blog | werkgroep caraïbische letteren

De uitgifte van staatsgronden – Leren van geschiedenis 2

door Hilde Neus

Er is steeds veel te doen over de omzetten van domeingronden in eigendom. Domeingronden zijn in het bezit van de staat Suriname, en mogen niet zomaar worden verkocht. En dat is de grote angst, want in het verleden zijn er grote lappen grond uitgegeven, die bestemd waren voor landbouw en veeteelt. Maar men heeft zich niet aan de regels gehouden en de gronden verkaveld en voor veel geld doorverkocht.

 Octrooy tussen de stad Amsterdam en de West-Indische Compagnie, 1656

En wanneer de gronden uitgegeven worden aan vrienden en politiek gelieerden, is dat een gemakkelijke manier om binnen korte tijd veel geld te maken. Dat is oneerlijk, omdat de gewone man van het volk niet eens een klein stuk grond kan krijgen in het enorm grote Suriname. Het Ministerie van Grond en Bosbeheer is verworden tot een politiek instrument. De ene regering geeft gronden en concessies uit aan haar kennissenkring, en zodra er een andere regering komt, gaat dat vrolijk door. Vandaar dat er gezegd wordt dat dit het moeilijkste ministerie is. Diana Pokie is ontheven zonder dat daarover verantwoording is afgelegd aan het volk. We weten tot nu toe niet waarom ze is weggestuurd. Op haar plaats is  Dinotha Vorswijk benoemd, die met haar hand op haar hart heeft toegezegd niets buiten de regels om te doen. De kleine man uit Commewijne mag weer opnieuw beginnen aan de lijdensweg van zijn grondaanvraag. Zucht.

Geregeld vanuit Amsterdam

In 1667 werd Suriname eigendom van de stad Amsterdam, de provincie Zeeland en de familie Van Aerssen van Sommelsdijck. De stad Amsterdam vaardigde regels uit voor de vestiging in de koloniën. In de inventaris van de collectie verspreide West-Indische stukken 1614-1875 (Nationaal Archief Den Haag 1.05.06-6) bevindt zich een dun gedrukt boekje van 10 pagina’s waarin de regels van de stad Amsterdam in 1656 zijn opgenomen voor de volksplanting in Nieuw Nederland, in Amerika: Conditïen die door de burgemeesteren van Amstelredam gepreasenteerd werden aen alle degene die als Coloniers na Nieuw-Nederlandt willen vertrecken etc. (1656). Dit wordt hier besproken, omdat deze voorwaarden later ook zijn toegepast op kolonisten in Suriname. Om de volksplanting te bemensen, maakte de Sociëteit het de kolonisten gemakkelijk door aan voorfinanciering te doen. Vestiging vond bij voorkeur plaats langs de rivieren. Daarnaast kregen ze de grond om niet, gratis dus.

Voorwaarden voor uitgiften

Overigens waren er voor de uitgifte van grond wel enkele voorwaarden gesteld (van de bijna dertig in totaal). Nummers 20 tot en met 22 gaan over gronduitgifte.  

20 Amsterdam zal de landen rondom de nieuwe stad verdelen in bekwame kampen van bouwland en bekwame wegen aanleggen om af en aan te komen.

21 Eenieder die aan landbouw wil doen, krijgen in vrije lasten en in eigendom zoveel grond aan bouwweide als aan hoornland, als hij en zijn familie zal kunnen verbouwen en dieren (bestial) houden. Dit zijn 20 à 30 of meer morgens. (Dat is een oude oppervlaktemaat van een gebied dat redelijkerwijs in een ochtend kon worden omgeploegd, iets minder dan een hectare groot.) De voorwaarde was wel dat alle aangewezen bouw- en veegronden binnen twee jaar na de overlevering ter culture worden gebracht, op straffe van intrekking, en verbeurdverklaring aan anderen.

22 De kolonisten zullen ieder het land vrij bezitten en gebruiken, onder te betalen enige verpondingen (belasting) aan hoorngelden of zoutgelden voor tien jaren, te rekenen na het jaar dat de landen ten eerste male zullen bezaaid of gewand zijn. Wanneer er tien jaren voorbij zijn, zullen ze niet hoger bezwaard worden als in andere gebieden onder de regering van de bewindhebbers van de West Indische Compagnie. Ze zullen ook vrij zijn van de tienden aan belasting voor de tijd van twintig jaar, te verrekenen na het eerste jaar van inzaai en na die periode, zullen de tienden aan de stad Amsterdam komen, met dien verstande dat de helft daarvan gebruikt zal worden tot onderhoud van de publieke werken en de personen aldaar in publieke diensten.

Men kreeg dus grond, maar behoorde die wel te bewerken, en dan zoveel als de eigen familie dat aankon. Na verloop van tijd moest er ook belasting worden betaald over de opbrengsten. Misschien is vernieuwde wetgeving een mooie gelegenheid om deze voorwaarden op transparante wijze in te bouwen.  

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter