blog | werkgroep caraïbische letteren

De onzichtbare erfenis van Suriname

Liesbeth Smit legt in Aan ons is niets meer te zien de vinger op een pijnlijke, verzwegen plek in de Nederlandse en Surinaamse geschiedenis

Wat betekent het om wit te zijn, maar af te stammen van een tot slaaf gemaakte vrouw? Wat gebeurt er als je grootmoeder haar afkomst zorgvuldig heeft uitgewist, en jij besluit die stilte te doorbreken? In haar memoir Aan ons is niets meer te zien onderzoekt journalist en historicus Liesbeth Smit haar Surinaamse wortels en daarmee ook de ongemakkelijke erfenis van het Nederlandse koloniale verleden.

Smit is een witte vrouw met blauwe ogen, opgegroeid in een gezin waarin haar Surinaamse afkomst nauwelijks werd besproken. Haar grootmoeder Augusta, geboren in Paramaribo, zweeg over haar verleden. Pas rond haar vijftigste besluit Smit dat het tijd is om te begrijpen waar ze vandaan komt. Wat volgt is een diepgravende zoektocht naar haar familiegeschiedenis, die haar via archieven, fotoboeken en gesprekken met familieleden uiteindelijk naar Suriname brengt.

Centraal in het boek staat het verhaal van Margaretha Bergina, Smit’s betovergrootmoeder, die in slavernij leefde en werkte in het beroemde hoekhuis aan de Waterkant in Paramaribo. Smit weet haar voorouders op te sporen in de archieven, ontdekt manumissies, en stuit op een complexe stamboom waarin tot slaaf gemaakten, vrije mensen van kleur én plantagehouders samenkomen. Het is een geschiedenis die zich niet laat vangen in zwart-wit tegenstellingen, maar juist de gelaagdheid van het Surinaamse verleden blootlegt.

Wat dit boek bijzonder maakt, is de manier waarop Smit haar persoonlijke verhaal verweeft met historische context. Ze schrijft openhartig over haar verwarring, haar schaamte, haar woede — maar ook over de kracht die ze vindt in het erkennen van haar afkomst. Haar stijl is helder en betrokken, en ze neemt de lezer stap voor stap mee in haar ontdekkingen. Daarbij schuwt ze de ongemakkelijke vragen niet: over kleur, over privilege, over wie het recht heeft om over dit verleden te spreken.

De kracht van het boek ligt in de combinatie van persoonlijke beleving, historisch onderzoek en maatschappelijke reflectie. Smit onderzoekt hoe het slavernijverleden doorwerkt in families, in lichamen, in stiltes. Ze laat zien hoe intergenerationeel trauma, colorisme en zwijgcultuur zich nestelen in het dagelijks leven en hoe het benoemen daarvan een daad van herstel kan zijn.

Dat het boek veel losmaakt, blijkt uit de manier waarop het gesprek over koloniale erfenis opnieuw wordt aangezwengeld. De manier waarop Smit de positie van lichtgekleurde vrouwen zoals haar voormoeders invoelbaar maakt, roept herkenning op. Tegelijkertijd zullen sommige lezers zich afvragen hoe zij zich verhoudt tot spirituele elementen in het verhaal, zoals het visioen van haar overleden grootmoeder. Die gelaagdheid — tussen feit en gevoel, tussen archief en intuïtie — maakt het boek tot meer dan een historische reconstructie: het is ook een spirituele reis, een poging om verbinding te maken met wat generaties lang verzwegen is.

In een tijd waarin het debat over het slavernijverleden steeds luider wordt gevoerd, is Aan ons is niets meer te zien een waardevolle bijdrage. Niet als pamflet, maar als persoonlijke getuigenis. Smit laat zien dat geschiedenis niet alleen in boeken leeft, maar ook in mensen. En dat het nooit te laat is om te luisteren naar wat daar nog in verborgen ligt.

Het resultaat is een boek dat je niet alleen leest, maar ook voelt. Het is een spiegel, een reis, een eerbetoon. En bovenal: een uitnodiging om zelf ook te durven kijken naar wat misschien niet meer te zien is, maar nog altijd doorwerkt.

on 29.07.2025 at 10:35
Tags: /

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter