blog | werkgroep caraïbische letteren

Dhalang, de admiraal van de avond

Javaanse cultuur (deel 7 en slot)

door Charles Chang

Met een lange bananenstam op zijn schouder komt hij het podium op. Sapto Sopawiro (73) en zijn vrienden treffen voorbereidingen voor een wayangvoorstelling. Een halve dag later zijn ze klaar en begint het uitzoeken van de poppen. Deze hoge vorm van kunst kan men nog maar sporadisch bewonderen. In dit laatste deel van de Javaanse serie: de dhalang of wayangpoppenspeler. Wordt pak Sapto de laatste der dhalangs?

Ondanks zijn hoge leeftijd heeft Sapto nog de energie om uren achter elkaar voor het scherm te zitten en de poppen te bedienen. Hij vertelt, zingt, deelt meppen uit op het witte doek en dirigeert onzichtbaar het gamelanorkest. Al zijn voorgangers hadden die vaardigheden en kennis ook. Een dhalang weet alles en staat in aanzien. Toch zijn er geen opvolgers in het vooruitzicht en wordt de wayang kulit (schaduwpop) met uitsterven bedreigd.

“Mijn vader was dhalang en als jongetje van acht ging ik mee achterop de fiets”, vertelt Sapto. “Ik hield het natuurlijk niet vol, want vroeger duurde een voorstelling tot de volgende ochtend.” Naast de kist met poppen viel de kleine Sapto dan in slaap. “Maar ik hield van wayang en bezocht alle voorstellingen.” Later, als volwassene, hielp hij met het opzetten van het scherm en oefende hij bij de dhalangs in zijn buurt. “Maar lag het niet in mijn bedoeling om dhalang te worden.”

Als dhalang moet je niet alleen het krama inggil, de hoog Javaanse taal, en de karakters van alle vierhonderd figuren kennen, maar ook veel lezen en de rollenboeken uit het hoofd kennen. Het is dus niet zo eenvoudig om dhalang te worden. Volgens een artikel uit de Ware Tijd van 9 september 1993, ‘Wayang kulit, cultuurschat uit Indonesië’, geschreven door John Krishnadath, leefden er rond die tijd twintig tot dertig dhalangs. Niet alle waren actief, maar wel al boven de vijftig.

Les

In 2000 kwam een dhalang uit Indonesië om twee maanden les te geven. “Ik wilde niet! Ik vond het moeilijk.” Op aandringen van zijn vrouw ging hij toch en dat veranderde Sapto’s instelling. De groep bestond uit twee beginnelingen, waaronder Sapto, en vier ervaren dhalangs. Na een paar lessen liet de groep het echter afweten. “De Indonesische wayang verschilde met die van hun. Daarom kwamen ze niet meer”, zegt Sapto, die wel trouw naar les ging.

De dhalangs waren bovendien al oud en overleden kort na elkaar. “Het werd een plicht om door te gaan.” Sapto bleef dus oefenen en de goeroe op Domburg stimuleerde hem. “Mijn eerste performance was op Lelydorp. Ik was niet tevreden, maar het publiek vond het goed.” Vijf jaar later kwam de Indonesische dhalang opnieuw naar Suriname in verband met de viering van 115 jaar Javaanse immigratie. Dit keer bleef de goeroe zes maanden en weer was Sapto de enige leerling. “Hij leerde mij alle kneepjes van het vak en adviseerde mij om het wereldgebeuren te volgen.”

Zorgen

“In het eerste jaar dat ik in Suriname verbleef, maakte ik mij al zorgen over de situatie,” zegt Nur Rahardjo, de ambassadeur van Indonesië. “Toen leefden er nog drie dhalangs, alle ver boven de zestig maar nu is er slechts één dhalang over.” Zou hij daar, vanuit zijn positie, niet wat aan kunnen doen? “Yogyakarta is al op de hoogte en staat klaar om een dhalang naar Suriname te sturen, die mensen zal opleiden. Maar de eigenlijke vraag is: zijn er wel mensen, vooral jongeren, die dhalang willen worden?” De ambassade kan het volgens Rahardjo niet alleen doen, maar heeft de ondersteuning nodig van het Ministerie van Cultuur en de Javaanse gemeenschap.

Opgegroeid met de wayangcultuur weet Rahardjo wat het betekent om dhalang te zijn. “Wayang kulit is een hoge vorm van kunst en daarom is het niet gemakkelijk om dhalang te worden. Je hebt er een speciaal talent voor nodig en je bent nooit klaar met leren.” Volgens de ambassadeur komt dhalang-zijn van binnenuit, “als een roeping, kan je zeggen”.

Als kind had hij een vriendje die al gefascineerd was door de poppen toen hij pas vijf jaar was. “Zodra hij ze zag, wilde hij ermee spelen. Later is hij zelf dhalang geworden.” In Indonesië is de wayang kulit volgens hem nog steeds populair. “Het is dynamisch en gaat mee met de tijd, waardoor jongeren ook komen kijken. Daar heeft de westerse cultuur niet zo’n invloed als in Suriname.”

Meertalig

Onder de Javaanse jongeren blijkt, anders dan doet vermoeden, wel interesse te bestaan voor de wayang kulit. Shelien (29) uit Domburg bijvoorbeeld zou er wel één willen meemaken, “maar ik weet niet waar en je moet uitgenodigd zijn.” Romano (23) uit Lelydorp was nog kind ten tijde van de laatste wayangvoorstelling op Lelydorp in 2000. “Ik zou er meer over willen weten, maar ik weet niet waar het wordt gehouden. Er is nu alleen nog jaran kepang.” Beide jongeren geven toe het hoog Javaans niet te verstaan; het voornaamste probleem voor de wayang in Suriname.

Na het tweede bezoek van zijn goeroe, maakte Sapto zijn voorstellingen meertalig. “De eerste keer was op Lelydorp (de Kranenweg) en aan de hand van de reacties deed ik het later ook op Domburg. Het is nodig die meertaligheid omdat jongeren het anders niet verstaan.” Bij de viering van 120 jaar Javaanse immigratie kreeg Sapto juist de opdracht van de VHJI-voorzitter om zijn voorstelling in verschillende talen te houden. “Dat was helemaal geslaagd!”

Onorthodox

In Sapto’s voorstellingen gebruikt hij niet alleen niet-Javaanse woorden, maar zingt ook in het Surinaams en Engels. Hits zoals ‘Blakarowsu’ en ‘Since I met you baby’ vallen dan bijzonder in de smaak. Helemaal vrij is hij echter niet. De organisatie die hem inhuurt, heeft natuurlijk ook wensen. “Soms willen ze helemaal traditioneel. Onze wayang is onorthodox en daarom hebben sommigen wel eens moeite gehad met de dhalang.” Sapto’s begin is standaard, want dat is het religieuze gedeelte, maar daarna laat hij zijn creativiteit de vrije loop. “Natuurlijk aangepast aan de gelegenheid.”

Sapto is niet de eerste met een ‘vreemde’ taal, maar wel degene die het heeft doorgedrukt. Beeldend kunstenaar Soeki Irodikromo herinnert zich dat Kamirin Sordjo er dertig jaar geleden al mee was begonnen. De dhalang gebruikte Surinaamse woorden en ontlokte een golf van kritiek. “Want daarmee bracht hij de waarde omlaag”, zegt Soeki, die er een andere mening over heeft. “Wayang is de allerhoogste kunstuiting, maar soms moet je offeren. Binnen elke kunst heb je dat. De ouderen zijn ertegen, het verpest de waarde van de cultuur, maar voor wie doe je het uiteindelijk?”

Soeki vindt dat het feit dat de Javaanse jongeren de taal niet spreken doorslaggevend moet zijn. “Ik heb er geen moeite mee als het op een nette en verantwoorde manier gebeurd en de vreemde taal het oorspronkelijke verhaal niet tekort doet.” Volgens hem moeten jongeren ook de kans krijgen om de voorstellingen te volgen. “Sapto durft het zelfs aan om de koning een andere taal te laten spreken!”

Admiraal

De kunstenaar had de kans om dhalang te worden, maar bedankte om een paar redenen. “Ik beheers de taal wel in zekere mate, maar ik vind mijn stem niet geschikt. Je moet de lakons, de verhalen, uit het hoofd kennen, de muziek kunnen bespelen en weten te zingen. Als dhalang ben je admiraal van de avond, maar ik zit liever te kijken!”

Sapto is momenteel in Nederland en zal vanavond een wayang kulit houden in het Laaktheater te Den Haag. Een unicum. Daarna reist hij door naar Yogyakarta, Indonesië, voor verrijking van zijn culturele kennis. Ambassadeur Rahardjo: “Ik zie graag dat de wayang kulit behouden blijft. In Indonesië kan een dhalang goed van zijn vak leven. Ik hoop dat het zover komt dat men het hier ook wil leren.” De ambassadeur sluit af met een belofte: de Indonesische regering zal de komende jaren beurzen aanbieden om mensen in staat te stellen dhalang te worden.

[uit de Ware Tijd, 20/04/2013]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter