De rol van schoolmeesters – Leren van geschiedenis 58
door Hilde Neus
Onderwijs is een belangrijk gereedschap tot ontwikkeling. Op persoonlijk zowel als op nationaal niveau. Het is een zaak waar velen zich betrokken bij voelen: per slot van rekening gaan kinderen naar school om te leren en later een positieve bijdrage aan de samenleving te kunnen leveren. De opleiding van goede leerkrachten is daarom van essentieel belang, voor zowel het basis- als het voortgezet onderwijs. De principes voor leren blijven min of meer hetzelfde zoals ze al eeuwen zijn, ervaring heeft dat wel geleerd. Toch kunnen inzichten over de invulling van de lesstof veranderen, zeker tegenwoordig onder invloed van technologie.
Maar geen enkele computer kan een ervaren juf of meester vervangen, omdat de menselijke aspecten van de interactie kunnen maken dat je graag nieuwe dingen bijleert. In Suriname was het onderwijs een prestigieus werkveld. De laatste paar jaren is het status van het vak echter gedevalueerd vanwege de slechte beloning, nadat het al minder populair was geworden. Jongeren kozen het beroep, als ze niet wisten wat ze anders moesten doen.
Onderwijzers in Suriname
In Suriname stuurde de rijken vroeger hun kinderen naar Nederland om school te gaan. Voor de reis hadden ze vaak al de basishandelingen geleerd van een huisleraar of een gouvernante. Verder werd het onderwijs voornamelijk gestuurd door de Gereformeerde kerk. De kerkenraad stuurde aanvragen naar de directeuren van de Sociëteit van Suriname in Amsterdam om leerkrachten te sturen. Het verloop was echter groot.
Een familie van leermeesters

In september 1792 richtte Daniel van Klaveren een verzoek aan het Hof. Hierin gaf hij aan dat bij resolutie van de Raad de dato 6 december 1780 aan zijn moeder, de wijlen weduwe J.B. van Claveren goedgunstig was toegestaan om bij provisie en tot wederopzegging, het voorzangers- en schoolmeestersambt in de gereformeerde kerk en school alhier, door haar zoon Daniel (nu de aanvrager) te laten waarnemen. Dit op gelijk salaris en verdere emolumenten als aan wijlen zijn vader waren toegekend. Sedertdien heeft Daniel dan ook die functie vervuld met alle ijver en vlijt. Hij vertrouwde erop dat de kerkenraad en gemeente dit met genoegen hadden waargenomen. Bij de laatstgehouden ‘conventicale’ schoolvisitatie d.d. 9 februari 1791 was de commissie bijzonder voldaan over de school, zoals blijkt uit een fragment uit de notulen van de Conventus (kerkenraad). Sinds die tijd was de school niet achteruit gegaan, integendeel was zelfs ‘dagelijks vermeerderd en voorwaarts gaande’, zoals zou blijken als er weer een visitatie kwam.
Daniels moeder was op de hoge leeftijd van 74 jaar, 7 maanden en 17 dagen, in de nacht van 28 op 29 augustus overleden. Hierdoor was het voorschreven ambt vacant geworden. Daniel richtte zich tot het Hof met de mededeling dat hij circa 12 jaar had waargenomen, geassisteerd door zijn zuster die bij hem in huis woont. Op school had hij zijn beste jaren doorgebracht, en hij had geen nevenactiviteiten. Daarom vroeg hij ootmoedig aan het Hof of zij hem wilden aanstellen als voorzanger en schoolmeester voor hetzelfde bedrag als zijn ouders hadden ontvangen. Verder vroeg hij om een certificaat, een soort aanbevelingsbrief. Dat zou hij aan de directeuren en regeerders van de kolonie (in Amsterdam) sturen om gunstige toestemming te krijgen voor zijn ‘provisionele’ aanstelling. Hij beloofde verder zijn best te blijven doen, ten einde de gunsten van de raad zich meer en meer waardig te maken. Daniel van Claveren tekende het verzoek op 3 sept 1792.
De geannexeerde stukken zijn gelicht op 8 september, en daarvoor heeft zijn zus J.A. van Claveren getekend, omdat hij verhinderd was vanwege ziekte. In de Almanak van 1793 staat Daniel van Claveren genoteerd als voorzanger, en Lands schoolmeester (naast J.L. van Tooren). Ook was hij solliciteur [een militair functionaris – red. CU] en was bevoegd voor anderen verzoekschriften in te dienen.
Opmerkelijk is, dat het er hier op lijkt dat het schoolmeestersambt overerfbaar was. Dit zal zeker te maken hebben gehad met de goede naam en faam van de familie in kwestie. Dit komt nog wel voor, maar het lijkt nu raadzaam om het ambt niet automatisch op de volgende generatie over te hevelen. Dit geldt voor alle functies.