De reis van de boeken
door Tommy Wieringa
Nergens ter wereld hebben leerlingen een grotere hekel aan lezen en schrijven als in Nederland. Van de OESO-landen dan, misschien dat er ergens een failed state is te vinden waar het nog beroerder is gesteld. De curves wijzen bij elk onderzoek weer steil omlaag, nog even en ze raken de bodem van de grafiek. Je kunt erover blijven schrijven, dat van een gemiddelde basisschoolklas met vijfentwintig leerlingen er zes ondermaats lezen en schrijven, en dat een kwart van onze vijftienjarigen laaggeletterd is.
Leesvaardigheid en leesplezier klinken als corvee en taakstraf. Van romans krijgen ze bulten, van poëzie schilfers. In haar jaarrapport waarschuwt de Onderwijsinspectie deze week dat begrijpend lezen een stervende vaardigheid is. Net als vorig jaar. En het jaar daarvoor.
Moedeloze rituelen.
Afgelopen weekeinde vertelden vrienden dat hun zoon onleesbaar schrijft. Niet geleerd op de basisschool, zodat het nu in de brugklas moet worden gerepareerd. Slecht onderwijs treft elke sociale klasse. In aanvullend onderwijs zagen onze vrienden niets, de voorsprong van zo’n privilege vonden ze valsspelen. Nobel, maar intussen krabbelt hun zoon geheimschrift.
In het begin van mijn schrijversleven trad ik vaak op voor scholieren, maar daar ben ik weer mee opgehouden. Ik werd er zenuwachtig en pessimistisch van, van de massieve desinteresse en de blauwe weerschijn van smartphoneschermen op de gezichten. De harde stemmen en woorden omdat elke vorm van gevoeligheid je menselijkheid verraadt – ik wist me er slecht raad mee.
Bij wijze van uitzondering en geharnast met vooroordelen ging ik deze week naar OSG Hugo de Groot in Rotterdam-Zuid. 26 nationaliteiten, veel jongens in trainingsplunje, veel meisjes met hoofddoekjes; het aanzien van een school met een achterstandsproblematiek. Ik daalde af naar een gewelf onder de school dat vroeger een zwembad was. Geen ramen. De arena voor een freefight van drie schrijvers versus de leerlingen. Eerst kregen we die van de havo, dan die van het vwo. De directeur hield een toespraak over het belang van literatuur op zijn school: als kerstgeschenk hadden de leerlingen een novelle thuisgestuurd gekregen. Daarna praatten Manon Uphoff, Abdelkader Benali en ik over ons werk maar waren we vooral met de leerlingen in gesprek over wat te denken, hoe te leven en waarnaar te verlangen.
Elke vraag en elke opmerking was in tegenspraak met het vooroordeel waarmee ik de school was binnengekomen. De leerlingen hadden een opmerkelijke belangstelling voor literatuur, zodat het me niet zou verbazen als zich onder hen een paar schrijvers van de toekomst zouden bevinden. Ze waren hoffelijk en nieuwsgierig, gevoelig en persoonlijk; hun leraren hadden duidelijk een vuur in ze ontstoken.
Ik vroeg de leraren nadien hoe ze dat hadden gedaan, zulke schitterende leerlingen kweken. Het begon ermee, vertelden ze, dat ze de kinderen vanaf de brugklas elke week een uur lang voorlazen. Het ging er niet om dat je het curriculum volgde maar dat je ze de kracht en de schoonheid van verhalen liet zien. Ze een ervaring bood. De ervaring met de avonturen en de bestaansproblematiek van andere levens dan het hunne. Het was een zoektocht. Je zette de luiken naar de wereld open, discussieerde met ze en ontkwam er niet aan ook jezelf in te zetten, je eigen verhaal. Een docente vertelde haar klassen over de reis van haar Marokkaanse vader – hoe hij met een boek in zijn bagage vanuit zijn bergdorp in de Rif naar Algerije was gereisd om zijn paspoort op te halen. Wanneer hij het ene boek uit had ruilde hij het bij een boekhandel in de volgende plaats voor een ander. Als een Klein Duimpje liet hij een spoor van boeken achter zich, en kwam uiteindelijk via Algiers in Nederland aan. Zijn dochter erfde een Arabische bibliotheek die ze niet kan lezen.
De reis van de boeken, de schittering van verhalen – zo moet het.
[uit NRC Handelsblad, 17/18 april 2021]