De zoektocht van een Hindoestaan naar het cultuureigene (deel 9)
door Bris Mahabier
Mahatma Gandhi: inconsequent? – kritiek op Gandhi – geen positieve beeldvorming – twee leerlingen geklapt – de icoon van Magenta: Subhas Chandra Bose – internering van een samáji activist – activisme van samáji hindoes
64. Gandhi: de ahimsa-profeet steunde het Britse leger
De nationalist Subhas Chandra Bose (1897-1945) streed eerst op een democratische manier bijna twee decennia samen met Mohandas K. Gandhi (1869–1948) en vele andere nationalisten tegen de Britse heerschappij in Brits-Indië. Gaandeweg radicaliseerde Bose.
Hij werd een militante nationalist, die veel sympathie verwierf, vooral onder geschoolde jongere Hindoestanen. In Gandhi’s geweldloze strijd (ahimsá), die al ongeveer 25 jaar had geduurd, zag Subhas Bose weinig heil meer. Door de opkomst van nationaalsocialistisch Duitsland werd het Britse imperium bedreigd. Subhas Chandra Bose wilde, dat het Indian National Congres (INC), de onafhankelijkheidbeweging van Brits-Indië, de politieke druk op de Britse kolonisator zou verhogen. Gandhi weigerde dit uit politiek-morele overwegingen. Ook de autoritaire en opportunistische beslissingen van Gandhi in belangrijke politieke kwesties frustreerde Chandra Bose. Zo ging Mahatma Gandhi, de prediker van ahimsá (geweldloosheid) akkoord met grootschalige militaire steunverlening aan zijn politieke vijand, de Britse kolonisator, in hun strijd tegen Duitsland en Japan. Meer dan twee miljoen jonge Indiërs namen dienst in het Britse leger en zij streden op drie continenten tegen de As-mogendheden. Vele duizenden Brits-Indische militairen sneuvelden ver van hun geboorteland. Het ahimsá-geweten van de Grote Ziel Gandhi had blijkbaar geen moeite met dit verlies van jonge levens. Dan maar weer vasten en wijzen op de verheven onthechtingsgedachte uit de Bhagavadgita. Ook de Indiase industrie draaide tijdens de Tweede Wereldoorlog op volle toeren, hoofdzakelijk t.g.v. het Britse leger. Met Gandhi bevriende industriële ondernemers sponnen er garen bij. Gandhi heeft vanaf het begin van zijn carrière een goede verstandhouding gehad met kapitalisten.
In 1939 werd Subhas Chandra Bose, ondanks de openlijke tegenwerking van Gandhi, Jawaharlal Nehru (1889-1964) en c.s., gekozen tot voorzitter van de Indian National Congres. Door manipulatie van Gandhi moest Subhas Chandra Bose diep teleurgesteld als voorzitter aftreden. Eindelijk was de maat voor Subhas Ch. Bose vol. Door een gewapende strijd – met materiële steun van vooral Japan – wilde hij het vertrek van de Britse koloniale machthebbers uit India bespoedigen. In 1944 viel Subhas Chandra Bose met zijn Indian National Army, die ruim 30.000 vrijwilligers telde, in het noordoosten van India binnen. Wat een epische invasie had moeten worden, werd een groot militair echec. “Callo Dilli’ (Op naar Delhi), de strijdkreet van Subhas en de zijnen, werd niet bewaarheid. Britse en Hindoestaanse militairen sloegen de vrijheidsstrijders genadeloos terug. Duizenden vrijheidsstrijders sneuvelden in het onherbergzame Myanmar, ook geplaagd door dysenterie en malaria. De INA en de Japanse militairen moesten zich overgeven aan Britten en Amerikanen.
Subhas Chandra Bose kwam in 1945 bij een vliegtuigongeluk in Taiwan om. In het Surinaamse Magenta werd hij, ondanks de mislukking van zijn militaire actie, bejubeld. Voor ons was hij een mythische figuur die veel bewondering en waardering genoot.
65. Kritiek op Gandhi’s geweldloosheid
Wat ik mij nog goed kan herinneren is, dat de meeste árya samáji hindoes van Magenta tot in de jaren zestig kritisch waren over Mahatma Gandhi. Toen begreep ik niet alle details van hun kritiek. Reflecterend en op basis van literatuurstudie kan ik nu het volgende stellen. Gandhi’s zwakke punten, bijv. zijn houding ten opzichte van de vakbeweging, de onaanraakbaarheid, industrialisatie, grootgrondbezit, moslims en kapitalisme werden bij ons breed uitgemeten. Dit gebeurde op basis van lectuur o.a. van oude kranten en tijdschriften uit India. Niet elke stap van de Mahatma werd er toegejuicht. Zo had men geen waardering voor zijn niet-doortastende rol inzake de ophanging van o.a. Sardar Bhagat Singh (1907-1931), een jonge charismatische revolutionair, atheïst en socialist. Bhagat Singh kwam uit een árya samáji familie en werd een atheïst. Zijn árya samáji achtergrond was waarschijnlijk een extra reden voor de interesse die wij in Magenta voor hem hadden. Bhagat Singh wilde de dood van Lala Lajpat Rai wreken. Deze árya samáji activist was in 1928 tijdens een geweldloze demonstratie door de politie zwaar mishandeld en overleden. Bhagat Singh wilde middels een bomaanslag de Britse politiecommandant, die verantwoordelijk was voor de dood van Lala Lajpat Rai, doden. Zijn opzet mislukte. Gandhi zweeg in deze kwestie. Vermoedelijk had de gelovige Gandhi een hekel aan atheïsten. Ook van samáji activisten met hun kritische houding ten opzichte van de moslimhistorie in India en de politiek van de Moslim Liga moest de Mahatma niet veel hebben.
Gandhi’s politiek van geweldloosheid, door hem nota bene aan de Bhagavadgita gerelateerd, werd dubieus geacht. In dit heilig boek wordt door god Krishna in hoofdstuk 2 het gebruik van fysiek geweld conditioneel aanbevolen en zelfs verplicht verklaard voor de chattri’s, de strijderskasten, waartoe zijn neef Arjuna behoorde. Geweldloosheid is in geen geval een door Gandhi, Ramchandra of Krishna bedacht concept!
66. Geen positieve beeldvorming
Gandhi’s ambivalente en zelfs afwijzende houding tegenover bepaalde acties van árya samáji exponenten vielen bij ons niet in goede aarde. Zo bekritiseerde Gandhi openlijk de suddhi-campagne van de jurist Swami Shraddhanand en wees deze af. Gandhi vond het niet acceptabel dat moslims in Brits-Indië weer tot hindoe bekeerd werden. Ooit waren hindoes tot de islam bekeerd. Eerder had hij fel gepleit voor het herstel van het (islamitische) kalifaat in Turkije! Swami Shraddhanand, de suddhi-campagneleider, werd in 1926 door een moslim vermoord. Eerder was Lekhram, een populaire journalist-publicist vermoedelijk door een jihadist in Lahore doodgestoken. Lala Lajpat Rai, een advocaat, werd in 1928 gedood door láthi-charge (wapenstokgeweld) van voornamelijk Hindoestaanse politieagenten in Britse dienst.
Door deze en andere gebeurtenissen in Brits-Indië en het ontstaan van Pakistan, een moslimstaat onder leiding van M. A. Jinnah, werd de beeldvorming van samáji’s van Magenta over moslims niet positief beïnvloed. Ook de politieke ontwikkeling in de Hindoestaanse bevolkingsgroep en de eeuwenoude bekeringsplicht bij hindoe-moslim huwelijken speelden hierbij mee. In het midden van de jaren vijftig was er een voelbare tegenstelling. Hindoe- en moslimworstelaars daagden elkaar uit. Zes árya samáji worstelaars van Magenta deden hieraan mee. Deze ontwikkelingen hadden zeker invloed op het denken van jongeren, ook op mij.
67.Twee keer klapte ik een leerling in mijn 42 onderwijsjaren
Reeds in het midden van de jaren vijftig hoorde ik in Magenta samáji hindoes beweren, dat het gebruik van fysiek geweld (himsá) een essentieel onderdeel van de oude cultuur en historie van hindoes was. In dit opzicht verwees men naar de Mahábhárat en de Ramáyan, twee als heilig beschouwde monumentale geschriften. In hun ogen waren deze twee epen geen ‘heilige’ boeken, maar belangrijke historisch-literaire werken met veel historische, fictieve en moraliserende verhalen. De belezen landbouwer Ramsahai Raghunath attendeerde zijn gehoor herhaaldelijk op de gewelddadige prestaties van bepaalde godinnen, zoals Durgá en Káli.
Buurtgenoten en familieleden, die voor mij gedeeltelijk voorbeeldfiguren waren, wisselden soms van gedachten over moeilijke onderwerpen. Ik hoorde sommigen praten over geweld. Wat mij bijgebleven is, is dat enkelen het gebruik van geweld niet afwezen. Voor mij bleef het niet alleen bij ‘horen’ over geweld. Helaas moest ik ervaren, dat bepaalde buurtgenoten in gezins- en familieverband geweld gebruikten. Kinderen kregen soms klappen, of werden met een jámun-twijg of een riem geslagen. Enkele moeders moesten veelvuldig lichamelijk geweld incasseren. Mijn moeder heeft mij een keer of drie met een jámun-takje gestraft (jámun= zwarte bessenstruik). Eén sanátani hindoefamilie probeerde ruzies met anderen met geweld te beslechten. Van de pedagogiekdocenten leerde ik, dat je als opvoeder en onderwijzer leerlingen niet zou mogen slaan. Helaas er werd in die tijd wel geslagen. Ook schoolhoofden maakten zich hieraan schuldig. Op mijn katholieke lagere school kon een Hindoestaanse onderwijzer ternauwernood een fysieke represaille van enkele woedende familieleden van een leerling ontlopen. Deze meester had in zijn ijver zijn leerling met een liniaal gestraft.
In mijn 42-jarige onderwijscarrière heb ik ‘slechts’ twee keer – in 1962 en 1970 – een leerling impulsief fysiek ‘gestraft’. Beide jongens kregen op hun wang een klap van mij. Hiervan heb ik lange tijd spijt gehad. Ik ben in 1957 onverwacht het slachtoffer van fysiek geweld geworden. Gelukkig liep dit goed af. Deze aanslag heeft grote impact op mijn jonge leven gehad. Bijna vier jaar heb ik mij vaak minderwaardig en geobsedeerd gevoeld. De geldende ongeschreven regel in Magenta en elders was: oog om oog, tand om tand. Deze vergeldingsbehoefte kon ik niet loslaten. Ik voelde mij hiertoe verplicht. Dit was een immateriële, culturele last op mijn schouders en die van enkele van mijn neven en vrienden. Ik wilde mij aan de ‘geldende’ traditionele Hindoestaanse groepsnorm conformeren. Dit beschouwde ik als een morele plicht, maar tegelijkertijd hing het ook als het zwaard van Damocles boven mijn hoofd. Bovenal wenste ik in geen geval in aanraking met justitiële autoriteiten te komen. Hoe speel je dat klaar? Verscheurde, ambivalente gevoelens!
Toen ik in 1961 – na een cursus van een jaar – succes had met mijn onderwijzersopleiding heb ik mijn intentie van fysieke wraakneming abrupt opgegeven. Mijn sociale positie veranderde onmiddellijk: ik was van de ene dag op andere niet meer de rijstplantende of veehoedende polderjongen op blote voeten, maar een onderwijzer, een meester. Mijn familie en vrienden juichten: Bris was een meester geworden. Anderhalve maand na mijn studiesucces verhuisde ik als jonge onderwijzer naar de openbare lagere school van de veraf gelegen oude plantage Bakkie (of Reijnsdorp). Op Nieuw-Meerzorg kreeg ik een vrije bovenwoning toegewezen. En in de weekends en vakanties, als ik weer in Magenta was, ‘genoot’ ik fietsend, en soms gebrekkig fluitend, van mijn nieuw verworven status als meester. De meeste dorpsgenoten en mijn familieleden spraken mij aan met ‘meester’ en niet meer met mijn voornaam Brispath.
68. Subhas Chandra Bose: de icoon van Magenta
Een ingelijst portret van Subhas Chandra Bose prijkte aan de houten muur van enkele ‘voorzalen’ (woonkamers) in ons dorp. Opvallend was, dat Subhas Chandra Bose, die respectvol Neta Ji (leider) werd genoemd, in Magenta veel waardering genoot; bijna kritiekloos. Een achttal van mijn generatie- en dorpsgenoten zijn naar hem vernoemd. Zij heten Subhas, Bose of Chander. Onze voetbalvereniging kreeg in 1952 (?) op voorstel van Oedaibhan Gogar de naam Netá Dal (Netá’s groep, aanhangers van Neta, maar misschien ook verwijzend naar Indian National Army van Bose). Deze voetbalvereniging en de later opgerichte Hindischool bestaan nog.
Ook ik deel bepaalde morele opvattingen van toen tot de dag van vandaag; misschien onterecht. De heroïsche verhalen van toentertijd hebben mij zeker in enige mate beïnvloed. Subhas Ch. Bose in zijn onberispelijke militaire uniform maakte ook op mij diepe indruk. Zijn gewapende strijd in 1944 om Bhárat (India) te helpen bevrijden, verdiende ook onze lof. Subhas Ch. Bose was de onbetwiste icoon van jongere samáji hindoes van de Magentaweg. Het westerse onderwijs voor jongens en meisjes, de urbanisatie van jongere gezinnen en alleenstaanden en vanaf 1974 de emigratie naar Nederland deed onze dorpsgemeenschapsband binnen enkele decennia flink eroderen. Hierdoor verzwakte ook de cultuuroverdracht. Ook onze Neta Ji geraakte in vergetelheid.
Er dient opgemerkt te worden, dat de meeste árya samáji’s van de huidige Magentaweg Subhas Chandra Bose niet (meer) als icoon hebben. De samáji hindoes van deze boiti (dorp) vormen nu een minderheid t.o.v. sanátani hindoes, christenen en Javaanse moslims! In Magenta staan er nu twee moskeeën voor Javaanse ‘oost- en westbidders’. Ooit waren de árya samáji’s in de meerderheid. Tot 1972 had je in het oude deel van Magenta geen één christen- of moslimgezin wonen. De meeste jongeren van nu zullen weinig of niets over Subhas Chandra Bose, de icoon van hun (groot)ouders, kunnen vertellen. Helaas, ook onvoldoende over hun eigen Surinaamse historie en cultuur. Dit is een indruk van mij. Wel beweren sommigen met trots, dat ze zich op Suriname richten. Dit is meer een emotionele en politieke reactie, vooral in confrontatie met vakantiegangers uit Nederland. Men weet meer over Bollywoodfilms en moderne Indiase muziek te vertellen dan over de eigen baithak gáná (een muziekgenre).
69. Internering van P. Lalaram, een samáji activist van Magenta
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zocht Subhas Chandra Bose samenwerking met Duitsland en Japan. (Vanuit Nederlandse optiek en die van de grote sádhu (asceet) Gandhi afkeurenswaardig!) Hij bracht een bevrijdingsleger van nationalisten, waaronder enkele honderden vrouwen, op de been. Zoals verteld viel hij met zijn slecht uitgeruste Indian National Army vanuit Burma (Myanmar) het noordoosten van India binnen en stuitte op hevig verzet van Indiase en Britse militairen.
Een deel van de samáji’s van Magenta wees deze samenwerking van Subhas Ch. Bose met de twee vijanden van het Verenigd Koninkrijk en het gebruik van bevrijdingsgeweld niet af. De heer P. Lalaram, was een ex-contractarbeider en een militante árya samáji hindoe van de Magentaweg. Waarschijnlijk had hij een Panjábi afkomst. Hij verwoordde openhartig zijn sympathie voor Duitsland. De heer P. Lalaram veroordeelde in harde bewoordingen evenzo de aanwezigheid van de Britse kolonialen in Bhárat, zijn geboorteland. Dat deed hij als melkventer in contact met vooral zijn Creoolse klanten in Paramaribo. Lalaram werd door de Surinaamse overheid eerst enige tijd in de gaten gehouden en daarna uit voorzorg op Copieweg (in Para) geïnterneerd.
Dat sommige samáji’s van Magenta ‘enige’ sympathie voor Duitsland hadden, heeft kennelijk ook, of vooral te maken met de interesse van enkele vooraanstaande Duitse wetenschappers voor de Vedische literatuur, de Indiase filosofie en het Sanskriet. Hun namen werden er regelmatig genoemd. Ook wij, enkele jongeren, koesterden enige sympathie voor F. Max Müller en Helmuth von Glasenapp, specialisten in de Indiase religieuze cultuur. H. von Glasenapp hield in de Stadszending in Paramaribo lezingen in het Hindi in de jaren dertig. Enkele samáji’s van Magenta en Wanica hebben deze lezingen bijgewoond.
70. Activisme van árya samáji’s van Magenta
Ook mijn oordeel over Gandhi heeft ‘iets’ met de denkwijze van de vroegere samáji’s van Magenta te maken. Na 2015 heb ik met literatuurstudie mijn standpunten kunnen uitdiepen. Enkele van mijn opvattingen over Gandhi heb ik onder invloed van mijn vriend Naushad Boedhoe (politicoloog en econoom) genuanceerd c.q. gecorrigeerd. Een principiële tegenstander van het gebruik van geweld bijv. door een staat tegen buitenlandse invallers of door een bevolking tegen een onderdrukkende macht ben ik niet; wel zou ik geweld in laatste instantie als laatste redmiddel aanvaarden. Individueel gebruik van fysiek geweld door burgers onderling wijs ik thans af.
Op het politieke vlak heeft de meerderheid van de bewoners van Magenta in de periode 1960-1969 geweigerd om gedwee in het politieke gareel van de VHP, de Verenigde Hindoestaanse Partij, te lopen. Wij werden fervente aanhangers van de Actie Groep, die door jonge, urbane árya samáji intellectuelen werd geleid, onder anderen door de integere huisarts Hary Hirasing en de eloquente jurist P. Chandishaw. Een deel van de politieke opvattingen en handelingen van de VHP en de NPS werden door ons met ongekende felheid bestreden. Enkele jongeren van Magenta zou je terecht als politieke activisten van de Actie Groep kunnen bestempelen. Deze ontwikkelingen hebben mij en enkele van mijn generatiegenoten niet onberoerd gelaten. Ik behoor niet tot de aanbidders van M.K. Gandhi. Voorts ben ik absoluut geen sympathisant van de overwegend rechtse opvattingen en handelingen van de bovengenoemde VHP. Evenzo is lafheid mij vreemd. Ik sta open voor zelfreflectie, ideeënstrijd en heroriëntatie. Ja, ik was een idealist, maar ook een bescheiden activist; in geen geval een dromer en opportunist.
Klik voor deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7 en deel 8.
Heer Mahabier,
Met groot interesse heb ik deel 9 tot mij laten doordringen. In mijn jonge jaren, had ik mijn twijfels over het gedachtegoed van Mahatma Gandhi over zijn geweldloosheid(ahimsà) gedachtegang. Datgene u met mij en de lezers uit de doeken heeft gedaan heeft bijgedragen, dat mijn aarzelingen met onmiddellijke ingang zijn opgeheven. Ik vraag mij af, of Gandhi destijds meerdere petten op had, om vriend en vijand ter wille te zijn? Ik kan het mis hebben? Subhas Chandra Bose, daar kan ik mij uit mijn zeer jonge jaren nog van herinneren, dat onze vader zeer gesteld op hem was en heel veel over zijn ideeën las. De klap op de wangen van twee jongens in het schooljaar 1962 en 1970 hebben mijns inziens bijgedragen dat uw innerlijke spijt zich heeft ontwikkeld, dat de basis van een beetje geweld bij het ouder worden zich heeft kunnen ontwikkelen naar een geweldloze denkwereld. Soerin Marhé.
Beste Bris,
Ik waardeer het zeer dat je terugkijkend naar de samenleving waar je deel van hebt uitgemaakt onder de loep neemt en telkens bepaalde aspecten ervan belicht. Met je analytische geest en schrijverstalent kun je het verleden weer doen herleven . In overdrachtelijke zin is het goed dat de huidige jongeren kennis hebben van en inzicht krijgen in hun eigen verleden .
De politieke opvattingen en keuzes in het district Nickerie, met name in de Van Drimmelen polder waren niet anders. Mijn vader was een fervent voorstander van Neta ji Bose. In onze woonkamer, voorzaal heette het, hing ook plaatje Subhaas Chander bose, Een gebrilde persoon, haren naar achteren gekamd en met een Indiase vlag op de achtergrond Toen jij als onderwijzer begon zat nog in de zesde klas van de lagere school; ik had er toen weinig benul wat er internationaal gaande was, maar ik weet uit de gesprekken met vader later waarom hij bepaald geen fan van M.Ghandi was . Nu ik jaren zelf wat boeken over de politieke geschiedenis van Zuid-Azie heb gelezen ben ik ook niet erg gecharmeerd van de opportunistische politiek van M.K Gandhi. Op ons perceel wapperde indertijd de vlag van Actiegroep, een licht blauwe kleur met het symbool van 2 samengevouwen handen. .VHP had in het betreffende verkiezingsjaar geen beslag weten te leggen op de 2 zetels uit Nickerie . Deze keuze van mijn vader werd afgestraft door de VHP door ruimhartig vergunningen voor detailhandel in de omgeving, waardoor de omzet van mijn vaders winkel snel afkalfde.
Goed stuk Bris, ga zo door….
In “De zoektocht van een Hindoestaan naar het cultuureigene ( deel 9)”
maakt Bris in heldere bewoordingen inzichtelijk hoe belangrijk de pedagogische hoekstenen omgang en milieu voor de ontwikkeling van een individu zijn.
Ook de ontwikkeling van sentimenten in de gevoelige periode van een jongeman heeft hij prachtig beschreven.
De voeding voor deze ontwikkeling werd bij Bris geleverd door de politieke gebeurtenissen in de vorige eeuw in India met als hoofdrolspelers Gandhi, Subhas Chandra Bose, Sardar Bhagat Singh, Lala Lajpat Rai en Swami Shraddhanand.
Ook het politieke tumult in de vorige eeuw in Suriname met politieke partijen VHP en Actie Groep waren goede voedingsbronnen voor de genoemde ontwikkeling.
Het fysieke straffen dat veelal leidt tot het dragen van, soms, levenslange gevoelens van spijt bij de strafoplegger, stelt Bris met eigen ervaring in dit blog aan de orde.
Met zijn beschouwing over het toepassen van geweld tilt Bris zijn blog op een hoog niveau.
Proficiat Bris.