blog | werkgroep caraïbische letteren

De smaak van Sranan Libre

De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor boeken die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag een stuk over De smaak van Sranan Libre van Edgar Cairo.

door Els Moor

Hoe smaakt Sranan Libre? Volgens Edgar Cairo in de eerste plaats bitter. Zijn woede en verdriet na de Decembermoorden uit Cairo in zijn toen meteen snelgeschreven roman De smaak van Sranan Libre. Het verhaal speelt in Amsterdam en in Paramaribo. Een familie staat centraal met leden in Amsterdam en Paramaribo. Het Amsterdamse deel wordt verteld door ik-verteller Armand, met als dieptepunten zijn verdriet en woede vanwege de moord op zijn naar Suriname teruggekeerde broer Jusu (Jozef). Zo verscheurd als Cairo was door de Decembermoorden, zo verscheurd is ook het boek. Maar ondanks de onevenwichtigheid, enerzijds spanning, emoties en humor, anderzijds eindeloze niet binnen het verhaal functionele beweringen, moet het toch gelezen worden. Cairo heeft sterke uitspraken en de taal is van hier met soms sterke vondsten. Bovendien heeft het heel veel herkenbaars.

Het begint op 7 december met spanning: de familie heeft een voorgevoel dat er iets rampzaligs gaat gebeuren, gebaseerd op dromen en wintiverschijnselen. Bert, een ‘oom’, is ‘bonuman’. Armand zegt: ‘Hij weet alles van winti-dinges. Winti? Ja, die religie van ons, negers, die we uit Afrika als slaaf naar Suriname hebben gebracht’ (p. 15). Winti speelt een belangrijke rol in het verhaal.

Jusu was vol idealen naar Suriname teruggekeerd na 25 februari 1980. Hij geloofde in de ‘refolusie’ en wilde helpen het land op te bouwen, maar geleidelijk aan heeft hij door wat er allemaal gebeurt zijn geloof in de ‘revo’ verloren. Hij heeft dan ook niet voor niets de naam Jozef van Cairo gekregen: hij lijkt hierin op Jozef Slagveer, een der slachtoffers van de Decembermoorden.
Na een hoop spanning worden eindelijk de vermoedens van de familie bevestigd door een telefoontje uit Paramaribo van een andere oom, Frenkel. Nu weten ze het zeker: Jusu is een van de vermoorden. Mma Dina komt thuis van haar boodschappen en hoort het slechte nieuws van p’pa Kwa. Ze is radeloos, ze schreeuwt. Een van de buren zegt: ‘… Het is een pijnlijke zaak, dat wel. Maar reageert u toch beschaafd.’ ‘Beschaafd! Beschaafd! Wat fo k’ka beschaafd! roep ik (Armand). Waarmee ik aangeef dat beschaafd treuren ons echt geen reet kan schelen. […] Ik wil huilen. Ik wil woedend zijn. Ik wil schreeuwen. Ik wil op een vreemde wijze lachen zelfs. Al die emosie! Iedereen is op een of andere wijze góéd verslagen, geknakt. Nu weet ik wat het is een bloedverwant die zo nabij is kwijt te zijn.’ (pp.42-43)
Als hij gekalmeerd is, kan hij de zaak weer van verschillende kanten bekijken. Over zijn vermoorde broer zegt hij ook: ‘[…] een wankelaar was hij, tenger lichamelijk en wankelbaar van geest, zeer vatbaar voor coupvirussen en machtsinfekties.’ (p. 119)
In Paramaribo is ook ‘Oom Frenkel’ een herkenbare figuur. Jusu woonde een tijdje bij hem. Twee zoons van ‘Oom Frenkel’ zijn in het leger. Jusu kreeg ruzie met een van ze, Carlos, die hem bedreigde met zijn geweer. Armand denkt na de dood van Jusu: ‘[…] Misschien, heel misschien, heeft Carlos in het peloton der moordenaars gestaan, denk ik. Maar dat is zaak van nu. Tóén al bleek, dat onder één dak, het onkruid van de revolutie zich in de gemoederen des huizes had genesteld, […]’ (p. 73). ‘Oom Frenkel’ zelf is laf, angstig. Hij durft door de telefoon geen bijzonderheden te geven. ‘Het enigste wat Oom Frenkel kwijt wil, is dat Jozef is doodgeschoten. Door wie? Dat weet hij niet. Waarom? Dat kan hij niet zeggen. […]’ (p. 54). Die angst om afgeluisterd te worden in die dagen, herinneren velen van ons zich nog, evenals het openmaken van post.

De smaak van Sranan Libre is een geëngageerde roman van een belangrijke Surinaamse auteur. Het heeft vijfentwintig jaar geduurd voordat hij werd uitgegeven, maar op 31 december 1982 en 2 en 3 januari 1983 werd de tekst als hoorspel uitgezonden door Radio Nederland Wereldomroep. Edgar Cairo zelf sprak de monoloog van Armand en Lydia Emanuels stond voor de samenstelling van de tekst en de regie. Tot slot het gedicht waarmee het boek begint:

Er is een drank waarmee
de onderdrukker proost zegt
na het lessen van bloeddorst
bij de moord op Surinames zonen.
Hij drinkt zijn rum met cola:
Cuba Libre.
Wij noemen het vergoten bloed:
Het Vrijheidsbloed van Suriname,
Sranan Libre,
omwille van de vrijheidsdrang
en uit respect voor alle leven.
Edgar Cairo: De smaak van Sranan Libre. Roman over het bloedbad van Paramaribo op 8 december 1982. Haarlem: In de Knipscheer, 2007. ISBN 978 90 6265 594 6

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter