De rol van migranten in de Arubaanse literatuur
door Quito Nicolaas
Aruba had door de toebedeelde functie in de 18e en 19e eeuw binnen de Antilliaanse constellatie (NB: de NA bestonden nog niet), geen economie die een bloeiend cultureel klimaat stimuleerde. Dit verklaart dat er geruime tijd nauwelijks een sociaal-cultureel leven bestond, totdat met de komst van de olieraffinaderij van Lago in 1924 op Aruba zich migranten uit verschillende Caribische eilanden vestigden en er een literair circuit ontstond.
Zodoende hadden de verhalen die in vorige eeuwen ontstonden, niet geleid tot literaire geschriften, maar waren beperkt gebleven tot de orale geschiedenis van het land. Met het uitbreken van WO-II kwam er opnieuw een verandering in het demografische en culturele patroon, maar het duurde tot na de ondertekening van het Statuut in 1954 dat er echt sprake was van een opleving van het culturele klimaat. Maar ook de klemmende banden binnen het Federale staatsverband van 1954 -1986 en het gebrek aan een eigen literaire infrastructuur, hadden geresulteerd in een geringe literaire productie en een literatuur zonder eigen gezicht.
In de jaren ’70 werden enkele verschuivingen waarneembaar, zoals arubanisering van het onderwijzend personeel, de ambtenarij en de vorming van een eigen identiteit die meer zelfvertrouwen inboezemden. Met de sluiting van de Lago in 1985, zoals ook tijdens de recessie midden jaren ’50, keerde een groot aantal migranten terug naar o.a. de BES- en overige Caribische eilanden. Een nieuwe groep migranten uit de Filipijnen, Colombia en Peru, als aanvulling op de reeds aanwezige kolonie Venezolanen diende zich in de midden jaren ’80 aan. Voor wat betreft de Caribische migranten kunnen we vaststellen dat de mannen bij de raffinaderij, de vrouwen in de huishouding en sinds eind jaren ’70 beide seksen in de horecasector werkzaam waren. Hun leven werd vooral ingegeven door hun religieuze overtuiging en afhankelijk van hun religie werden de Anglicaanse, de Methodistische en de Baptistische kerk wekelijks bezocht.
De eerste generatie migrantenschrijvers, zoals José Ramon Vicioso, V.S. Pieternella, William Rufus Rings en Sophie Armand, publiceerden reeds in de jaren 1938 – 1960 onderscheidenlijk in het Spaans en het Engels. Hoewel het Nederlands als onderwijstaal fungeerde, zagen we in de periode na de Antilliaanse Autonomie voor het eerst in de jaren ’60 de eerste Papiamentstalige werken verschijnen.
Vanaf 1961 – 1980 manifesteerde een groep zich, die bestond uit Nicolas Piña, Lampe, Ernesto Rosenstand met Cuentanan Rubiano (1961) en Hubert Booi met Golgotha (1967) met algemeen aanvaarde teksten in het Papiamento. Een tweede cyclus volgde in de jaren ’70 met werken van Frank Booi met Keho na Caminda (1975), Ken Mangroelal met Distance Call (1978) en Angela Matthews met haar roman De witte pest (1978); boektitels die enige opschudding teweegbrachten. Ofschoon de meeste verhalen zich in de jaren zestig en een enkele zelfs in de vijftiger jaren afspelen, valt het op dat er geen interactie plaatsvindt tussen de Europeaan en de West-Indiër. Met de verhalen krijgt men niet altijd een beeld van hoe het er vroeger aan toe ging, en is het net alsof er geen contact is met de buitenwereld c.q. artsen, pastoor, zusters in het ziekenhuis, ambtenaren en de frères die voor het einde van de jaren ’70 voor het merendeel uit het moederland afkomstig waren.
De Arubaanse migrantenliteratuur
Het begin van de migrantenliteratuur op Aruba valt samen met het moment dat men is gaan schrijven en publiceren. Een traditionele definitie is dat migrantenliteratuur alle verhalen omvat die gaan over het land van herkomst en geschreven zijn door de migrant. Migranten schrijven vaak over specifieke migrantenproblemen zoals: ontworteld zijn, heimwee, eenzaamheid, maar ook over belevenissen en angsten in het land van herkomst.
Een tweede kenmerk van migrantenliteratuur is dat het geschreven is hetzij in de taal van het land waar men verblijft of in de taal van het land dat men had verlaten. Voorbeeld: Nederlands – Papiamento ; Papiamento – Engels; Papiamento – Spaans. Van de gepubliceerde werken in de jaren zestig, waren de meeste in het Papiamento (47%), Spaans (31%), Engels (7%) en Nederlands (15%) verschenen. In de jaren ’70 en ’80 zien we een verschuiving naar het Papiamento met respectievelijk 77% en 79%, ten koste van het Engels en het Spaans, die hoogstens een enkele publicatie kenden. José Ramon Vicioso, afkomstig uit Santo Domingo, dichtte in de periode 1938 – 1972 uitsluitend in het Spaans. Daarentegen schreef en publiceerde de in Colombia geboren Ernesto Rosenstand vanaf 1963 zijn proza en poëzie in het Papiamento. In 1988 verscheen voor het eerst een Engelstalige dichtbundel Sweet praises van L.E. Euson met religieuze poëzie.
De aanwezigheid van migranten in de Arubaanse literatuur is niet altijd meteen zichtbaar geweest.
Gewapend met hun taal, gedachtewereld en manier van uitdrukken, probeerde men het publiek voor hun werkelijkheid te winnen. Deze late manifestatie van migranten in het publieke leven kan worden verklaard dat de eerste en tweede generatie migranten – ondanks voorzieningen als een eigen club – zich niet volledig geïntegreerd voelden. Behalve dat hun taal geen aansluiting vond bij de rest van de gemeenschap, duurde het nog ettelijke jaren eer men was doorgedrongen tot andere maatschappelijke sectoren. Daarbij had de politieke participatie die op etnische leest was geschoeid geen substantiële bijdrage geleverd aan hun sense of belonging en integratie in de samenleving. In de jaren ’70 kwam er een kentering, toen de etnische scheidingslijnen werden geslecht en men zijn stem op zwarte kandidaten als W. Vos en R. Richardson van de nieuwe politieke beweging Movimiento Electoral di Pueblo kon uitbrengen.
Men kon zich met hen identificeren en zag dat deze vertegenwoordigers hoog op de kandidatenlijst kwamen, hetgeen vertaald werd in een gekozene die iets voor hen kon betekenen. Ook toen bleef het geruime tijd stil onder de migranten, daar de letterkunde niet hun primaire zorg was. Men was meer bezorgd om de mobiliteitskansen op het eiland en om het vraagstuk van inkomen en rondkomen. Opmerkelijk is dat Caribische migranten een vooraanstaande rol speelden in de muziek- en sportwereld op Aruba, terwijl op het literaire vlak – vanwege de taalbarrière die het Engels met zich meebracht en onvoldoende beheersing van het Papiamento – hun deelname gering was. Er gaan stemmen op die beweren dat de derde generatie migranten die geboren en getogen is op Aruba, het Papiamento als eerste of tweede taal hanteert en toch het gevoel heeft er niet bij te horen (Richardson: 35). Het is zoals de Arubaanse student/dichter Greta J. Lardy – refererend aan haar ervaringen gedurende het eerste jaar aan de University of Texas in Dallas in haar bundel From Within (zj) omschrijft: ‘’Are we indeed strangers in a foreign land. It’s all about attitude.” Decennialang hadden landgenoten de weg geplaveid voor een nieuwe generatie migrantenschrijvers. Ze waren in de jaren ’30 na de vestiging van de raffinaderij aangekomen, werden in de periode ‘60-‘70 allereerst actief in de vakbeweging en hielden zich bezig met hun rechtspositie als werknemer. Eind jaren zeventig werd een nieuwe fase ingeluid met de participatie van een nieuwe generatie die tal van functies in de maatschappij bekleedde ter vervanging van de oude elite die voor het merendeel bestond uit gerepatrieerde Nederlandse ambtenaren. Op tal van departementen had men Arubanen van migrantenafkomst als hoofd van dienst, die gedurende decennia vanaf de jaren ‘70 richting en inhoud gaven aan relevante beleidsterreinen. De opwaartse etnische mobiliteit was vrij groot te noemen. Het is met name deze mobiliteit die de kiem vormde voor een derde generatie migranten die zowel op Aruba als in Nederland ging publiceren. Het zelfvertrouwen onder deze generatie groeide enorm, terwijl de drang naar publicatie die gepaard ging met de profilering van hun landgenoten, hun basis verstevigde.
Dit gold ook voor Frank Williams – geboren op Aruba – die alleen in het Papiamento schreef en achtereenvolgend Regalo di fantasia (1989), Alma transparente (1994), E Yamada (1997) uitbracht. In zijn werk gaat Williams niet zo zozeer in op abstracte thema’s in de migrantenliteratuur, maar hanteert voornamelijk zijn wijk Dakota als decor. Zijn verhalen bieden enig beeld van het denken en gedrag van de mensen gedurende de nadagen van de kolonie. Eind jaren ’90 zien we tevens de Nederlandstalige romans Tranen om de Ara (1998), Eilandzigeuner (2000) en De roep van de troepiaal (2004) van de in Aruba woonachtige Jacques Thönnissen verschijnen en daarmee maakte de Arubaanse-Nederlandstalige literatuur een doorbraak in Nederland. Op het gebied van de jeugdliteratuur verschijnen van Manchi Hennep drie werken: Buscando Felicidad (2002), Tres diferente ruta (2006) en Ursula (2012).
Migranten in diaspora
Anders dan Caribische schrijvers als Carl Phillips, V.S. Naipaul, Edwidge Danticat of Maryse Condé die naar Londen, New York, Parijs waren verhuisd en daar groot zijn geworden, hebben Arubaanse auteurs zich in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam gevestigd en eerst voor de taal van het moederland gekozen en later voor het Papiamento als literatuurtaal geopteerd. In Nederland kunnen we tot een tweedeling komen van auteurs die uitsluitend in het Nederlands schrijven, zoals Giselle Ecury en Irma Grovell. Daarna volgden Delft Blues (1995) en De zomer van Alejandro Bulos (1999) en samen met Jacques Thönnissen beheersten ze in de jaren ’90 – in een periode dat er geen romans van Boeli van Leeuwen, Tip Marugg en Frank. M. Arion verschenen – de Antilliaans-Nederlandstalige literatuur. Aanvankelijk kon ook Dennis Henriquez die in 1992 met Zuidstraat bij de Bezige Bij debuteerde en pas veel later ook in het Papiamento en Engels publiceerde tot deze categorie gerekend worden.
Daarnaast zijn het hybride schrijvers als Joyce Herry, Joan Leslie, Quito Nicolaas, Olga Orman, Richard de Veer (1929-2014) en Frida Winklaar die zowel het Papiamento als het Nederlands als schrijftaal hanteren.
Niet alleen de taal scheen een belemmering te zijn, maar het Nederlandse taalgebied bleek voorbehouden te zijn aan schrijvers uit België en Nederland en ook aan sommige migrantenschrijvers uit Marokko en Turkije die in de gelegenheid worden gesteld om over de thuissituatie te schrijven. In dit opzicht zijn Arubaanse schrijvers – vergeleken bij Curaçaose schrijvers die meer onder de aandacht kwamen tijdens de naweeën van het koloniale verleden – minder succesvol bij het Nederlandse publiek geweest. De hoogtijjaren van de Antilliaanse literatuur waarbij Cola Debrot, Boeli van Leeuwen, Tip Marugg en Frank M. Arion werden geroemd zijn allang weggeëbd en maken nu plaats voor een nieuwe generatie schrijvers – voor een groot deel de passanten op de eilanden – die met een andere kijk op mens en samenleving de ruimte beschrijven. In de migrantenliteratuur van Groot Brittannië vinden we vaak als thema: de sociale context (armoede – werkloosheid) van het land van herkomst en de acceptatie in het nieuwe land. Met acceptatie wordt dan bedoeld het proces van integratie en assimilatie, dat gepaard gaat met discriminatie en racisme. Ook hanteren Caribische schrijvers vaak als thema de eigen ervaringen van de migrant en dan gaat het over racisme en vijandelijkheden. Of over de ontworteling en de zoektocht naar identiteit als gevolg van ontheemding en culturele diversiteit. Hoewel in Nederland gelijknamige problemen zich ook voordoen, is dit geen aanleiding geweest voor onze auteurs om hierover te schrijven.
Open venster als frisse wind
In 2004 verscheen de bloemlezing Bentana Habri met uitsluitend Papiamentstalige poëzie en proza. Hierin debuteerde een nieuwe generatie Arubaanse auteurs die het leven op een eiland hadden verruild voor dat in Europa. Van vijf Arubaanse schrijvers verschenen tien nieuwe korte verhalen, die alle qua thematiek, perspectief en setting afwisselend op Aruba en in Nederland zijn gesitueerd. Voor Olga Orman gold in Campamento den Pasco Grandi de traditie zoals die zich manifesteert tussen individuen onderling en in Esnan cu n’ a bolbe gaat de ik-figuur op zoek naar haar familieleden op Cuba die op de plantages gingen werken. Als narratieve techniek wordt een raamvertelling gehanteerd, waarbij de verschillende personages elk hun verhaal vertellen dat zich in het verleden afspeelde. Bij Richard de Veer (1929-2014) draait het meer om de humor en ironie in het verhaal Pa cara di. Hij maakt bepaalde culturele gewoontes en tradities die ingebed zijn in een symbiotisch systeem van elkander bijstaan bespreekbaar. Schrijfster Joan Leslie daarentegen die zowel in het Papiamento als in het Nederlands schrijft, laat zien dat je niet altijd over het thuisland hoeft te schrijven. In haar verhalenbundel De Bloeiende Flamboyant heeft ze het verhaal Onbeschreven leegte opgenomen, waarin verslag wordt gedaan van een aan lager wal geraakte man. Vanuit het perspectief van de man als jongen beschrijft ze verschillende taferelen en de verhouding tot zijn moeder.
In E violin virgin verhaalt Quito Nicolaas over een arts die door een scheiding aan lagerwal raakte en als een clochard al die plekken bezoekt, waar hij voorheen als gast werd bediend. Het verhaal Dialogo den tempo is een fragment van Nicolaas’ roman Verborgen leegte (2010), die handelt over Maureen die op zoek gaat naar zijn Joodse vader en geruime tijd worstelt met identiteitsproblemen. Joyce Herry schreef Mi amiga mudo dat de vereenzaming van een dementerende vrouw beschrijft, welk verhaal de ik-figuur zittend voor de spiegel vertelt. In Abandona gaat het om een uitgeprocedeerde asielzoeker die op de vlucht slaat en op zijn schuilplaats een baby als vondeling treft die hij op de stoep van de pastorie achterlaat.
Daarentegen zijn de gedichten van deze generatie Europese migranten niet anders dan de bestaande reeds bekende poëzieteksten die zijn blijven hangen tussen de beleving van de natuur en de ervaringen op de eilanden. Van enige abstractie of verplaatsing van de ik-figuur in de poëzie is vrijwel geen sprake, evenmin als van een verwoording van complexe verhoudingen als het creoliseringsproces van de Arubaanse cultuur, het bestaan van onderhuidse spanningen of de bloei van gemengde huwelijken. Net zoals in het verleden heeft veel te maken met de gebondenheid van de migrant met de bodem, waarop men zijn welzijnsstatus heeft bereikt en het belang om de bereikte status voor de volgende generaties te beschermen. De in Nederland woonachtige groep schrijvers kan – naarmate hun ‘sense of belonging’ dan wel de keuze voor bonding en bridging ingedeeld worden naar zij die in het Engels, Papiamento en Nederlands schrijven. Een enkeling hanteert het Nederlands om tot de Caribisch-Nederlandse literatuur te behoren en omdat het een grotere commerciële markt betreft.
Dit ofschoon de geografische verbondenheid bij de in Nederland verblijvende Arubaanse auteurs zwaarder weegt dan de op Aruba geboren migranten. Aangetekend moet worden dat verreweg de meeste dichters in het Papiamento dichten – terwijl heel sporadisch een Nederlandstalig gedicht uit hun pen vloeit.
Bekend is dat kinderen uit migrantengezinnen werden grootgebracht met de orale geschiedenis van het land van herkomst. Betekent dit gegeven dat je als migrant, automatisch over het verleden van je ouders gaat verhalen? Vooralsnog blijkt dit – een tweetal uitzonderingen daargelaten – niet het geval te zijn. Voor de meeste migrantenschrijvers lijkt het er op dat ze het verleden van armoede en achterstelling hebben afgesloten, althans er niet aan herinnerd willen worden en eerder het (ei)land van hun toekomst met al haar gebreken blindelings omarmen. Het verhaal van hun ouders en grootouders uit Bonaire, Curaçao, de Bovenwindse en andere Caribische eilanden, Portugal, China en Europa is geen aanleiding geweest om dit in boekvorm te staven. Dit geldt echter niet voor de recente roman Glanzende schoenen (2014) van Irma Grovell. Kern van het verhaal Glanzende schoenen draait om de autoritaire positie van de vader als gezinshoofd. De auteur geeft op uitzonderlijke wijze aan hoe deze machtsrelatie in stand werd gehouden en beschrijft in een scene de taak van de kinderen om iedere zaterdag de15 paar schoenen van vader te moeten poetsen. Enerzijds is dit een vorm van taakverdeling en medeverantwoordelijkheid, maar het doet te zeer terugdenken aan het slavernijverleden, m.n. als de kinderen met de riem kregen, wanneer ze niet gehoorzaamden. Dit zijn n.l. retenties uit de slaventijd. Vreemdgaan kwam in die jaren ook naar voren, alleen noemde men dat machogedrag. Nieuw is in dit verhaal dat het ook binnen het eigen verwantschapssysteem gebeurt c.q. tussen een nicht (Janine) van Mae en haar man Thom. Het perspectief van het verhaal is dat van het kind – Crystal – dat ouder wordt en van alles had gezien en ervaren.
De laatste jaren hebben de Arubaanse migrantenschrijvers in Nederland met zeker zo’n 30 romans, korte verhalen en gedichtenbundels de Arubaanse literatuur verrijkt. Een wezenlijke bijdrage die op haar beurt als katalysator voor de boekproductie op het eiland werkte. Bezien we de thematiek waarover ze schrijven dan gaat het zelden over de emigratie, botsing van twee culturen of achterstelling. Het is alsof thema’s als discriminatie, seksueel misbruik, machtsrelaties binnen het gezin, strijd tussen religie en staat, tienerzwangerschap, ontspoorde ouders, uitsluiting, doorwerking van het kolonialisme gewoonweg een taboe zijn om over te schrijven. Schrijven over het heden, zonder dit in een grotere context te plaatsen, getuigt van een gebrek aan historisch bewustzijn en is als zodanig een grote misvatting voor de literatuur. Zowel in de Arubaanse als in de Curaçaose literatuur is het niet eenvoudig om de bestaande literatuur te classificeren in de postkoloniale literatuur. Het is eerder de bedoeling dat schrijvers vanuit een tijdperk – het koloniale tijdperk dan wel postkoloniale tijdperk – een beschrijving geven van o.a. de gezagsverhoudingen van toen en hoe deze van invloed zijn geweest in de dagelijkse omgang. Opmerkelijk is dat migrantenauteurs los van hun identiteit en kruiselings over elkaars landen en waarnemingen schrijven, niet bedoeld als kritiek maar eerder om door zelfreflectie de werkelijkheid onder ogen te zien.
Paravisini-Gebert formuleert dat als volgt: “Migrant writers, for instance, are often seen as better equiped to provide an “objective” view of the two worlds they are straddling by virtue of their alienation. They are ascribed the status of neutral observers.”
Vanuit historisch oogpunt is het juist belangrijk dat literatuur een aanvulling vormt op datgene wat de geschiedenisboeken ons vertellen.
[uit Kristòf, jaargang XVI-1, 2015]