blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

De vermetelheid van hoop

door Rolf van der Marck

Politici in het Caraïbisch gebied zijn men of words. Ongeacht of ze achter een microfoon staan, in besloten kring verkeren of zich uiten op papier, taal is hun voornaamste gereedschap. Dat blijkt ook na de recente regeringswisseling in Suriname. Langzaam beginnen de contouren van het te voeren beleid zich af te tekenen. Op 12 augustus was er de inaugurele toespraak van het nieuwe staatshoofd, die veel publiciteit genereerde. Kort hierna lekten de aandachtsgebieden uit waarop de regering zich in de komende vijf jaar wenst te profileren. Vervolgens tekenden de coalitiepartijen een regeerakkoord, waarin de hoofdlijnen van het nieuwe beleid uiteen worden gezet. Dit laatste document zal als uitgangspunt dienen voor de regeringsverklaring en het regeerprogramma die spoedig zullen worden gepresenteerd.

Ik moet denken aan woorden van de bekende oud-premier van Jamaica, Michael Manley: ‘I am convinced that no society can achieve greatness except within the framework of a set of ideals, assumptions and ideas about economic and political organization which command the clear and committed support of an effective majority of the population.’ Als we afgaan op de hierboven genoemde teksten – en de inaugurele toespraak is daarvan het meest concreet – hoe kunnen we dan de denkbeelden van de zojuist aangetreden regering typeren? Ik zou zeggen als een hybride mix van heden en verleden, nieuw en oud, profaan en sacraal, zakelijk en persoonlijk.

Er is een vleugje Barack Obama, blijkend uit de oproep tot eenheid, gezamenlijke verantwoordelijkheid, sociale rechtvaardigheid en duurzame ontwikkeling. De vermetelheid van hoop is ook aan Paramaribo niet onopgemerkt voorbij gegaan. Het beroeren van deze snaar lijkt de geest van verzoening en verwachting te hebben opgeroepen die in belangrijke delen van de samenleving is gevaren. Er is in het Surinaamse geval geen sprake van het hernemen van een droom, zoals bij Obama, maar laten we het creëren en najagen van een droom niet op voorhand als betekenisloos afdoen.

Met het uitgesproken verlangen de input van alle ‘strategische groepen’ aan te wenden, verwijst het staatshoofd naar wat hij beschouwt als het fundament van de ‘revolutie’. Het meedenken, meedoen en meeslissen van alle burgers is volgens Bouterse nodig om te kunnen afrekenen met ‘de restanten van de koloniale machtsstaat die gebleken zijn een grote belemmering te vormen voor het vestigen van een vrije democratische rechtsstaat met als pijlers een daadwerkelijk onafhankelijke rechterlijke macht, een corruptievrije regering, een in het belang van het volk functionerende wetgevende macht en een vrije en onafhankelijke pers die objectief informatie vastlegt en verspreidt.’ Trouw aan de gestaalde romantiek van de jaren tachtig dient volgens de president het ultieme doel te zijn ‘Suriname te veranderen van een winstobject van belangengroepen buiten Suriname, in een samenleving waarin de opbouw centraal staat van een nieuwe nationale economie voor en door Surinamers.’

Bij het projecteren van vriend- en vijandbeelden ontbreekt een gevoel van global awareness niet: ‘Wij zullen alles doen om deelgenoot te zijn van de nieuwe wereldorde die gekenmerkt wordt door een gezonde regionale en continentale soevereiniteit, door wederzijds respect en door het streven naar vreedzame oplossing van conflicten.’ Integratie in Zuid-Amerika en in het Caraïbisch Gebied gaat daarbij hand in hand met ‘de best mogelijke relaties tussen het Surinaamse en het Nederlandse volk’ en intensieve banden met landen in Noord-Amerika, Afrika en Azië.

Het evangelisch christendom was op 12 augustus traceerbaar in de publieke dankbetuiging door het staatshoofd (‘Ik dank de Almachtige Schepper en voor Zijn aangezicht en ten overstaan van u allen, beloof ik plechtig dat slechts dienstbaarheid en opoffering aan u en aan de natie, de leidende principes zullen zijn van mijn handelen’), maar manifesteerde zich vooral in de persoon van bisschop Steve Meye tijdens het feest op het onafhankelijkheidsplein na afloop van Bouterse’s inauguratie. De inzegening van het staatshoofd door de bisschop was nog maar net achter de rug of het artiestengala veranderde tijdelijk in een kerkdienst. Feestgangers werden op gezag van Meye broeders en zusters die elkaar eendrachtig de hand reikten in ootmoedige buiging voor het hogere. Wat dit hogere inhield, bleek even later toen het staatshoofd met overgave zijn lijflied ‘My way’ met Brian Bijlhout meezong. Minder als een liefhebber van werelds amusement leek hij zich daarmee te willen afficheren als een martelaar, een profeet die in eigen land nog onvoldoende geëerd wordt en daarom zijn publiek nog maar eens herinnert aan de ‘drie decennia van mijn actieve politieke strijd’ en zijn onstilbare verlangen ‘mijn politieke werk en mijn politieke idealen voor het volk te verwezenlijken’, zoals hij het in zijn inaugurele toespraak had geformuleerd.

Manley liet zijn statement over het belang van idealen en ideeën vooraf gaan door een voorbehoud: ‘I have always had a profound distrust of the use of political labels that are not themselves subject to careful analysis and definition’ Anders gezegd: wat betekenen de woorden die ons inmiddels namens de nieuwe regering hebben bereikt? Wat zijn de intenties van Bouterse? Staat ons een verdieping en versterking van de democratische rechtstaat te wachten of stevenen we af op een centralistisch bestuurde republiek, waar een ‘sterke president’ en zijn kabinet veel en de raad van ministers en de media weinig in de melk te brokkelen hebben? De nieuwe machthebbers worden niet moe te herhalen dat de regering en het volk een ‘sociaal contract’ met elkaar hebben gesloten. In de oren van veel van Bouterse’s aanhangers is dit een magisch klinkend concept dat verdere discussie overbodig maakt. Ik zou zeggen dat ‘een vrije en onafhankelijke pers die objectief informatie vastlegt en verspreidt’ men of words niet zo gemakkelijk met dergelijke frasen zou moeten laten wegkomen.

De rode draad in alle uitlatingen over het nieuwe beleid is de overtuiging dat we op de drempel staan van een nieuw tijdperk. Zelf betitelde Bouterse zijn machtsovername als historisch en veel waarnemers hebben het hem voor- en nagezegd. Zij spreken van een ‘kruispunt in de geschiedenis’, de ‘werkelijke zelfstandigheid’, de ’feitelijke onafhankelijkheidswording’, de ‘doorbraak voor wat betreft de politieke verdeeldheid’ en de ‘concrete losmaking van het koloniaal verleden’. Maar in hoeverre is er sprake van een breuk met het verleden? In welke zin kunnen we vaststellen dat er een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Suriname is opgeslagen? Waarin verschilt de periode vanaf 12 augustus 2010 van de jaren die aan deze datum vooraf zijn gegaan? Het simpele antwoord op deze vraag is dat we het niet weten. Pas na afloop van de zittingstermijn van deze regering zullen we hier iets over kunnen opmerken. En weer veel later zullen we weten of de geschiedenis in 2010 inderdaad een breuklijn laat zien, zoals in 1667, 1863 of 1975. Maar het is niet uitgesloten dat de historische scharnierpunten op dat moment al door andere zijn vervangen en dat volgens heel andere indelingen en criteria naar het verleden wordt gekeken.

Uiteindelijk heeft het vooral te maken met de daden waarop de regering straks zal worden beoordeeld. Veel regeringen liepen in het verleden op tegen de grenzen van hun kunnen. En tegen de mindset van de bevolking die aan hun zorgen was toevertrouwd. Juist op het omvormen van de houding van de Surinaamse burger lijkt Bouterse zijn zinnen te hebben gezet. Op het converteren van een abstract natiebesef in een tastbare familieband. Maar voor hoelang? Met hoeveel inzet? En vooral: hoe consequent? Het is immers niet voor het eerst dat een Surinaamse regering dergelijke ambities wereldkundig maakt. Als het aan de nieuwe regering ligt is het stellen en beantwoorden van deze vragen in het vervolg voorbehouden aan een nationaal instituut ter bevordering van studie, onderzoek en beschrijving/herschrijving van de Surinaamse geschiedenis. Het zal de taak van de daar gestationeerde historici er niet gemakkelijker op maken. Ook bij het schrijven van geschiedenis ten dienste van het nationaal bewustzijn en de nationale identiteit zal de vermetelheid van hoop nodig zijn om de daden van men of words op hun waarde te kunnen schatten.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter