Dekolonisatie van de geschiedschrijving, een poging tot een evenwichtige benadering
door Eric R. Jagdew
Al enkele jaren discussieert men over dekolonisatie van de Surinaamse geschiedschrijving. Deze discussie is na 2010 toegenomen, nadat Dew Baboeram door Nederlandse en Surinaamse historici beschuldigd werd van het bedrijven van wetenschappelijk kolonialisme. Vanwege de nogal eenzijdige beïnvloeding van de publieke opinie is onterecht een indruk ontstaan alsof de afgelopen 40 jaar niets is gedaan aan het surinamiseren van de Surinaamse geschiedenis.
Dit is dan ook de reden waarom ik in de pen ben geklommen en deze reactie heb geschreven. Het doel hiervan is de Surinamers, maar vooral de politici en beleidsmakers erop attent te maken dat dekolonisatie een lang proces is en in dit proces zij geloof moeten hebben in hun eigen mensen en vooral zichzelf goed moeten laten informeren. In feite moeten wij als volk veel meer gaan lezen en niet klakkeloos aannemen wat anderen zeggen, dus kritisch denken en handelen; maar vooral eerlijk zijn, hetgeen ik enigszins mis in deze discussie.
Voor de duidelijkheid moet worden vermeld dat het proces van surinamisering van het onderwijs en de geschiedschrijving lang vóór de onafhankelijkheid, met name na de Tweede Wereldoorlog met de zogenoemde ‘Baas in Eigen Huis’-beweging op gang is gekomen. Met de onafhankelijkheid in 1975 en de staatsgreep van 1980 kwam de dekolonisatie van de geschiedschrijving beter op gang: er werden nieuwe leerdoelen en methoden ontwikkeld voor het basisonderwijs en deels voor het voortgezet onderwijs. Zie hiervoor onder meer Doelstellingen voor het geschiedenisonderwijs bij het LO en VOJ (Jagdew, 2010). Zo werd ook de naam van de universiteit van Suriname veranderd in de Anton de Kom Universiteit van Suriname (Jagdew, 2011), mede door het dekolonisatieproces in de regio en de ‘Derde Wereld’-gedachte. Vanaf deze periode begonnen de in Suriname woonachtige academici ook westerse theorieën te toetsen door meer naar de regio te kijken en door meer aan geïntegreerde wetenschapsbeoefening te doen. Voorbeelden hiervan zijn Jack Menke, Glenn Sankatsing, Marten Schalkwijk en anderen. (Menke, 2011).
In een artikel uit het derde nummer van His/her Tori. Tijdschrift voor Surinaamse geschiedenis en cultuur, heb ik (Jagdew, 2012) aangegeven waarom er na een periode van vernieuwingen een vertraging optrad in het proces van surinamisering. De realiteit is dat wij het Surinaamse onderwijs enigszins hebben kunnen surinamiseren, maar de daadwerkelijke dekolonisatie van de geschiedschrijving in Suriname is uitgebleven. Dit komt omdat het Surinaams kader in de jaren ’80 en ’90 moest hosselen om te overleven en daardoor geen tijd had om zich bezig te houden met vernieuwingen. Zo is er ook verzuimd al die tijd genoeg eigen academisch geschoolde historici op te leiden en hen die tools aan te reiken, opdat zij het proces van surinamisering konden voortzetten (Hassankhan, 2013). Hiermee zeg ik niet dat (Surinaamse) academici in het buitenland en dus ook in Nederland geen bijdrage hebben geleverd aan dit proces. Integendeel, er is een bijdrage geleverd door onder anderen Waldo Heilbron, Glenn Willemsen, Ruben Gowricharn en Sandew Hira. Laatstgenoemde, beïnvloed door het marxisme, schreef de Surinaamse geschiedenis vanuit een socialistische bril.
Als deeltijdse medewerker op de afdeling curriculumontwikkeling kreeg ik aan het begin van deze eeuw het doelstellingenboekje voor het geschiedenisonderwijs in handen en mocht op basis hiervan de geschiedenisboekjes van de vierde en vijfde klas van de lagere school herschrijven. Gaandeweg het proces werd onder leiding van Linda Sairras-Rozenblad, Ewald Joemratie en Fariel Izaak ook een nieuw leerplan ontwikkeld voor het basisonderwijs, met name voor het geschiedenisonderwijs. Op basis van dit leerplan, dat toen breedvoerig is besproken met nagenoeg alle stakeholders binnen het Surinaamse onderwijs, hebben Eric Jagdew, Joyce Playfair en later Roekminie Sewradj-Debipersad de geschiedenisleerboekjes van klasse vier en vijf van het gewoon lager onderwijs herschreven. Degenen die achterbleven op CO/MINOV hebben vervolgens na 2007 aan boekje zes gewerkt.
Ik wil in deze reactie expliciet het geschiedenisboekje van leerjaar vijf van het basisonderwijs behandelen, omdat critici bij de discussie over herschrijving van de Surinaamse geschiedenis, hun afkeuring uitspreken over de gehele geschiedenismethode van het lager onderwijs zonder vooraf dit boekje grondig te hebben doorgenomen. Met onderstaande passages uit boekje vijf wil ik aantonen dat de situatie anders is.Op de bladzijden 8, 50 en 52 wordt onder meer de leerling geleerd over het ware karakter van het kolonialisme, namelijk onderdrukking en uitbuiting. Pagina 8: ‘Ons land is van 1667 tot 1975 een kolonie geweest van Nederland en is daardoor eeuwenlang uitgebuit. De rijkdommen van Suriname werden door Nederland weggedragen en niet gebruikt om ons land tot ontwikkeling (bloei) te brengen.’ Pagina 50: ‘De Spanjaarden veroverden en onderdrukten de Indianen omdat ze betere wapens hadden. Uit hebzucht stalen de Spanjaarden de rijkdommen van de Indianen. Daarnaast beroofden zij de Indianen van hun vruchtbare gronden en hun vrijheid.’ Pagina 52: ‘Deze (wereld)handel was echter oneerlijk en ongelijk, want alleen Europa verdiende eraan. Europa maakte grote winsten ten koste van de andere werelddelen. Europa werd rijker en rijker en Afrika, Azië en Amerika werden alleen maar armer.’
De leerlingen worden in dit boekje ook doelbewust aan het denken gezet over het onrechtvaardig handelen van de blanke kolonisten in Suriname. Hiertoe wordt op bladzijde 60 in vraag 4 gesteld: ‘In 1593 liet de Spaanse koning Filips II Guyana in bezit nemen door Domingo de Vera. Vind je dat de Spanjaarden het recht hadden om dat te doen? Waarom zeg je ja of nee?’ En op de bladzijde 66 wordt de volgende vraag gesteld: ‘In 1662 gaf de koning van Engeland Suriname als eigendom aan Willoughby en Laurens Hide. Mocht de koning dat wel doen?’
Bij het ontwikkelen van boekje vijf vonden we, dat de kinderen naast vaderlandsliefde ook de wreedheid van slavenhandel en slavernij bijgebracht moest worden, en dat de Nederlandse slavenhandelaren wrede slavendrijvers waren. In dit kader staat er op bladzijde 82: ‘Deze reis (van Afrika naar Suriname) was voor de slaven een echte marteling. In de kleine scheepsruimten waren zij gedurende de hele reis aan elkaar vastgebonden’, en op pagina 93: ‘Als hij (de meester) vond dat de slaven niet hard genoeg werkten of brutaal waren, kregen zij zeer wrede straffen. Als straf kon de slaaf zweepslagen krijgen of de Spaanse bok, maar hij kon ook worden verminkt’. Natuurlijk waren onze voorouders heldhaftige mensen die in verzet kwamen tegen de onderdrukking en uitbuiting. Hierover staat er respectievelijk op de bladzijden 70, 103 en 112 letterlijk: ‘De blanke soldaten konden de dappere Indianen en Marrons niet verslaan. Daarom sloot de gouverneur vrede met hen’;‘De slaven in de stad en op de plantages keurden de slavernij af. Zij waren niet bereid in deze slechte situatie te leven. Daarom leverden zij strijd om vrije mensen te zijn’, en ‘De Marrons beschikten over weinig wapens, maar wel veel moed om te strijden. Zij voerden een soort guerrillaoorlog tegen de blanken’.
Dit zijn slechts enkele opsommingen, maar er zullen in het boekje hier en daar nog wat zinnen en woorden voorkomen die herschreven moeten worden. Echter, laten wij als wij onszelf willen ‘promoten’ niet halve waarheden en leugens verspreiden, maar aan een evenwichtige benadering van zaken doen.
Geraadpleegde literatuur:
– Hassankhan, M.S.: ‘Dekolonisatie van de geschiedschrijving van Suriname. Een utopie?’ In: M.S. Hassankhan, J.L. Egger & E.R. Jagdew: Verkenningen in de historiografie van Suriname. Van koloniale geschiedenis tot geschiedenis van het volk, deel 1. Paramaribo: AdeKUS, 2013: pp. 47-89;
– Jagdew, E.R.: ‘The Development of the History Education in Suriname, 1667-present day. From Dutchifying to Surinamising’. In: Report Policy Dialogue Workshop, pp. 14-38. (UWI St. Augustine, december 2009): pp. 14-38;
– Jagdew, E.R.: ‘Anton de Kom en de februari opstand van 1933 in Suriname. Een historiografische beschrijving, 1929-heden’. In: Universiteitsblad AdeKUS: Interactie, 2011, nr. 09, pp. 19-41;
– Jagdew, E.R.: ‘Dekolonisatie van de Surinaamse geschiedschrijving. Waarom is die uitgebleven?’ In: His/her Tori (juli 2012), pp. 5-15;
– Menke, Jack: Het spanningsveld tussen methodologie en diversiteit in de samenleving’, inaugurele rede (…) bij aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de Sociale Wetenschappen (…), 2009;
– Wij en ons verleden: De geschiedenis van ons volk voor de vijfde klas van het basisonderwijs. Leerlingenboek leerjaar 5. Paramaribo: MINOV/Afdeling Curriculumontwikkeling, 2007.