blog | werkgroep caraïbische letteren

De Wals: dramatische onoverkoombare gebeurtenissen

Over de nieuwe roman van Astrid Roemer

door Hilde Neus

Olga en haar driekwartsmaten is een kleine roman van Astrid Roemer, verschenen na de toekenning aan haar van de P.C. Hooft-prijs in 2016. Als de titel al bevreemdend is, dan is de inhoud dat zeker. Waarom zou Roemer een boek schrijven over een steenrijk complex gezin met aanhang dat traditioneel kerst viert in een kapitale villa in de wijdte van Friesland?

 

Het lezen van dit boek is geen makkie. De oorzaak daarvan is voornamelijk de ontzettend grote hoeveelheid aan personages, allemaal familieleden van de hoofdpersoon Olga. De stamboom van de familie Pericard is opgenomen. Gelukkig besefte de auteur zelf dat het zwaar was voor de lezer om al die mensen uit elkaar te houden. De naam Pericard is te verbinden met Pericarditis, een ziekte die een ontsteking van het hartzakje inhoudt doordat het vocht vasthoudt. Een scherpe stekende pijn in de borstkast is een symptoom. Chronische Pericarditis kan uitmonden in littekenweefsel in het hartzakje, en daardoor verstijving, waardoor het hart minder goed slaat. ‘Wat???’, zegt u. Ja, Roemer laat alles aan de verbeelding, maar niets aan het toeval over. U zult uiteindelijk begrijpen, waarom dit een handig uitgekozen naam voor dit gezin is. Als je goed naar de stamboom kijkt, voordat je begint te lezen, heb je eigenlijk het geheim van de roman al ontrafeld. Maar dat doet niemand. Net zo min als dat je als lezer het voorstukje, een soort proloog, goed tot je neemt. Hierin vertelt Roemer hoe in 1949 een getrouwde vrouw, Victoria, in hongerstaking gaat, omdat ze uit haar gezin is gehaald en geplaatst in een kuuroord/gesticht. Ze schrijft elke dag twee brieven aan haar kinderen, maar die bereiken hen nooit. Na vijftig jaar moet het gezin herhaling van het drama zien te voorkomen. ‘Maar kan dat in een wereld waarin velen zichzelf niet willen kennen en anderen zich zelfs onder dierbaren niet kenbaar durven te maken uit angst voor geweld.’

Deze regel is de kern van de roman: familie kan zo intiem lijken, maar wat weten we eigenlijk van elkaar? Vele geheimen blijven onder de mat. Daarnaast spelen maatschappelijke zaken een rol. De oppervlakkige lezer denkt dat dit een oer-Hollands verhaal is over ditjes en datjes, zielenroerselen van de hoofpersonen, het stramien waarvan de tegenwoordige Nederlandse roman is geweven en waar ik persoonlijk niet bijzonder van gecharmeerd ben. Ik sta daarin niet alleen. Literatuurwetenschapper Thomas Vaessens klaagde in De revanche van de roman (2009) dat de geëngageerdheid in de moderne literatuur van de lage landen ver te zoeken was, en zijn stellingen maakten veel mensen boos. Maar dan heb je Roemer nog niet gelezen. De opmerkelijke toeschouwer ziet globalisatie: de jongeren van het gezin zijn over geheel Europa uitgewaaierd, met alle gevolgen van dien: homoseksualiteit: een kleinzoon is gehuwd met een man; polyamorie: het houden van meerdere mensen tegelijk, en zij stemmen allen in met die seksuele relatie; het Jodendom en de Holocaust en interraciale verhoudingen: de butler, maar ook het andere huispersoneel in de villa, is gekleurd. Hier kom ik later op terug.

 

Astrid Roemer. oto © Michiel van Kempen

Muziek speelt een belangrijke rol in dit werk. Dat zien we al aan de titel. Over de driekwartsmaat: ‘Kenmerkend bij het dansen van de wals is het romantische en langzame karakter en het rijzen op tel twee tot een ‘hoogtepunt’ op tel drie waarop alweer de daling ingezet wordt om op tel één laag en ver te kunnen gaan, waardoor de dans een ‘golvend’ element krijgt. De passen van deze dans zijn heel zwierig en soepel. Ze lopen in een vloeiende beweging door. De muziek waarop een Engelse wals wordt gedanst heeft een driekwartsmaat.’ (p. ?) Maar hier is het ook het ritme van Olga’s hart. Zij was een briljante studente en op haar 26ste al hartspecialist. Met de liefde loopt het anders. In haar leven heeft ze een aantal relaties gehad, die niet bijzonder gelukkig waren. Als ze na vier jaar weer kerst komt vieren, stelt ze Angus aan haar familie voor. Deze wordt op hartelijke wijze opgenomen in de familiekring en iedereen gaat op harmonische wijze met elkaar om. Olga raakt tijdens een wandeling met Angus in paniek omdat ze denkt dat de neuroloog, een oude partner die haar mishandelde, haar achtervolgt. Ze verdwijnt in de mist. Angus keert terug naar de villa, waar men na een tijd besluit haar als vermist op te geven. Ze is bij de Afsluitdijk in het water gevallen en verdronken en daarnaast heeft ze ook een wond aan haar hoofd. De gehele familie blijft voor de plechtige rituelen rondom de uitvaart en de bijzetting van het gebalsemde lichaam in het familiegraf. August, de vader van Olga, maakt contact met Alma, een oude vriendin van zijn vader en moeder. Dan blijkt dat zij in een ménage à trois -een driehoeksrelatie- samenleefden, en Victoria twee kinderen kreeg met haar man Joseph. Maar ook Alma raakte zwanger van hem. Dit mondde uit in een schandaal, Victoria ging naar een inrichting en pleegt na zes jaar zelfmoord door in het meer te springen. Alma werd verbannen en het kind afgestaan. Ze vertelt nu na al die jaren, bij de dood van Olga, wie het meisje is, en dat blijkt zeer ingrijpend voor de familie….

 

Friesland. Foto © Michiel van Kempen

Aan het einde van het boek ontsluit Alma een kist waarin de ongeopende brieven van Victoria aan haar kinderen. En een vioolkist, die ze opent. ‘Ze schuift het instrument met gesloten ogen naar de plek waar haar aangezicht het voelt en meteen vullen scherpe klanken ieders hoofd en breekt alles wat na Olga’s uitvaart nog heel was gebleven. De habanera sprint als een zwerm vogels uit Alma’s lijf. En wie aanwezig is kijkt toe en vergeet dat wat gebeurt van voorbijgaande aard is. En dat het moment niet is als breekbaar ijs maar als adem. Klank sterft uit. Ze gaan.’ [p. 125]. Hier googelde ik ‘Habanera’ en kwam uit bij de belangrijkste aria uit de opera Carmen van de componist Bizet (1873): L’amour est un oiseau rebelle. (Zou Roemer ook de versie van Jessye Norman zo prachtig vinden?). Liefde is een wilde vogel. Liefde laat zich niet leiden en is onvoorspelbaar. Deze aria wordt aan het begin van het verhaal al gezongen door Olga. En onregelmatig slaat het hart, water, muziek, alles is met elkaar verbonden in deze roman. Samengebald door een stijl die voor velen zeker niet makkelijk is: onregelmatige zinnen, vaak zonder werkwoord. Uitroepen haast. Inhoudelijk diepe gevoelens naast bijna koud uitgesproken opgesomde feiten. Roemer zelf noemt het in haar prelude dan ook ‘tekstbrokken’. Maar o zo prachtig en poëtisch! Moeten we alles uit de roman opzoeken op Google? Nee, beslist niet. Laat het over u komen, en lees deze kleine roman voor een tweede keer. En het zal duidelijk zijn….

 

De bediende

De kaft alleen al is bevreemdend voor de Surinaamse lezer: een zwaar bewerkte Louis de Vijftiende-canapé in rococostijl, met roze bekleding tegen een witte lambrisering met gipswerk en een helblauwe wand. Bent u als lezer afgehaakt? Dan kan, het zou me niet verbazen. Maar ik waag een extra dimensie toe te voegen aan Olga en haar driekwartsmaten van Astrid Roemer. En dat is de focus op de bediende. Want waarom zou Roemer een boek schrijven over een blank gezin dat samenkomt in een villa in Friesland? Die bediende valt op en uit de toon door zijn kleur en zijn stille aanwezigheid in de roman. Lucienne werkt als butler in de villa van de Pericards en op drukke dagen wordt hij geassisteerd door Rooni en Mavis, ook beiden zwart. In flarden tekst schetst Roemer zijn positie, zijn eigen gedachten zijn opgenomen in het bijgevoegde fragment.
‘Huismeester Lucienne was even haast ongemerkt stilgevallen…’(10)
‘Huismeester Lucienne klapt in de handen, voorzichtig maar indringend.’(11)
‘Lucienne tikte hem op de schouder en biedt hem een glas donkere wijn aan.’ (16)
‘Ik heb haar ook geneukt! Het is de donkere stem van de huismeester. Hij (haar broer) vliegt op hem af, grijpt Lucienne bij een mouw, sist: Zo praat je niet over mijn zuster, verdomme jij…! Hij houdt het scheldwoord in.’ (18)
‘Aan Lucienne was te merken, dat er niets in de villa gebeurt, wat hij niet toe zou laten. De jongeman uit het apartheidsoord dat Zuid-Afrika ooit was, is vastgegroeid aan zijn verwanten en wordt door hen ervaren als vertrouweling.’ (24)

Lucienne heeft Olga ontmoet toen hij in een nachtclub werkte als uitsmijter en haar dronken naar huis bracht.
‘Maar de familie kan onder alle omstandigheden rekenen op het beste van hem’. (36) Als lezer voelt u al aan wat de positie en rol van Lucienne is.

 

Fantasie-interieur met Jan Steen, Gerrit Schouten en zijn gezin (Jan Steen, 1665)

Astrid Roemer is een zwarte Surinaamse schrijfster en kent de rol van de bediende uit de slaventijd. Misschien leg ik hier een vergezochte, wellicht opmerkelijke link, maar ik vermoed dat de auteur de figuur van Lucienne niet zomaar ten tonele heeft gevoerd. Hierboven is een schilderij afgebeeld, vervaardigd door de beroemde schilder Jan Steen in 1665. Afgebeeld is de Haarlemse bierbrouwer Gerrit Schouten en zijn gezin in een fantasie-interieur. Het is een realistische afbeelding met een aantal symbolen van humanistische waarde: de gepelde citroen en de schedel als herinnering aan de dood, op de plaquette staat zelfs: leer te sterven. De jongedames zijn afgebeeld in posities van gelijkwaardigheid, zowel wat sekse als weelde betreft, helemaal volgens de nieuwe schilderprincipes, overgewaaid uit Italië. Aan de linkerzijde zien we een zwarte bediende die met een lachend gezicht naar het bier en de wijnflessen reikt. Dit element is hieronder vergroot weergegeven.

 

 

Fragment uit de linker onderkant van het schilderij.

Heeft dit schilderij iets te maken met de roman van Astrid Roemer? Waarschijnlijk niet, ik had het zelf nooit eerder gezien en kwam het al googelend tegen. Het bevindt zich in het Nelson-Atkins Museum in Kansas City (USA). Het is slechts een van de vele voorbeelden van schilderijen waarop een blanke groep personen is afgebeeld en ergens in de luwte een zwarte huisbediende. In de commentaren lezen we onder meer: ‘Een opmerkelijk punt is, dat de Hollandse slavenhandel mensen naar de Nieuwe Wereld bracht, niet naar Europa. Alhoewel, de slavenhandel heeft zeker bijgedragen aan de rijkdom van de hogere klasse in Nederland, en het is mogelijk dat de afgebeelde persoon een slaaf was of daar was als gevolg van de bemoeienis van het land met de slavenhandel.’ Of: ‘Het schilderij beeldt een welgestelde familie uit, die ontspannende activiteiten uitvoert in hun woning. (Het huis is nog steeds aan het Spaarne te Haarlem te vinden. HN). Ze zijn van de hogere klasse, gevormd in de kunsten, rijk gekleed, gastvrij en slaveneigenaars.’

Doet deze hele enscenering ons niet erg aan de familie Pericard denken, in een andere tijd? Mogen we hier veronderstellen dat Roemer gebruik maakt van de stijlfiguur allusie: insinueren, zinspelen en indirect verwijzen naar een algemeen feit, een bekende persoon, een bekende gebeurtenis, een bekende tekst en in dit geval naar bekende schilderijen en wel die portretten van blanke personen, waarop ook slaven zijn afgebeeld. Behalve dan dat de afgebeelde bediende geen slaaf is. Inmiddels is door onderzoek gebleken dat zwarte mensen die op de een of andere manier in Nederland terecht kwamen, niet als slaaf dienden, maar vrij waren (anders dan Amerikaanse onderzoekers in het onderschrift bij het schilderij vermelden. (Zie deze link.). Zo hebben ook veel slaven vanuit Suriname de reis naar Amsterdam ondernomen, terwijl zij hun meester(es) of diens kinderen begeleidden. Maar slavernij bestond niet in Nederland en op het moment dat zij voet zetten op Hollandse bodem, waren zij vrij. Er waren ook mensen die weer terugkwamen naar Suriname en daar direct hun vrijbrieven konden aanvragen waar zij recht op hadden, dank zij het feit dat ze langere tijd uitlandig waren. Opmerkelijk is, dat velen van hen bleven dienen als het gezin langer in het moederland verbleef, zelfs wanneer zij terugkeerden naar de kolonie.

In het boek Black is Beautiful. Rubens to Dumas dat als catalogus is verschenen in 2008 (Waanders Publishers te Zwolle) naar aanleiding van de grote tentoonstelling met dezelfde naam in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, is een paragraaf gewijd aan de afgebeelde zwarte bedienden op schilderijen. Er is een aantal groepsportretten opgenomen waarop afgebeeld gezinnen van diverse samenstelling. Maar ook een groep belangrijke mannen kon aldus worden geportretteerd. Zo was er op de Universiteit van Yale nogal wat controverse rondom een schilderij met daarop Elihu Yale (1649-1721), een belangrijk sponsor en oprichter van de school. Deze rijke koopman is afgebeeld op een portret met enkele bepruikte mannen en een jonge zwarte bediende (zie link). De discussie over dit schilderij, dat lange tijd was weggemoffeld, mondde uit in een expositie en een conferentie over dit onderwerp in 2014. Deze discussies vinden steeds meer plaats en de slavernij speelt een steeds grotere rol in de geschiedenis van diverse landen.

Er valt in ieder geval nog heel wat over te vertellen, ook met betrekking tot Suriname. Want wie weet? Misschien was de Gerrit Schouten op het portret van Jan Steen wel een voorvader van Hendrik Schouten, lid van het genootschap de Surinaamse Lettervrienden en getrouwd met de gekleurde vrouw Suzanna Hanssen. Hun zoon, Gerrit Schouten (1779 -1839 ) was de eerste grote Surinaamse kunstenaar, vervaardiger van prachtige diorama’s (onder andere te zien in Fort Zeelandia). Wie weet….? Misschien wilde Roemer met haar kleine roman juist de nadruk leggen op de onzichtbare zwarte persoon die tevens de vertrouweling is. Nu… en vroeger?

 

 

[Fragment uit Olga en haar driekwartsmaten, p. 58]

‘Op zijn Afrikaans betekent het, dat bloedverwantschapscirkels, naar leeftijd en positie hiërarchisch geordend, de basis vormen van ieder persoonlijk leven. Hij past zo precies bij deze mensen, bij deze heer des huizes die zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen al het geluk van de wereld gunt en zichzelf dienstbaar heeft gemaakt om het te helpen vormgeven. […] Lucienne staart uit het raam naar het tuinhuis. Na een jaar op kamers in het dorp werd hij, mogelijk vanwege goed gedrag en net 26 geworden, inwonend lid van het gezin. Hij kreeg het tuinhuis, smaakvol ingericht en goed verwarmd. […] Door zijn apartheidsachtergrond, had hij seksueel geen belangstelling ontwikkeld voor blanke vrouwen en meisjes. Een vriend voor hun vijf kinderen werd hij en voor de ouders wat hij nog steeds is: vertrouweling. Hij veegt met de achterkant van zijn hand tranen weg maar ze blijven komen. Moeder Eva zei wel eens tegen buren: Mijn gezin heeft geen pets nodig want wij hebben Lucienne!
Kan een man in een vreemd land meer dan vertrouwen verdienen? Hij wordt snotterig. Ben je uien aan het snijden vraagt Rooni en blijft staan bij hem. Hij keert zich om: Ik word vader over een paar maanden. Hij hakkelt. Mavis begint haar heupen te bewegen op de maat van de radiogeluidsgolven, die als guirlandes door de keuken kronkelen, zweven, drijven, slingeren en blijven hangen bij een grote, breedgeschouderde kerel die zijn tranen laat lopen: eindelijk een eigen bloedverwant in een vrouw die niet is aangetast door de apartheid van zijn geboorteland. Wild dansen, ja stampen wil hij!’

Aan het einde van het verhaal krijgt Lucienne een kind dat hij Olga noemt. Zo leeft zij voort.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter