De ongepubliceerde manuscripten van Anton de Kom en Ons Suriname
door Delano Veira
Op 29 juli 2020 verscheen in De Groene Amsterdammer ‘Voor een vrij Suriname’, een artikel van de hand van de twee biografen van Anton de Kom t.w. Alice Boots en Rob Woortman. Een bewering die in dit artikel over mij wordt gemaakt, achtervolgt mij wekelijks: steeds weer is er iemand die wil weten of het waar is wat er door de biografen gesteld is.

De biografen schrijven in bovengenoemd artikel dat ik hen, als vicevoorzitter van de vereniging Ons Suriname, met wijlen Hugo Kooks, toen voorzitter van de vereniging, had uitgenodigd voor een voorinzage in het verloren geraakte werk van De Kom. Dat klopt. Wat echter volgt, in het betreffend stuk: ‘Wat wij aantroffen was indrukwekkend. De teksten roken in de verste verte niet naar de tropen. Het werk had kennelijk jarenlang in het archief van Ons Suriname gelegen.’
Hiermee plegen de biografen een stuk geschiedvervalsing en bestempelen de biografen mij en Hugo Kooks, als twee leugenaars, want wij zeiden tegen hen dat een gedeelte van de manuscripten uit Suriname kwam. De manuscripten waren in de jaren zestig aan een groep Surinaamse studenten uit Leiden (de Surinaamse Studenten Unie, SSU) door de familie van AdeK overhandigd.
Een gedeelte van het materiaal was ondergebracht bij Rubin Lie Pauw Sam, één van de toenmalige studenten uit Leiden die op zoek waren gegaan naar het werk van De Kom nadat ze bij toeval waren gestuit op een eerste druk van ‘Wij slaven van Suriname’. Ik weet niet welke geurenspecialist de biografen hebben geraadpleegd om tot bovengenoemde conclusie over de opslag van de teksten te komen, aan mij hebben zij de conclusie naderhand niet voorgelegd. Ik werd verrast toen ik bovengenoemd stuk vorig jaar onder ogen kreeg. Wat ik daarom publiekelijk wil verklaren: ik ontving een gedeelte van de manuscripten uit Suriname van Rubin Lie Pauw Sam, die voorzitter was van de Volkspartij en tevens een goede vriend De manuscripten verbleven in zijn studeerkamer in Paramaribo die 24/7 gekoeld werd met een airconditioner. Het is dus zeker niet vreemd dat het materiaal geen sporen droeg van papier dat jarenlang in een vochtig tropisch klimaat had gelegen. Wat ik mij afvraag: hebben de biografen dat ook doorgegeven aan de geurenspecialist die zij hebben geraadpleegd? Of kenden zij de studeerkamer van Lie Pauw Sam niet?
Wat mij ook nog stoort is dat deze twee mensen onder geheimhouding vooraf( d.w.z. vóór teruggave van het materiaal aan de familie van AdeK) inzage van de manuscripten kregen.
Deze geheimhouding hebben ze nu al twee keer (tenminste, wat mij bekend is) aan hun laars gelapt. Waarvan akte!
Reactie van Woortman & Boots, klik hier