De roemloze ondergang van het stoomschip ‘Goslar’ (1)
door E. van Laar en W.L. Man A Hing
In de Surinamerivier voor Paramaribo ligt al bijna vijftig jaar de romp van een gekanteld schip, waarvan de kiel gedeeltelijk boven water uitsteekt. Het lijkt wel een ijzeren eilandje in de stroom. Er groeien zelfs boompjes uit, die aan het rivierslib tussen het roestige metaal van het inmiddels doorgeknakte wrak voedsel ontrukken. Hoe is dat wrak daar gekomen?
Naar Suriname
Het s.s. Goslar was in 1929 op de werven van Blohm und Voss in Hamburg gebouwd voor de transatlantische scheepvaartmaatschappij Norddeutscher Lloyd te Bremen als een vrachtschip van 9.750 ton DW en 6.030 RT. Zijn uiteindelijk lot wordt door de schrijver over Blohm und Voss H. G. Prager vermeld als zijnde in ‘1940 selbstversenkt’, evenwel zonder vermelding van de plaats. 1 Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog in augustus 1939 bevond het schip zich voor wat zijn laatste reis zou worden in de haven van Philadelphia in de Verenigde Staten alwaar nog 2.000 ton kolen werd ingeladen en het gezag over de vrachtvaarder werd overgedragen aan kapitein Karl Berghoff.
Op 24 augustus 1939 werd in ballast uitgevaren in de richting van Galveston. Drie dagen later gaf de rederij opdracht aan het schip om een neutrale haven of bij voorkeur de haven van een bevriende staat aan te lopen. Aan boord dacht men toen naar Mexico te kunnen doorstomen. Maar reeds de dag daarop kwam er een instructie om terug te keren en naar huis te varen.
Op 29 augustus ten slotte luidde de order een neutrale haven aan te doen, maar in geen geval een Noordamerikaanse. Opnieuw werd de koers van het schip verlegd, nu in de richting van Brazilië, uit vrees dat men een Brits oorlogsvaartuig zou kunnen tegenkomen op weg naar Mexico.
Na veel wikken en wegen werd besloten toch niet naar Brazilië te gaan, maar naar Suriname (Nederlands Guyana). Doorslaggevend voor deze beslissing was de overtuiging dat een oorlog tussen Duitsland en Nederland was uitgesloten. Om op allerlei eventualiteiten voorbereid te zijn, kregen de schoorsteen en ventilatoren een ander kleurtje en werd het schip voorzien van een Amerikaanse naam. In de machinekamer werden tegelijkertijd maatregelen getroffen om indien nodig het schip binnen korte tijd te doen zinken. Ter verkleining van de kans op ongewenste ontmoetingen werd ‘s nachts uitsluitend met gedempt licht gevaren. De reis naar Suriname verliep enerverend, zeker omdat onderweg bekend werd dat op 3 september Engeland en Frankrijk officieel de oorlog aan Duitsland hadden verklaard.
Op de vroege morgen van dinsdag 5 september voer de Goslar met de Amerikaanse vlag de Surinamerivier op. De bemanning voelde zich bijzonder opgelucht dit ‘avontuur’ zonder een noemenswaardig incident te heb ben overleefd. Het eerste wat de Surinaamse loods, die zeer verbaasd was een Duits schip aan te treffen, kon uitbrengen was, volgens Abb, de eerste machinist van de Goslar: ‘Sie haben grosses Glück gehabt, wären Sie einen Tag früher gekommen, hätten Sie ein französisches Kriegsschiff getroffen, welches einen ganzen Tag vor der Einfahrt zu Anker gelegen hat’. 2
Na aankomst te Paramaribo werd de procedure ten behoeve van de inklaring van de Goslar door de autoriteiten afgehandeld en werd het schip na korte tijd vrijgegeven. Het verblijf, zo meende de kapitein, zou ‘wel eenige maanden duren.’ 3 Voor de stelling dat het schip asiel had gevraagd, ontbreekt overigens elke grond,4 omdat de Goslar als niet-oorlogsschip daarvoor niet in aanmerking zou kunnen komen. Ook de overige geraadpleegde stukken en literatuur maken daar geen melding van.
Het Duitse deel van de bemanning 5 bestaande uit vijftien man werd zeer vriendelijk en voorkomend tegemoet getreden, hetgeen ertoe leidde dat zij zich spoedig op haar gemak kon voelen. De indruk die de stad op de opvarenden maakte, vatte Abb, de eerste machinist, treffend in één zin samen: ‘Ein tropisches Bild vermischt mit einem holländischen Anstrich’. Het klimaat werd bepaald niet als onaangenaam ervaren: de erg warme dagen werden immers afgewisseld met koele nachten.
[eerder verschenen Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, 8e jrg, nr. 1, 1989, en Dagblad De West van 11 en 12 september 1989.]
(Vervolg, deel 2, klik hier)