blog | werkgroep caraïbische letteren

Dodelijke overrompeling van het Waterfort, Curaçao

door Aart G. Broek

Jacob Marcusse werd op 15 oktober 1900 geboren op Zuid-Beveland, een eiland in de Nederlandse provincie Zeeland. Hij overleed in het Sint-Elisabeth ziekenhuis in Otrobanda, Willemstad, vroeg in de middag van 10 juni 1929. Marcusse raakte dodelijk gewond bij de overrompeling van het waterfort ‘door een bende zwaar gewapende Venezolanen onder aanvoering van den hoofdman Urbina’.

Jacob Marcusse

Voor de leden van de Tweede Kamer werden bij de begroting voor de kolonie Curaçao van 1930 twee kaarten gevoegd. Een kaart is een grove schets van ‘Willemstad en omgeving’ en de andere is een plattegrond van het Waterfort op het puntje van Punda aan de havenmonding. In het Waterfort bevond zich een politiepost. De kaart markeert waar rondom de natuurlijke baai en haven van de stad zich nog een zestal politieposten bevon­den. Die waren er in Otrobanda aan de havenkade op het Brionplein, aan de Roode Weg, bij Cas Chiquitu, Rio Canario (toentertijd ook Rooy Kanarie genoemd), Rust & Burgh, en bij Berg Altena. Ook de voormalige plantage ‘Plantersrust’, aan de rand van Otrobanda, is door de naam bij benadering aangegeven.

De kamerstukken behoren bij het Koloniaal verslag dat rapport opmaakt van het jaar 1929. Een bijzondere gebeurtenis vereiste een uitgebreider relaas om de ‘algemeene toestand’ van dat jaar te tekenen. Met aanvullende informatie krijgen we een beeld van wat het bijsluiten van kaarten noodzaakte.

AUTOBUSSEN / Het verslag opent met een lange zin. ‘Op den avond van (zaterdag) den 8sten Juni (1929), tusschen 9 en 9.30 uur, wer­den de zich in het Waterfort op Curaçao bevindende (politie-)militairen, ten getale van 40, door een troep Venezolanen, die in een 2-tal autobussen het fort binnenge­reden wa­ren en die voorzien waren: enkele van vuurwapens en de overi­gen van lange kap­messen, macheta‘s, overvallen, terwijl geleidelijk aan, nadat het fort reeds in han­den van de bende gevallen was, meer Venezolanen in auto’s het fort binnenkwa­men.’
Uit andere bron weten we dat vijf mannen van het Korps Militaire Politietroepen (KMP) zich in de post in het fort bevonden. Drie KMP’ers waren in de recherchekamer, 23 man KMP en 9 reguliere militairen bevonden zich in de eetzaal, de kantine of slaapzalen van de kazerne. Het fort bood hoofdzakelijk huisvesting aan de ongehuwde militairen en militaire politie. In Mundo Nobo bij Plantersrust was een woningcomplex voor gehuwde militaire politie gebouwd; vandaar de vermelding op de kaart. Enkele  gehuwden woonden verspreid door de stad. Op zaterdagavonden werden allerhande, dronken en gewelddadige relschoppers in grote getalen opgepakt. Het aantal was zo groot dat zij per autobus naar de cellen in het Waterfort werden gevoerd. Hierdoor werd het geenszins als uitzonderlijk ervaren dat een autobus met het nodige kabaal het fort kwam binnenrijden, zoals de Venezolanen onder leiding van Rafael Simón Urbina deden.

Waterfort (rechts) en Fort Amsterdam (met paleis van de Gouverneur en protestantse fortkerk; links) in Punda, Willemstad, Curaçao / foto collectie Antheunissen, Leiderdorp

KLEWANGHOUWEN / Het verslag vervolgt: ‘De overval was onverwacht. De militairen boden geen georganiseerde tegenstand. Wel werden individueele pogingen tot verzet gedaan, doch zonder resultaat. De Venezola­nen waren dan ook spoedig meester in het fort. De overval kostte aan 2 onderofficieren en 1 mindere het leven.’
De overleden mannen werden niet bij naam genoemd, maar ze zijn natuurlijk wel bekend. Sergeant-majoor Lieuwe Vaas en de militairen Jacob Marcusse, sergeant, en Jacobus J. van Zuilen, fuselier, lieten het leven. Voor deze drie doden werd op Curaçao een ge­denkteken opgericht op het militair kerkhof in Otrobanda.
Van de aanval op Marcusse blijkt niet alleen de machete bewaard te zijn gebleven in het Marechausseemuseum in Buuren in de Nederlandse provincie Gelderland. Daar bevindt zich ook een prozaïsch verslag van zijn dood.

‘Op den avond van den overval zat Marcusse in gezelschap van twee brigadiers in één der zich naast de politiewacht van het Waterfort bevindende bogen aan tafel, om zijn boterham te nuttigen. Hij was gezeten op een stoel en met den rug naar den ingang van den boog gekeerd. Een zevental Venezolanen verscheen aan den ingang van dien boog, versperden dezen, terwijl één hunner Marcusse in den rug aanviel, hem een sabelhouw op het hoofd toebracht en hem, toen hij ter aarde was gestort, met klewanghouwen zwaar verwondde. Hij is niet in staat geweest zich op eenigerlei  wijze te verdedigen; (…). Terwijl Marcusse badend in zijn bloed lag te kreunen, is hij geruime tijd later door een geneesheer per ambulance-auto naar het Sint Elisabeth-gesticht vervoerd.’ In dit ziekenhuis overleed hij de maandag daarop.

Begrafenis van Marcusse en collega’s op de militaire begraafplaats, Otrobanda, Willemstad, Curaçao.

WAPENS EN MUNITIE

Terug naar het koloniaal verslag: ‘De ijlings toegeschoten troepencommandant (A.F. Borren), die zich tijdens den over­val te zijnen woonhuize (in Mundo Nobo), ongeveer drie kilometer van het Waterfort verwijderd, bevond en die van het incident telefonisch verwittigd was geworden, werd in het fort door de Venezolanen overmand en van zijn vuurwapens ontdaan.’
Mr. W. M. A. Weitjes, rechter in de Antillen, was bij Borren op bezoek en reed met hem mee het fort in. ‘Terwijl de aandacht van de Venezolanen op Borren was gevestigd,’ zo schrijft Weitjes in een brief aan een oud-collega, ‘ontkwam ik aan de andere zijde uit zijn automobiel. Ik was slechts met een ploerten­dooder gewapend, en overigens ken ik mijzelf generlei heldhaftigheid toe, zoodat de vlucht zeer op mijn weg lag. Ik heb eenige uren vertoefd in eene woning vlak bij het munitiemagazijn gelegen.’
We lezen verder in het verslag: ‘(…) De aanvoerder van de Venezolanen, meester van het fort, liet door tusschenkomst van den troepencommandant, die zich in zijn macht be­vond, den toenmaligen Gouverneur (L. A. Fruytier) mededeelen, dat, indien men hem en zijne aanhangers met de wapens en munitie, welke zij in het fort buitgemaakt hadden, ongehinderd het eiland liet verlaten, er verder geen ongeregeldheden plaats zouden hebben; zoo niet, dan zou hij order geven tot plundering van de stad en tot het in brand steken van de installaties van de Curaçaosche Petroleum Indu­strie Maatschappij.’

Het dreigement noodde tot inschikkend handelen. ‘De Gouverneur vond het raadzaam maatregelen te treffen tot het vertrek; bijge­volg werd het in de haven liggende stoomschip Maracaibo – hebbende de Venezolaansche aanvoerder dit schip aangewezen voor het vertrek van hem en zijn volgelingen – daartoe gereed gemaakt.  Urbina en zijn aanhangers begaven zich daarop met den Gou­ver­neur en den troepencommandant naar (het schip) de Maracaibo, waar eenige door de Vene­zola­nen gevangen genomen (politie-)militairen bezig waren de buit gemaakte wa­pens en munitie in te laden. Om 2 uur ’s nachts verliet de Maracaibo de haven, met zich voerende den Gou­ver­­­neur, den troepencommandant, 11 (politie-)militairen en ongeveer 250 Vene­zo­la­nen met hun buit, (…).’

BLAMAGE / Het koloniaal jaarverslag preciseert de buit niet, maar die is wel bekend: 197 geweren, 4 mitrailleurs, 38 pistolen, 75 klewangs, ca. 7.000 patronen, en een bedrag van ca. f. 3.500 uit de brandkast van de Vreemdelingen­dienst. Het een en ander was bedoeld ter ondersteuning van een opstand van Urbina en de zijnen tegen de zittende Venezolaanse regering.
De volgende dag, zondag 9 juni, om 7 uur in de avond, keerde het schip met de gouverneur en de politiecommandant en zijn mannen terug. In het moederland was ‘met leedwezen’ kennis genomen van het noodlottige einde van de drie man­nen. Wat in het moederland toch bovenal stak was dat een ‘rovers­bende’ de Neder­landse kolo­niale macht in z’n hemd had gezet, zowel internationaal als voor het eigen thuisfront én, niet in de laatste plaats, de eilandbewoners.

‘Onze Neder­landsche vlag is ernstig beleedigd! Ons Nationaal gevoel is diep gekrenkt!’ Zo kopte de Koninklijke Nederlandsche Vereeniging in kapitale letters in haar lijfblad Onze vloot. Zij verwoordde een algemeen gevoelen over een ‘grenzelooze zorgeloosheid der Re­geering’ ten aanzien van de verdediging van de eilanden. Het verzuim zou door de overrompeling van het fort veranderen. Sindsdien en tot op de dag van vandaag heeft Curaçao een inlichtingendienst én een marinebasis mét militaire mankracht.

VERANTWOORDING / Gedetailleerd zijn de overrompeling van het Fort en de consequenties beschreven in Aart G. Broek, Geboeid door macht en onmacht; De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caraïbische eilanden (Amsterdam, 2011). Hierin ook bronvermeldingen. Koloniale jaarverslagen zijn in verschillende archieven in het Koninkrijk te raadplegen, ten dele ook digitaal beschikbaar. Bijgaande foto’s zijn afkomstig uit de collectie van het Marechausseemuseum in Buren (Gelderland), Nederland, tenzij anders vermeld.  Deze journalistieke bijdrage verscheen in het Antilliaans Dagblad van zaterdag 9 juni 2018.

 

 

 

 

 

 

 

 

on 10.06.2018 at 6:54
Tags: / /

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter