walther Fonds (SDWF).
Naar ik begrepen heb is het de bedoeling van de uitgever om ook de twee andere delen binnen niet al te lange tijd opnieuw het licht te doen zien. Waarschijnlijk wordt dit afhankelijk gesteld van het succes van het eerste deel.
Terugkerend naar het verhaal: Penderson wordt door twee belangrijke politici (Friedman en Lim A Ling) opgezocht terwijl hij bezig is aan zijn uitdaging. De twee politici werken aan het oprichten van een politieke partij. Zij behoren echter tot de lichtgekleurde Creoolse elite die toentertijd samen met de Nederlanders de dienst uitmaakte in Suriname. Zij beseffen ter dege dat zij een donkergekleurde persoon nodig hebben om de Creoolse volksmassa achter zich te kunnen krijgen.
Via mofokoranti hebben zij vernomen dat er een groot politiek talent schuilt in de persoon van een zekere Johan Penderson die dagelijks te vinden is in de Cookshop van Mok waar gelegenheid gegeven wordt tot dobbelen en andere spelen, met een geldsbedrag als inzet.
Het etablissement is eigendom van een Chinees die een jeugdvriend is van Penderson. Als laatstgenoemde aangesproken wordt door zijn scouts, vertelt hij dat zij aan het verkeerde adres zijn. Hij zegt niets van de politiek af te weten en heeft daarom ook geen enkele ambitie daarvoor. De politici zijn echter niet van plan hun prooi los te laten en bijten zich vast in zijn vlees. Ze slagen erin Penderson over te halen met hun mee te gaan naar hun eliteclub aan de Waterkant (waarschijnlijk de B.S. Het Park, die destijds aan de Waterkant was gevestigd). Aldaar wordt hij gefêteerd met de duurste cognacs en whiskeys en de heerlijkste Franse gerechten (filet mignon cordon bleu, monseigneur?).
Maar tegelijkertijd krijgt hij de eerste politieke lessen van zijn leermeesters die hij na korte tijd niet alleen zal overtreffen, maar ook schaakmat zal zetten.
De politieke beweging van zijn guru’s wordt in het boek het Comité “Baas in eigen huis” genoemd, kortweg het Comité. Dit laatste zal later blijken de voorloper te zijn van de Nationale Partij Suriname.
Penderson wordt erop voorbereid dat zijn eerste spreekbeurt zal moeten gaan over de verwerpelijkheid van het koloniale systeem en over de noodzaak van nationale eenheid. Zijn eerste toespraak wordt gepland over enkele weken op een vergadering van het Comite in theater Bellexy (Bellevue?) te Paramaribo.
Met lood in zijn schoenen, zwetend als een ijsbeer in de tropen, en trillend als een espenblad, bestijgt hij het podium. Gelukkig hervindt hij zijn zelfverzekerdheid al heel snel en steekt een vlammend betoog af.
Citaat uit zijn maidenspeech:
“Mijn volk. Ik roep u op eendrachtig te streven naar de vrijheid. Ik roep u op elke vorm van kolonialisme, elke vorm van uitbuiting van de hand te wijzen. Willen wij hoger klimmen, dan moeten wij vrij zijn. Willen wij een behoorlijk leven leiden overeenkomstig de eisen van menselijke waardigheid, dan moeten wij vrij zijn. Willen de natuurlijke rijkdommen van ons land ons ten goede komen, dan moeten wij vrij zijn. Willen wij een volwaardige plaats innemen in het rijk der volkeren, dan moeten wij vrij zijn!”.
Een stormachtig minutenlang durende staande ovatie valt hem ten deel. De politieke genius is geboren!
De prijs die Penderson moet betalen voor zijn politieke carrière is in bepaalde opzichten heel hoog. Hij wordt smoorverliefd op een lichtgekleurde mulattin die luistert naar de naam van Josephine Lewis, dochter van een blanke dekstier (zo genoemd door de auteur) en een Creoolse volksvrouw. De kortstondige relatie die Johan met haar heeft, wordt tot zijn groot verdriet verbroken onder invloed van de politieke bonzen die beslissen dat Josephine geen partij voor hem is, maar dat zij een zekere Sylvia, dochter van een gefortuneerde goudzoeker en ondernemer voor hem op het oog hebben.
Geheel tegen zijn zin en met bloedend hart treedt hij in het huwelijk met Sylvia. Vanaf het begin gaat het huwelijk echter slecht, daar zijn echtgenote geen genoegen kon nemen met de affectie van slechts één man. Penderson staat dat oogluikend toe, maar als hij zijn wederhelft betrapt in een hotel met een mannelijk lid van de zittende magistratuur die bezig is met liggende activiteiten, is dat de druppel die de emmer doet overlopen. Hij maakt een eind aan het kortstondige en ongelukkige huwelijk en berekent zijn kansen om toch verder te gaan met Josephine.
In het boek wordt door de auteur die waarschijnlijk liefhebber is van de schaaksport, het politieke bedrijf vergeleken met een schaakwedstrijd. Hoeveel zetten heb je nodig om jouw tegenstander schaakmat te zetten? Hierbij is het nodig, ook al ben je koning, jouw lopers en pionnen in te zetten. Maar ook een remise is mogelijk als je jouw tegenstander niet kan verslaan!
Don Walther gunt ons een inkijk in het turbulente leven van de politici uit de eerste helft van de twintigste eeuw in ons land, vlak voor de autonomie (Het Statuut). Intriges, woordbreuk, overspel, loze beloften, verraad, bedrog en nepotisme zijn aan de orde van de dag. Geldt dit alleen voor de oude politici of zien wij duidelijk parallellen met het heden? Zijn politici een aparte slag mensen, of is met de woorden van Aristoteles, de mens toch een politiek dier?
Don Walther Donner, De Politici. Uitgever Don Walther Fonds.Verschenen: juli 2020 (herziene druk). Aantal pagina’s: 186. ISBN 978-99914-57-38-3. Prijs SRD 125,–