De vergeten republiek
Met zijn studie De vergeten Republiek. Zutphen en de Nieuwe Wereld in de zeventiende eeuw heeft Willem Frijhoff een leemte ingevuld in studies naar de expansie van de Nederlanden in de 16e en 17e eeuw.
door Hilde Neus
De vergeten Republiek
In studies naar de expansie van de Nederlanden in de 16e en 17e eeuw is de focus voornamelijk gericht op de steden waar de schepen werden gebouwd. Vooral Zeeland met Middelburg en Vlissingen komen aan bod en natuurlijk Amsterdam. Hier is het IJ een veelvoorkomend thema op schilderijen, waarop afgebeeld de zeeschepen met hun prachtige zeilen, prominent liggend op het water. Willem Frijhoff heeft een leemte ingevuld met zijn studie ‘De vergeten Republiek. Zutphen en de Nieuwe Wereld in de zeventiende eeuw’, door nu aandacht te schenken aan de rol van een van de andere Zeven Provinciën. Nederland als land is pas ontstaan rond 1815, toen Willem 1 als koning werd aangesteld. Daarvoor waren verschillende gebieden verenigd onder het Koninkrijk der Nederlanden, samen met België. Met de verovering van het gebied door Napoleon heette het de Bataafse Republiek (1795). De grenzen van de Nederlanden werden vastgesteld op het Congres van Wenen (1814/1815). Daarvóór hadden de provincies een eigen beleid en voor de gezamenlijke delen was er een Staten-Generaal. Niet elke provincie had een even groot aandeel in de handel.
Wat Frijhoff doet, is de ondergeschoven rol van Gelderland uit de schaduw halen, door enkele concrete personen op grond van concrete sporen die zij in het verleden hebben nagelaten, naar voren te schuiven. Dit om de rol van de provincie in de handelsgeschiedenis en de expansiedrang te beschrijven. Ook deze provincie verlegde haar grenzen. Zijn aanpak is niet plat horizontaal, zonder historische diepte, maar ook niet verticaal, alsof alleen het ontstaan en de toekomst ertoe doen. Volgens Frijhoff heeft elk menselijk handelen een voorgeschiedenis en wordt naar vorm, inhoud en betekenis mede bepaald of begrensd door wat de actoren in hun persoonlijke of collectieve verleden al tot hun eigen leven hebben gemaakt.
Zutphen
Zutphen lag in het gewest Gelre en de stad werd bestuurd door 12 schepenen met de titel van burgemeester. De kolonisten kwamen uit de elitekringen. Maar ook de rol van de burgerij is meegenomen in deze studie, omdat zij werden beïnvloed, direct of indirect, door de globale ontwikkelingen. De Nieuwe Wereld werd, wat Nederlanders betreft, laat ‘ontdekt’. Andere spelers, zoals Spanje en Portugal waren al lang op het veld, zoals bekend uit het verhaal van Columbus. Vanwege de vernieuwingen op het gebied van techniek (waaronder het kompas) en de steeds betere en gedetailleerder kaarten, werd het thema van de vier windstreken steeds bekender. In 1650 werden ze al afgebeeld in het timpaan van het stadhuis van Amsterdam.
Amerika was niet langer een obstakel voor de zeereis naar Indië, maar werd steeds meer een onafhankelijk continent, met eigen producten en daaraan gekoppelde winsten. Nederlanders uit verschillende gewesten waren betrokken bij de exploitatie van verre gebieden in Oost en West: in de handel, op de vloot en in het leger, in de landbouw en andere cultures. Dit is af te lezen aan de inbreng van kolonisten of landeigenaren uit Zutphen en omstreken. Frijhoff vertelt het verhaal van Alexander van de Capellen, een vurig pleitbezorger van de kolonisatie van Brazilië en zijn broer Hendrick, patroon met hoogheidsrechten op Stateneiland in Amerika. Ene Beeckmans schiep zich een toekomst in Nieuw-Amsterdam en Weider Nieuw-Nederland. Boeren uit de onmiddellijke omgeving van Zutphen, jonge Gelderse mannen en vrouwen op zoek naar een beter toekomstperspectief, volgden hen. Onder hen was ook Otto Keye, een andere Zutphens edelman die in Brazilië werkzaam was en zich vervolgens sterk maakte voor de exploitatie van de Wilde Kust.
Brazilië
De Republiek was in voortdurende strijd tegen Spanje en Portugal en focuste vooral op de mogelijkheden die Brazilië en de West -Indische Compagnie boden. Piet Heyn veroverde in 1628 de Zilvervloot, wat 12 miljoen gulden opbracht. Dit verstrekte voldoende kapitaal aan de WIC. Johan Maurits vertrok op het schip ‘Zutphen’ in 1636 naar Recife. Aan boord waren ook de schilders Albert Eckhout en Frans Post, die met hun werk een toevoeging deden aan het begrip van het nieuwe territoir. Zo tekende Post de op deze pagina afgebeelde Tapir, die Otto Keye zeker in levenden lijve gezien moet hebben. Maurits was humanistisch opgevoed en stond pragmatisch tegenover andere groepen, zoals katholieken of Joden. Zij kregen bepaalde rechten en dat had later een vervolg in andere Nederlandse koloniën zoals Suriname. Na 24 jaar stond men het gebied in Noord-Brazilië in 1656 weer af aan de Portugezen. De onderhandelingen over compensatie duurden nog tot 1661, er werd ruim 8 miljoen gulden betaald.
Otto Keye publiceerde in 1659 het boek ‘Het waere onderscheyt tusschen koude en warme landen’, op basis van zijn jarenlange ervaringen, met als doel om geld te verdienen. In dit boek schilderde hij Amerika af als een ‘kleyn aerts Paradijs’, een soort van Luilekkerland. En maakte er actief propaganda voor. Na 1658 richtte de WIC zich – naast op de Caribische eilanden – ook op de noordrand van Zuid-Amerika, tussen de Amazone en de Orinoco. Het klimaat was vergelijkbaar met Brazilië en zo konden producten geleverd worden die zo gevraagd waren in de Nederlanden. De Zeeuwen hadden daar inmiddels al voet aan de grond in Essequibo en Berbice. Frijhoff haalt aan dat Keye slavernij niet kende uit eigen ervaring, hoewel er in zijn tijd nog wel lijfeigenen in Gelre leefden. Er werden nog mensen uit de horigheid ontslagen, waardoor ze niet langer vast verbonden waren aan de grond waar zij woonden. Er was aan grondbezit verbonden arbeid voor een grondeigenaar, dat was echter geen persoonlijke slavernij of verplichte en onbetaalde arbeid. Keye’s ideeën over slavernij waren onderdeel van een mentaliteitsverandering ten opzichte van vrije arbeid, die zich medio de zeventiende eeuw op grote schaal afspeelde. Maar ook de rationele economische overwegingen en het idee dat profijtelijke koloniën de welvaart van een geslaagd staatsbestel konden bevorderen.
De rol van Keye
Otto zelf kwam uit een ondernemende koopmansfamilie en studeerde rechten aan verschillende universiteiten. Het volgen van colleges bij bekende professoren was in die tijd niet ongewoon, omdat je op zo’n manier ook de nodige contacten opdeed en een netwerk opbouwde dat later van pas kon komen voor een bestuurlijke carrière. Otto reisde naar Brazilië, als deel van het staatse leger. In 1653 was hij kapitein de compagnie infanterie. Hij tekende een petitie ten gunste van de Tupi-indianen, die de Nederlanders in Bahia na terugkeer van het Portugese bewind trouw waren gebleven. Hij maakte de val van Recife mee, en zette zich verder in voor kolonisatie van Guyana.
Otto Keye probeerde in een zorgvuldig gedocumenteerd pleitschrift te bewijzen dat investeringen in het zuidelijk halfrond van de Amerika’s profijtelijker waren dan die in Nieuw-Nederland. Volgens Frijhoff ontpopte hij zich bovendien tot een van de protagonisten van de slavernij als het meest winstgevende arbeidssysteem. Zijn inzet voor Guyana heeft uiteindelijk maar weinig zoden aan de dijk gezet, maar zijn lofzang op het nut van de slavernij heeft, ondanks kritiek van enkele tegenstanders, nog lang nagezongen met de bekende resultaten. Vooral in het buurland Suriname waar zich een intensieve slaveneconomie ontwikkelde. De overname van Suriname door de Zeeuwen in 1667 betekende min of meer een triomf voor Keye, die in zijn visie over het onderscheid tussen de koloniën in Noord-Amerika, tegenover die in Zuid-Amerika, de laatste een hogere waarde toekende. Helaas heeft hij dit niet meer meegemaakt, waarschijnlijk was hij al in 1664 (kinderloos) overleden, ergens op een schip naar het buitenland.
Waarde van de studie
Door zijn geschriften is Keye’s visie bewaard gebleven in de annalen en werd zo een belangrijk studieobject voor Frijhoff, die de geschiedenis van de vroege kolonisatie van de West in dit gedetailleerde werk heeft beschreven. Deze nauwkeurige optekeningen betekenen niet dat de auteur de hoofdzaken uit het oog verliest. Aan de hand van enkele succesvolle kolonisten uit Zutphen en omstreken, zoals Otto Keye, heeft hij de ontwikkeling binnen de handel en het belang hiervan vastgelegd in deze studie. In deze recensie is gefocust op Keye en zijn belang voor Zuid-Amerika, maar ook de ontwikkelingen in Noord-Amerika komen ruimschoots aan bod. Dat is het belang van deze publicatie, die uitstekend is gedocumenteerd en voorzien van een katern met kleurenafbeeldingen.
Willem Frijhoff. De vergeten Republiek. Zutphen en de Nieuwe Wereld in de zeventiende eeuw. 2021. Amsterdam: Boom. ISBN 978 90 2443 717 7.
Centsprent met eerste afbeelding van Indianen
Het pamflet De Novo Mondo is voor de Surinamistiek van belang omdat het een van de eerste beschrijvingen van de bewoners van de nieuwe wereld, Amerika, bevat. De afbeelding, een houtsnede met Inheemsen (Indianen) en de tekst vormen samen een diepe impressie van een tot dan toe onbekende wereld en een onbekend volk. Dat deze indrukken lang kunnen nawerken en een volk kunnen tekenen, merken we anno 2023 nog steeds. In de periode waarin de boekdrukkunst zijn vlucht maakte, mogen we veronderstellen dat De Novo Mondo voor een grote doelgroep was bestemd. De afbeeldingen onderstrepen deze veronderstelling, hoewel de Latijnse tekst doet vermoeden dat de auteur een geleerd publiek voor ogen had. De afbeelding is geplaatst in het werk van Lichtveld en Voorhoeve: Suriname: spiegel der vaderlandse kooplieden. Een historisch leesboek. Eronder staat de bron vermeld met de mededeling dat dit de oudste tekening van Zuid-Amerikaanse Indianen betreft (1985: 6).
De afbeelding van een staande Indiaan en een zittende vrouw met kinderen, beiden uitbundig versierd met veren, is een beeld dat zich heeft vastgehecht in de perceptie van de westerse mens. Vooral het afgehakte mensenhoofd en het been, roosterend boven een vuurtje, zal de ‘Indiaan’ in de populariteitsmetingen van de late middeleeuwen behoorlijk hebben doen dalen. De tekst van De Novo Mondo (evenals latere reisbeschrijvingen) was daarbij uitleg en bevestiging. De humanist zal misschien nog eens sceptisch zijn schouders hebben opgehaald. Maar de gemiddelde mens uit 1510 die deze centsprent onder ogen kreeg, zal het kannibalisme als absolute waarheid hebben opgevat. Het stond per slot van rekening gedrukt als een boek.
[de Ware Tijd Literair, 10 februari 2023]