blog | werkgroep caraïbische letteren

De Sociale en Culturele Dimensies van Hindoestaanse Contractarbeiders en de Diaspora

door Renuka Biharie

De Hindoestaanse contractanten zijn tussen 1873 en 1917 naar Suriname gebracht om de toenmalige leemte aan arbeiders die ontstond na de afschaffing van de slavernij op te vangen op de plantages. Dit boek geeft een helder beeld van hetgeen deze immigratie met zich heeft meegebracht: levensbeschrijvingen van vrouwen zowel voor als gedurende de contracttijd, de sociale vraagstukken en ervaringen van de hindoestanen in diaspora (Nederland), religie, kunst en identiteit en muzikale tradities.

 

Handigman Hindostaanse vrouwen

Groep Hindoestaanse vrouwen, nageschilderd door Stanny Handigman in het Surinaams Museum tijdens de expositie ‘Bidesia’, 2007.

De omstandigheden waaronder het zware werk op de plantages moest worden verricht tijdens de contracttijd resulteerde in de (onderdrukte) positie van de vrouw in een patriarchaal plantagesysteem, de sociaal-culturele omstandigheden en de manier waarop deze ingebed werden in het plantageleven, maar ook de pijnlijke verscheuringen van families door de immigratie van de contractarbeiders. Dit komt duidelijk tot uiting in Plantation Patriarchy and Structural Violence in Sri Lanka, het openingsartikel van Rachel Kurian en Kumari Jayawardena. Nivedita Sing beschrijft in haar hoofdstuk My Life my story levensverhalen van vrouwen die achterbleven in India en hoe de emigratie van hun dierbaren (Bidesia) naar Suriname, Mauritius, Guyana, Trinidad en Fiji heeft geleid tot zware emotionele verliezen, omdat gezinnen uit elkaar zijn gedreven.
De positie van vrouwen in Nederland komt ter sprake in het tweede deel van de publicatie, en wel in het artikel van Indra Boedjarath die Gender specific problems amongst Hindustanis: Suïcide en Alcoholism inventariseert. Zij toont aan dat in Fiji er zelfs een hoge ratio van zelfmoordgevallen te betreuren viel met als oorzaak seksueel getinte jaloezie, die ontstond door een aanhoudend tekort aan vrouwelijke contractarbeiders op de plantages. De intense concurrentie onder de mannen om een vrouw bleek de hoofdreden te zijn bij de mannen als het om zelfmoord gaat. Ook in toenmalig Brits-Guyana bleek polyandrie overgenomen te zijn uit bepaalde delen van India onder bepaalde etniciteiten, welke gestoeld was op het bekende Mahabharata-verhaal waarbij Draupadi (dochter van de koning van Panchala) getrouwd was met vijf mannen (pandavas). Nirmala Birjmohan praat over Elderly Suriname Hindustanis in the Netherlands en Rahina Hassankhan bespreekt Emotional loss binnen deze groep. In: Socializing for Educational success geeft Anita Nanhoe de nadruk aan die gelegd wordt op schoolsucces om beter te integreren.

 

Anita Nanhoe

Anita Nanhoe

De vrouwelijke contractarbeiders die naar de overzeese plantages werden verscheept, behoorden vaak tot de laagste klasse en kaste, soms met ernstige schuldenlasten, en zo betekende elke vorm van schadeloosstelling een overlevingskans. Ondanks de verschillende geografische liggingen worden in dit boek nieuwe inzichten gepresenteerd over hoe vrouwen in een voornamelijk patriarchaal plantagesysteem werden behandeld. Het patriarchaal systeem werd gekarakteriseerd door een strikte hiërarchische lijn gedomineerd door mannen op alle niveaus en ging veel verder dan alleen produceren. Kurian en Jayawardena geven aan dat in bijvoorbeeld Sri Lanka gendervooroordelen en patriarchale normen die afkomstig waren van kolonialisme, ras, kastenstelsel, etniciteit, religie en culturele praktijken geïncorporeerd waren in de arbeidsstructuur en het leven op de plantages. Normen en praktijken die mannelijke dominantie propageerden, drongen door in alle plantagestructuren, inclusief de planters, het management, de mensen die rekruteerden en de werkers, waarbij de traditionele inzichten van de onderdrukte positie van vrouwen werden versterkt en gerechtvaardigd door instituten zoals de douanedienst, religie en de wetgeving. De onderdrukte positie van deze vrouwen was ideologisch en structureel een norm geworden: ze waren goedkope arbeidskrachten, hadden slechte tot geen toegang tot educatie, gezondheidszorg en een slecht inkomen.
In folkloristische tradities lag daarom ook vaak de onderliggende pijnlijke vraag ‘kahegaile bides’ (waarom ben je naar een ander land gegaan?) Terwijl in toenmalig Brits-Guyana protestliederen werden gezongen over het leven op de plantages. Mitra Rambaran geeft aan dat er liederen zijn gevonden die in Trinidad, Fiji en Brits- Guyana werden gezongen, terwijl er haast niets is gevonden in de literatuur over de liederen die werden gezongen in Suriname. Deze worden vergeleken met de Blues. De Birhas (liederen over pijnlijke afzondering) waren erg schaars, kennelijk vanwege de voorkeur die werd gegeven aan traditionele muziek. Over muziek is meer geschreven in het laatste deel van het boek. Ananya Kabir kijkt naar The Dhantal’s Irreverence. The Role of the Tassa Drum Ensemble in Trinidad is belicht door Satnarine Balkaransingh. En Primnath Gooptar schrijft over The Mike Men of Trinidad. Deze drie artikelen gaan niet over Suriname, maar geven zeker stof tot vergelijking. In het deel over cultuur zijn nog enkele artikelen opgenomen over religie, kunst en identiteit. Het artikel Slavery and Indentured Labour from the perspective of Art Studies van Rambaran is al genoemd. Hilde Neus beschrijft in FuMoiMoi, Body Arts as Identity marker allerlei manieren om je lichaam te versieren en Joop Vernooij bespreekt in God at the Fore-deck and at the After-deck hoe de diverse religies met elkaar zijn omgegaan in Suriname.
In Suriname was de man-vrouwratio van de hindoestaanse contractarbeiders erg scheef. Er kwamen namelijk veel te weinig vrouwelijke contractarbeiders naar Suriname. Tanya Sitaram haalt in Tracing the past. 1873-1921 het artikel van Emmer (1984) aan, waarbij hij aangeeft dat vrouwelijke contractarbeiders niet direct het slachtoffer zijn geweest van de leugens van de rekruteerders, maar dat ze het systeem van contractarbeiders hebben gebruikt om uit hun eigen benarde positie te geraken van honger en ellende. De immigratie betekende voor de vrouwen veelal in positieve zin ‘vrijheid’, wat niet correct is volgens Hoefte. Zij beweerde dat de contracttijd voor de vrouwen in Suriname het verdriet en de onderdrukking verdubbelde, omdat ze zowel op het veld als in het huishouden moesten werken en dus een dubbele taak hadden. Tanya Sitaram bespreekt in haar hoofdstuk deze scheve verhouding en de gevolgen hiervan. Het was niet makkelijk om vrouwen te rekruteren voor de kolonie. Los van het feit dat het een dure grap was, omdat de rekruteerders een dubbele commissie ontvingen voor vrouwelijke contractarbeiders, bleek volgens Sitaram dat de planters op zoek waren naar een bepaald type vrouwen. In eerdere studies wordt gerefereerd aan de juiste soort vrouwen: gerespecteerde vrouwen, vrouwen met moraal en nuttige dan wel dienstbare vrouwen. Het is dan begrijpelijk dat de rekrutering erg moeizaam ging en er te weinig vrouwen naar de kolonie kwamen. Om een beeld te geven: er arriveerden bijvoorbeeld van 1880-1900 ongeveer 300 vrouwen en 1000 mannen. In 1901-1902 waren het 260 vrouwen en 1000 mannen en de ratio verschilde niet veel in de jaren erna. Deze onevenwichtigheid zorgde ervoor dat het erg moeilijk was voor de man om een partner te vinden, met alle gevolgen van dien. Zoals het feit dat vrouwen een zekere mate van vrijheid kregen die ze vaak heel duur kwam te staan, zoals geweld met dodelijke afloop.

Maurits S. Hassankhan, Lomarsh Roopnarine, Radica Mahase (eds.) 2016. Social and Cultural Dimensions of Indian Indentured Labour and its Diaspora. Past and Present. New Delhi: Manohar Publishers.
ISBN 978-93-5098-129-0

Renuka Biharie is coördinator is van het Institute for Women, Gender and Development Studies (IWGDS) van de Anton de Kom-Universiteit

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter