blog | werkgroep caraïbische letteren

De ziel van Michiel

door Fred de Haas

Sla òm je blad
plons terug in je drijvend water
je verbeelde inzicht
                                   Michiel van Kempen, ‘Het Eiland’

Gelijksoortige dichtregels als boven hebben mij, jaren geleden, doen besluiten om geen gedichten meer te lezen die ik niet begrijp. Dat heeft me een hoop tijd gescheeld, want de honderden dichters die, zijdelings of frontaal, zijn blijven hangen in het erfgoed van de surrealisten, hebben in de 20e en 21e eeuw nog flink van zich laten horen. Hun versregels lieten nooit na om in mijn geest dezelfde vraag op te roepen die scheidsrechter-filosoof Van Gaal graag mocht stellen: ‘Ben ík nou zo stom of zijn júllie nou zo slim?’
Ik beantwoordde die vraag steevast met: ‘ík ben in elk geval niet zo stom’. Maar ik velde geen oordeel over ‘jullie’.

Een van Aruba’s blauwe paardjes / foto Fred de Haas

Toen ik voor de eerste keer een snelle blik wierp op de nieuwe dichtbundel van Michiel van Kempen, Het eiland en andere gedichten, viel mijn oog op bovenstaande regels uit zijn openingsgedicht en, mijn verworven inzichten indachtig, sloeg ik de bundel weer dicht.

Omdat ik Van Kempen – hoogleraar Nederlands-Caraïbische letteren aan de Universiteit van Amsterdam – ken als iemand met een scherpe pen en een scherp inzicht, sloeg ik toch, een beetje tegen beter weten in, het boek weer open, ook al omdat ik vond dat bovenstaand citaat –  totaal onbedoeld – op mijzelf zou kunnen slaan. Want wát als mijn inzicht slechts ‘verbeeld’ was? Ik moest er niet aan denken!

Het Eiland
De bundel opent met ‘Het eiland’. Bedoeld wordt hier het eiland Aruba waar de grote blanke wandelaar het Arubaanse leven, inclusief zichzelf, aandachtig observeert:

‘De prof kijkt koffiedik als het om vers en verzen gaat
speurt naar slakken in zijn waterput’

Onbehaaglijk voelde ik mijn gevoelens van sympathie voor de dichter afnemen naarmate ik verder las en het hermetische karakter van de verzen mij benauwde. Immers, je moest echt op Aruba zijn geweest om te begrijpen waar de dichter het over had: blauwe paardjes, kushina di Titi, funchi, I love Aruba, diabaas, garsa blanco chikito… Vertwijfeld zocht ik naar een verklarende begrippenlijst ergens achterin of naar een goed geplaatste voetnoot. Hoe moesten we anders kunnen begrijpen dat Michiel in het Zoutmanmuseum urenlang naar vlechtwerk en een oude Arubaanse keuken had staan kijken om er vervolgens zijn tomeloze fantasie op los te laten?

‘Steunend op eigen kracht’ en met een beetje hulp… / foto Fred de Haas

‘Zou ik ook zulke verzen kunnen maken’?, dacht ik overmoedig en bedacht zomaar uit het hoofd het volgende:

‘Zee en land gaan onmerkbaar over in elkaar.
En wat doet Wilhelmina daar zo eenzaam (en alleen) in dat park?
Eman kijkt borstbeeldig toe en knikt tevreden:
‘de begroting is, als altijd,niet op orde’.
‘Nederland betaalt’ lachte de Arubaan aan de overkant en
stapte over rails die smeekten om een tram.

Ik zou zo nog uren kunnen doorgaan, maar dat zou onterecht zijn. Van Kempen heeft zijn bundel niet voor niets geschreven. Zijn observaties heeft hij, bij wijze van verzen, onder elkaar gezet en toen hij klaar was noemde hij het resultaat een ‘gedicht’. En hij zag dat het goed was.

Ik bladerde verder. Naar de afdeling ‘Verzoeke geen rouwbeklag’. Daar stort Michiel zich, niettegenstaande alle verzoeken, in een welgemeend rouwbeklag voor overleden Surinaamse kunstenaars, veelal alleen bekend bij ingewijden als Michiel die van hen hield als geen ander, zoals daar waren de schilder Erwin de Vries met zijn chocoladen (?) woorden en het roze (?) van zijn bestaan, Slory de verarmde dichter en Shrinivasi die, begrijpelijk, niet hield van zijn eigenlijke naam ‘Lutchman’.
Ik blader weer terug. Nog veertig bladzijden te gaan. Weer geen voetnoten. Een sneer naar toeristen uit het Zuiden van Nederland. Maar welk beschaafd mens verstaat nou het Tilburgs van die toeristen? (weisthierskon = wat is het hier mooi).

Aruba / foto Michiel van Kempen

Suriname
We zijn in Suriname. De dichter ademt het tropische leven met volle teugen in en zet het om in goed getroffen beelden, maar soms ook weer zodanig getroffen dat ik weer aan Van Gaal moet denken:

Want wat in sprakeloze ogen peillood diep kan zijn
schiet naar boven en dobbert op die zee die woelig is’

Daar moet Van Kempen lang over hebben nagedacht: ‘peillood’, tweemaal ‘die’. Je moet er maar opkomen. En dan de titelhoudster van het gedicht ‘Elizabeth Bas’ die ‘de sigaar blijft’ met haar ‘rijke kanten kraag als slavenijzer om haar hals’. Zoiets bezorgt me weer eens een ‘peillood’ diep schuldgevoel dat minstens aanhoudt tot de volgende bundel…

Maar wie snapt dat nou nog vandaag de dag? Van die sigaar, bedoel ik.

Petrus Donders-monument in Tilburg

Nederland
De gedichten die over Van Kempen zelf gaan (Michiel als kleine jongen, volwassene en zoon) zijn ontwapenend mooi. Soms denk je wel eens : ‘ik wou dat ik het begreep’ maar andere keren leef je weer volop mee als hij op de schoot van Sinterklaas (= zijn vader) zit. Als ‘componist van het volmaakt gebarstene’ (nog even geduld, dames en heren!) worden we meegevoerd naar de virtuele maar o zo navoelbare wereld van religieuze hartstochten van nonnen in een Basiliek. Wie des dichters eigen hartstocht wil leren kennen, leze ‘Rond’ (p.45). De ‘eeuwig teleurgestelde’ die doet denken aan ‘El desdichado’ van Gérard de Nerval, spreekt oprecht en bitter in ‘Daar sta je dan’ (p.49). Recht in het hart gaan de woorden die hij heeft gewijd aan zijn moeder en vader.

Achteraf ben ik blij dat ik de beelden die als evenzovele verkeersdrempels de weg naar de ratio versperden voor lief heb genomen. Dan denk ik maar aan de wijze woorden van die andere voetballer-filosoof: ‘je gaat het pas zien als je het doorhebt’.


Het eiland en andere gedichten, Michiel van Kempen, In de Knipscheer, Haarlem, 2020

Bespreking ontleend aan Antilliaans Dagblad, 26 juni 2021.

2 comments to “De ziel van Michiel”

  • Ach, beste Fred, om met Hans Faverey te spreken: het is allemaal niet zo moeilijk. En je laat het ook zelf zien: je vraagt je af welk beschaafd mens het Tilburgs verstaat en vervolgens bewijs je dat jij het moeiteloos kunt. Wel moet ik één ding, terwille van de familie-eer, rechtzetten: die Sinterklaas op wiens schoot er wordt gezeten is niet mijn vader. Er staat immers: “Mijn vader dwaalde met zijn ogen naar de mijter/ van de heilige die zoveel pilaren vulde;” Nou kunnen Sinterklazen veel, maar de mijter op hun eigen hoofd bekijken, wordt fysiek toch een lastig kunststukje. En nog dit: zoals we al leerden in de eerste literatuurlessen op de middelbare school: de “ik” uit een literaire tekst gelijkstellen aan de schrijver is een vorm van al te primitief lezen, ook voor een beschaafd mens dat Tilburgs verstaat.

    Michiel van Kempen

    • Ik heb , gelukkig, nooit literatuur ‘les’ gehad, Michiel. Ik heb het mezelluf aangeleerd.
      Kan je me , trouwens, vertellen wie de ‘IK’ is op bladzij 74:
      ‘Ik gluur als verse buitenstaander
      van je leven door de deur
      […]

      Sinterklaas, zeker?

Your response at Michiel van Kempen

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter