blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Discussie over koloniale geschiedenis heeft de hoogste urgentie’

door Dirk Wolthekker

Vanwege de grote belangstelling voor de koloniale geschiedenis organiseert hoogleraar Nederlands–Caribische letteren Michiel van Kempen [in samenwerking met de Stichting Framer Framed] de komende maand de lezingenreeks ‘Framer Framed Postcolonial Meetings 2017’. Die serie draait om de invloed van het Nederlands imperialisme en kolonialisme op de beeldende kunst en de literatuur.

Michiel van Kempen. Foto Sanne Landvreugd

Wat vindt u van de discussie over onze koloniale geschiedenis?

‘De discussie over onze koloniale geschiedenis heeft heel lang nauwelijks iets voorgesteld. Dus die discussie is niet alleen terecht, maar heeft ook de hoogste urgentie.’

Is de omgang met onze dekolonisatie net zo problematisch als de omgang met onze kolonisatie?

‘Onze kolonisatie wordt veelal afgedaan met: dat was nu eenmaal zo. Alsof het om een goddelijke wilsbeschikking ging, en niet om een door winstbejag gedreven onderneming. Vanuit die gedachtegang wordt het ook inzichtelijk waarom het denken over de dekolonisatie vaak zo moeizaam verloopt. Het gaat heel vaak vanuit een verdedigende impuls en niet vanuit een open blik op de geschiedenis. Onze langst zittende minister van Buitenlandse Zaken, Joseph Luns, was mateloos populair terwijl hij Nederland in twee dekoloniserende kwesties een modderfiguur liet slaan. In de kwestie van de Zuid-Afrikaanse apartheid stond Nederland niet achter de internationale boycot en in de onafhankelijkheidsstrijd van Papoea Nieuw-Guinea hield Nederland lang voet bij stuk. Leuke man, die Luns, altijd vol grapjes!’

De titel van de lezingenreeks lijkt te duiden op een zekere framing van (post)koloniale kunst. Wat is die framing dan?

‘De titel wil juist ter discussie stellen hoe de westerse blik vaak geframed is en ook hoe postkoloniale kunst geframed is geweest in de loop van de tijd. Het werd toch vaak gezien als marginale kunst, niet modern, primitief, exotisch. En natuurlijk, zoals met het Nationaal Museum in Jakarta, ook binnen een architecturale setting op westerse leest. Met die etiketten duw je die kunst tegelijkertijd van je af en suggereer je de superioriteit van je eigen kunst. Maar wat weten we er nu werkelijk van? In hoeverre begrijpen we de geest van waaruit niet-westerse kunst is ontstaan en misschien ook wel: in hoeverre is die geest te begrijpen?’

Het terras door Nola Hatterman (1930) Alle rechten voorbehouden aan het Stedelijk Museum, Amsterdam. In bruikleen aan het Amsterdams Historisch Museum.

In hoeverre werden westerse kunstuitingen opgedrongen aan koloniale cultuurtradities?

‘Natuurlijk in heel sterke mate, in zoverre het om kunst ging die vanuit instituties werd beïnvloed, met de scholen en kunstinstellingen voorop. Toch is dat niet het hele verhaal, want iemand als actrice en kunstschilder Nola Hatterman ging naar Suriname, juist om kunstenaars te leren hoe je negroïde gelaatstrekken natuurgetrouw moet schilderen. Dat hadden ze nooit geleerd. Maar ook dat riep natuurlijk weer een tegenbeweging op. Geschiedenis is altijd complex en kent veel meer nuances dan we tussen de kaften van een boek kunnen vatten.’

[Welke vormen kunnen kunstuitingen aannemen in het proces van dekolonisatie?

Als je naar de grote tentoonstellingen kijkt van dekoloniserende kunst de afgelopen tien-vijftien jaar: die in Hamburg vorig jaar, in Amsterdam in het Stedelijk, in de Nieuwe Kerk en die van Framer Framed in de Tolhuistuin, in TENT Rotterdam, in Kade in Amersfoort, in De Fundatie in Zwolle, in Beelden aan Zee in Scheveningen enz., dan kun je alleen maar zeggen: alle denkbare vormen, van concreet naar abstract, van doek tot driemensionaal kunstwerk, performance, fotografie en videokunst. Daarin zitten natuurlijk wel altijd elementen die de kijker meetrekken naar het koloniaal verleden of de nieuwe gedekoloniseerde naties, zoals bij de Curaçaoënaar Tirzo Martha die werkt vanuit afvalmateriaal van zijn eiland, of bij Patricia Kaersenhout die analyseert welke rol vrouwen hebben gespeeld in de Surinaamse geschiedenis. Charl Landvreugd onderzoekt de meerduidigheid van blackness. En dat alles in een buitengewone vormenrijkdom. Maar het gaat niet alleen over sexe en ras, koloniale geschiedenis en identiteit, maar over veel en veel meer. Michael Tedja had een grote expositie in het Cobramuseum, daar zit zijn hele geschiedenis in, maar ook het nu en de toekomst, dat is één krachtig amalgaam.]

Is er een verschil tussen kunst van Suriname en de Antillen enerzijds en van Nederlands-Indië anderzijds?

‘De (kunst)geschiedenis van Suriname en de eilanden in de Caribische Zee is springlevend, aan beide zijden van de oceaan. Dat geldt veel minder voor voormalig Nederlands-Indië: de Nederlands-Indische kunst is in Indonesië opzijgeschoven door de Indonesische kunst. Jonge Indische kunstenaars zijn in Nederland opgegroeide kunstenaars en Indië is geografisch gesproken alleen maar deel van wat achter hen ligt. Dus de kunst van jonge Nederlands-Indische overlapt in veel sterkere mate de Nederlandse kunst, maar misschien moeten we die kunst niet langer meer Indisch noemen.’

Zie hier voor de lezingenagenda voor komende maand.

[uit Folia, 17 maart 2017]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter