blog | werkgroep caraïbische letteren

De Sociëteit van Suriname

door Hilde Neus

Karwan Fatah Black, docent geschiedenis aan de universiteit van Leiden, is bijzonder productief. Recent verschenen van zijn hand is: Sociëteit van Suriname 1683-1795. Het bestuur van de kolonie in de achttiende eeuw. Dit boek is prachtig en is uitgegeven door de Walburg Pers, die veel produceert over Suriname.

Talloze afbeeldingen van personen, schilderijen en kaarten sieren het boek. We komen vele zaken tegen uit de Surinaamse geschiedenis. Natuurlijk, want het gaat hier over de Sociëteit. De Staten-Generaal van de Nederlanden was tussen 1464 en 1796 een college waarin afgevaardigden van de Provinciale Staten van de gewesten van de Nederlanden samenkwamen. Om Suriname te kunnen besturen, werd de Sociëteit ingesteld. De kolonie was van de Engelsen overgenomen door Abraham Crijnssen, een Zeeuw. Maar de handel kon niet tot de Zeeuwen worden beperkt. De Sociëteit van Suriname was een particuliere Nederlandse koloniale onderneming in Amsterdam, opgericht in 1683 en opgeheven in 1795.

Na aanvankelijk getouwtrek over de kolonie, begonnen in 1680 Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck en Philip van Hulten besprekingen over de oprichting van de Sociëteit. Het doel was winst te maken op het beheer van de kolonie. In 1686 verkreeg de onderneming een octrooi. De Sociëteit telde drie deelgenoten die elk een stem hadden en elk voor een derde participeerden: de West-Indische Compagnie, de familie van Aerssen van Sommelsdijck en de stad Amsterdam. Deze participanten droegen zorg voor de aanvoer van slaven, kolonisten of planters, verdediging en bestuur. Ze verdeelden de kosten en de baten evenredig. Alleen met onderlinge instemming mocht een lid zijn aandeel van de hand doen. Alhoewel de organisatie en het bestuur beperkt waren tot de bovengenoemde drie participanten was de handel op Suriname voor iedere ingezetene van de Republiek vrij. De inspraak van de planters in de Raad van Politie, het bestuur van de kolonie, was vrij uniek. De gouverneur nam de beslissingen, als vertegenwoordiger van de Sociëteit. Die moesten echter wel geaccordeerd worden door de Raad.

Belangrijke Amsterdammers namen zitting in het bestuur van de Sociëteit,  de directeuren stelden het personeel aan en bepaalden de posities in Suriname. Alle militaire benodigdheden werden door hen ingekocht en hier ging veel geld mee gepaard. Er werden commissies ingesteld, waarin persoonlijke expertise en de contacten van de gecommitteerden van belang waren. Ze vergaderden in het West-Indisch huis aan de Haarlemmerstraat.   

In deze uitgave zijn de verdiensten van de Sociëteit behandeld, maar ook de problemen die zij had met het besturen van de kolonie. Zo waren de aanvallen van de marrons behoorlijk verontrustend en een constante zorg. Ondanks de erg lucratieve handel in suiker en koffie, was geld niet altijd ruim beschikbaar.  

Over het financiële debacle het volgende. Volgens Mauricius was het grootste probleem in Suriname de schuldenlast die op de kolonie drukte. Hij zette zijn contacten in en spoorde in 1751 de Amsterdamse burgemeester en bankier Willem Gideon Deutz ertoe aan om plantageleningen in te stellen, de zogenaamde negoties. Deutz gaf via zijn handelshuis in 1753 een West-Indische plantagelening uit van een miljoen gulden. Amsterdam stortte 30.000 gulden in het fonds. Het krediet groeide tot vier miljoen aan en de planters werden in de gelegenheid gesteld om hun schulden te herschikken en van schuldeiser te veranderen. De afspraak was de producten aan de ‘Voorschotbank’ in bewaring te geven die ze vervolgens tegen een commissieloon van 2% verkocht. De negoties hadden de vorm van een hypotheek waarvan de hoogte werd bepaald door de waarde van de grond, de slaven en de oogst in Suriname. Het voordeel van de lening bij Deutz was dat hij de planters niet verplichtte om al hun Europese inkopen bij hem te doen. Het  liep uiteindelijk toch fout, omdat de planters hun leningen niet op tijd konden aflossen, of zelfs fraudeerden door een hogere waarde van  hun plantage op te geven. Deutz hield zijn problemen geheim voor de investeerders, door zelf in te komen. Toen hij vroegtijdig overleed, kwam deze zaak aan het licht.. Nieuwe investeerders vingen de klappen aanvankelijk nog op. Maar in 1773 bleek dat veel van het geïnvesteerde kapitaal niet meer aangetrokken kon worden. Dit leidde tot een grote crisis in dat jaar, de bubbel was gebarsten.   

Suriname lag op behoorlijke afstand van de Nederlanden. Als over een bepaalde zaak geen overeenkomst werd bereikt tussen de gouverneur en de Raad van Politie, of hoger beroep werd aangetekend, kon dit aan de Sociëteit worden gerapporteerd, die de zaak eventueel kon doorverwijzen naar de Staten-Generaal. Het is te begrijpen dat de procesgang lang kon duren, vanwege de afstanden en de vertragingstactieken die de partijen konden toepassen. Dit is zeker van invloed geweest op de ontwikkelingen in Suriname en op het functioneren van de Sociëteit.

Fatah Black heeft een breed opgezet en helder verslag gedaan van de organisatie van de kolonie Suriname, met alle zaken en personen die daarbij betrokken waren. 

Karwan Fatah Black, Sociëteit van Suriname 1683-1795. Het bestuur van de kolonie in de achttiende eeuw. Zutphen: De Walburg Pers, 2019.


Redactioneel Literaire Pagina De Ware Tijd 18 april 2020

Hoe verliep de politiek in de 18e eeuw?

Als we denken dat vriendjespolitiek, nepotisme, bevoordeling van familie en vrienden nu erg speelt in Suriname … dan moeten we  er een tweede keer over nadenken. Het is namelijk al lang zo! Opvallend is dat er veel gemopperd wordt over corruptie in de Surinaamse politiek. En er wordt beweerd dat het gehele land in de greep is van enkele machtige families: een soort maffiakartel, waar we weinig tot geen zicht op hebben vanwege een groot gebrek aan transparantie. De enige reden waarom de overheid geen ‘Good Governance’ wil toepassen, is opdat er dan veel zaken achter de schermen kunnen plaatsvinden, veel geld circuleert  in circuits die met het blote oog moeilijk te volgen zijn en er veel wordt ‘geregeld’; deals worden gesloten  tussen bepaalde (groepen) mensen, buiten de officiële kanalen om. Hoe transparanter de overheid en hoe meer er verantwoording wordt afgelegd door de bestuurders, des te minder zal er aan de strijkstok blijven hangen.

Dit is geen nieuw fenomeen. Op deze pagina leggen we vooral het accent op  de achttiende eeuw. Behalve dat dit het hoogtepunt was van de slavernij, zien we ook een groot machtsmisbruik door bepaalde hoge functionarissen. Slavernij is hoe dan ook  een systeem dat drijft op de uitbuiting van andere mensen. De uit Afrika aangevoerde arbeiders kregen geen compensatie voor hun arbeid, ze verdienden niets. Hierdoor konden de planters zich enorm verrijken. En dit werd het beste zichtbaar in de achttiende eeuw, het hoogtepunt van de export in suiker en koffie lag voor Suriname in het jaar 1775,door de grote, luxe woonhuizen in Paramaribo, maar ook door de plantagewoningen aan de rivieren. En niet alleen in Suriname, maar in Amsterdam werden veel grachtenpanden gebouwd die bewoond werden door mensen die met de handel in  de West te maken hadden. Toch broedde er heel wat onderhuids. Vele planters leefden op te grote voet en de beurscrash (1771) was van grote invloed op zowel de rijken in de kolonie alsook op de handelslui in Amsterdam.     

Op deze pagina komen recente uitgaven ter sprake, die alle vier rondom het onderwerp nepotisme draaien. Een is over de Sociëteit van Suriname gedurende het 18e –eeuwse bestuur.  

Een belangrijk verbindend element is Joan Raye, gouverneur van Suriname van 1735-1737. Hij was van moederszijde  gerelateerd aan de familie Bicker,  over wie recentelijk twee uitgaven zijn verschenen. Zijn broer was de Amsterdamse chroniqueur en veilingmeester van de Amsterdamse vismarkt, Jacob Bicker Raye. Deze hield een dagboek bij over de gebeurtenissen in de bruisende stad, van 1732 tot 1772. Een andere hier besproken uitgave gaat over de handelsgeest van de Nederlandse koopman. Hoe was die gerelateerd aan de handel en wandel van de vrouwen en hoe kwam die tot uiting in de handel overzee?

1 comment to “De Sociëteit van Suriname”

  • Het instorten van de beurs in Amsterdam wordt vaak genoemd als reden van de hoge schuldenlast van de Surinaamse plantages rond 1772. Het was in diezelfde tijd dat de succesvolle teelt van de Cafea Arabica na jarenlange monocultuur en roofbouw werd getroffen door een plantenziekte die white fly werd genoemd. De meest succesvolle koffieplanters waren inmiddels al vertrokken, en hun opvolgers zaten met de brokken.

Your response at Nico Eigenhuis

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter