blog | werkgroep caraïbische letteren

De mooiste boeken, gelezen door de redactie van de Literaire Pagina en medewerkers

Helen Chang

Het beste boek dat ik in 2016 heb gelezen? Bij fictie zou ik een keuze moeten maken tussen Malva van Hagar Peeters en Orgelman van Mark Schaevers. De boeken hebben gemeen dat ze een biografie zijn. Het ene over de dochter van de Chileense dichter Pablo Neruda en het andere over de Duitse kunstenaar Felix Nussbaum. Toch kies ik liever voor non-fictie, in dit geval Wi Rutu; Tijdschrift voor Surinaamse Genealogie, dat halfjaarlijks wordt uitgegeven door de Stichting voor Surinaamse Genealogie en dat wordt verstrekt aan de donateurs van deze stichting.

 

wi-rutu

Op de website www.surinaamsegenealogie.nl is een overzicht te vinden van de inhoud van elke Wi Rutu vanaf 2001. In die van juli 2015 staat een artikel over mijn familie van vaderskant: De Tjon-clan in Suriname; Van Tjon-Kwie-Sem en verwanten, geschreven door William Man A Hing. Uit het artikel blijkt dat mijn overgrootvader tot de twaalfde generatie van de Tjon-clan behoorde. Hij was de jongste van drie broers. Van hem en van de tweede broer zijn of kinderen of kleinkinderen in de eerste decennia van de twintigste eeuw naar Suriname gekomen. De oudste zoon van mijn overgrootvader en twee kleinzoons van zijn derde zoon kwamen zich in Suriname vestigen. Van de nakomelingen van de oudste zoon is niet veel bekend, omdat de naam niet meer voorkomt. De nakomelingen van de twee kleinzoons, mijn oom Tjon A Tham en mijn vader Chang Tsuan Juan, zitten in Suriname en in Nederland. Uit de stamboom in het artikel blijkt dat ik de vijftiende generatie van deze Tjon-clan ben. In hetzelfde nummer staan andere interessante artikelen. Een kleine greep: over de stamvader van de familie Halfhide, over het georganiseerde zangleven in Suriname in de 20e eeuw en over drie Afro-Westindische vrouwen in de achttiende eeuw die naar Nederland werden gebracht.

 

seizoen-van-de-trek-nar-het-noorden

Jerry Dewnarain

Seizoen van de trek naar het noorden. Deze roman is geschreven door een Soedanees, Tayyib Salih genaamd (Uitgever Atlas Contact, 2008). Het boek wordt intussen als een van de klassiekers uit de Arabische literatuur beschouwd. In Seizoen van de trek naar het noorden is het thema vervreemding, een thema dat in meerdere Arabische romans aan bod komt. Het thema van de vervreemding wordt uitgewerkt door middel van de eerder klassieke tegenstellingen tussen oost en west (of: noord en zuid, zoals de titel suggereert), traditie en moderniteit, koloniale macht en gekoloniseerde, maar bereikt zijn toppunt in de innerlijke tegenstellingen van het hoofdpersonage Moestafa Sa’ied en de tegenstellingen die het leven zelf met zich meebrengt. Een jongeman gaat naar een westers land om te studeren, raakt daar ontredderd en valt bij thuiskomst in de kloof tussen twee culturen. Uit fragmenten wordt er geleidelijk een beeld opgebouwd van Moestafa Sa’ied: een ijskoude jongeman die in Engeland een briljant academicus maar tegelijk een geraffineerde vrouwenverleider wordt. De enige vrouw die niet voor hem valt maar met hem trouwt, vermoordt hij. Een poging om na het uitzitten van zijn straf aan de Nijl een bestaan op te bouwen in de landbouw wordt afgebroken door zijn spoorloze verdwijning. Dit alles wordt geleidelijk ontdekt en aan de lezer verteld door een veel jongere, nieuwsgierige verteller, die ook zijn nalatenschap ordent. Deze blijkt te bestaan uit een geheime Engelse kamer vol foto’s, aandenkens, dagboekfragmenten en vooral boeken. De verteller heeft eveneens in Engeland gestudeerd en is een afspiegeling van Moestafa. Ook hij voelt zich ontredderd. Als hij verfrissing zoekt in de Nijl verdrinkt hij bijna. Hij tracht de noordoever te bereiken; een vlucht zandhoenders vliegt eveneens noordwaarts. Zijn mensenliefde en verantwoordelijkheidsgevoel geven hem de kracht zich te redden – op welke oever blijft onduidelijk. Dit vijftig jaar oude werk wordt steeds interessanter en mag best een klassieker worden genoemd.
Het boek dient twee belangrijke Europese teksten van repliek. Moestafa verkoopt zich aan een van zijn slachtoffers als ‘een soort Othello’, maar tegen zijn rechters zegt hij dat hij geen Othello is, en inderdaad: deze Moor doodt zijn vrouw niet uit passie maar in koelen bloede. Verder is Seizoen van de trek naar het noorden een soort tegenhanger van Heart of Darkness (1899). Wordt bij Conrad in het hart van Congo gepenetreerd door een imperialistische scheepskapitein die aan het eind van de tunnel zichzelf vindt in zijn alter ego Kurtz, hier stoomt een Afrikaanse veroveraar de Theems op tot in het hart van het wereldrijk en rooft daar al wat heilig is: vrouwen en boeken. Net als Kurtz zet hij zijn trofeeën keurig op een rij, net als Kurtz wordt hij ‘ontdekt’ door een soortgenoot, die in hem ook zichzelf ontdekt. Deze prachtige roman vormt met zijn flashbacks en wisselende vertelperspectieven uitstekend oefenmateriaal voor literaire analyse, en biedt een mooie toegang tot andere wereldliteratuur. Seizoen van de trek naar het noorden is eveneens een mooi voorbeeld van ‘The Empire Strikes Back’.

ramdas-zonder-liefde

 

Lila Gobardhan-Rambocus

Het is voor mij moeilijk te zeggen welk boek het mooiste is dat ik het afgelopen jaar heb gelezen. Dat komt, omdat ik opnieuw de boeken van Anil Ramdas in mijn collectie ben gaan lezen. Voor de masteropleiding Nederlandse taal en cultuur van het Institute for Graduate Studies and Research (IGSR) van de Anton de Kom Universiteit van Suriname, heeft mijn collega Hilde Neus een module verzorgd: Literatuur in maatschappelijke context: Anil Ramdas. Uit al zijn boeken valt enorm veel te halen uit die context, vandaar het besluit een collegereeks aan zijn oeuvre te wijden. Zoiets doe je namelijk niet zo maar. De meerwaarde van deze colleges was groot. Sommige studenten van de opleiding mo B-Nederlands van het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL), die nu de masteropleiding volgen, zullen zich hem goed herinneren, omdat hij in 2007 als ‘Writer in Residence’ colleges taalbeheersing (column schrijven) verzorgde. Dat is nu alweer bijna tien jaar geleden. De bedoeling van de presentaties van deze masterstudenten is een publicatie te maken, omdat zij zich hebben ingezet door veel materiaal daaromheen te verzamelen. Over deze zelfde studenten zei Anil Ramdas in januari 2012 tijdens een rondetafelgesprek in een van de programma’s van Writers Unlimited (Winternachten) in Den Haag, dat hij les gaf aan veel vrouwen (40) en een man. Ze hadden allemaal een fulltime baan, werkten ook op redacties van verschillende kranten en daarnaast studeerden ze verder. Voor hem moesten ze elke week heel veel lezen en dat deden ze: ‘Onvoorstelbare discipline, ambitie en gedrevenheid’, noemde hij dat. Ramdas heeft op verschillende momenten aangegeven dat het prettig werken was met onze studenten voor wie hij een diepe bewondering koesterde.
Aan deze studenten, die nu de masteropleiding volgen, en aan iedereen die deze tekst leest, wens ik een goed en vooral gezond 2017, want je kan de wereld alleen aan als je gezond bent.

 

Maria-Sibylla-Merian-insecten-2016

Michiel van Kempen

Je moet een alleseter als ondergetekende niet vragen wat het mooiste boek van het afgelopen jaar was. Hier op de tafel ligt Hartsincks Beschryving van Guiana uit 1770 in twee contemporaine leren banden, maar was ik niet zeker zo blij met dat onooglijke boekje van M.S. Bromet, gedrukt in Paramaribo in 1905: De neger-kwestie; een lezing over Booker T. Washington, opgedragen aan ‘de kinderen van Cham en hunne gekleurde afstammelingen’? Het kostte indertijd 75 cent – ik heb er wat meer voor betaald. En welk fotoboek van Sinaya Wolfert is er nu mooier: Once upon a time in Curaçao, net verschenen, of Scharloo Renaissance, uit 2010, maar ook dit jaar aangeschaft. Toegegeven: op een boekenstandaard hier ligt nu Jimmy Nelsons Before they pass away, dat is de absolute buitencategorie in moderne volkerenfotografie. En ik heb erg genoten van het glasheldere relaas van Karin Amatmoekrim met haar vader en met zichzelf in Tenzij de vader. En de dubbelbiografie van Elisabeth Leijnse, Cécile en Elsa, strijdbare freules. Een biografie, zusters van de ‘Antilliaanse’ gouverneur De Jong van Beek en Donk, kluisterde mij een paar dagen in mijn leesstoel. Maar als het om fictie gaat (er wacht me nog een stapeltje nieuwe Knipscheer-uitgaven) dan was ik in 2016 het meest verpletterd door de herlezing van Couperus’ De stille kracht. ‘Een meesterwerk’: hoor je me dat vaak zeggen? Maar over de allermooiste nieuwe uitgave hoef ik niet lang te aarzelen: na vele jaren is er nu een voorbeeldig uitgegeven nieuwe editie van de Metamorphosis insectorum Surinamensium van Maria Sibylla Merian. Op het formaat van het origineel uit 1705, in een cassette, met leeslint, en met inleidingen gebaseerd op nieuw onderzoek. Ik zal nooit in staat zijn een origineel aan te schaffen zoals dat met Hartsinck nog wel kon, want een ingekleurde Merian beneden 1 miljoen US$ vind je niet meer, maar voor deze heruitgave reserveer ik graag een ouderwets woord: likkebaarden!

 

the-first-bad-man

Tessa Leuwsha

O God, nee doe het niet! dacht ik geregeld bij het lezen van The first bad man van Miranda July, een Amerikaanse schrijver, acteur en filmmaker (Canongate Books, 2015). July krijgt het voor elkaar een roman te creëren die zowel tenenkrommend als meeslepend is, hilarisch als tragisch, walgelijk als sensueel prikkelend met expliciete seksfantasieën, maar die bovenal herkenbaar is in de menselijke zoektocht van de hoofdpersoon naar liefde en genegenheid.
Het verhaal gaat over Cheryl, een kwetsbare alleenstaande veertiger en behoorlijk excentriek. Ze hanteert in huis een efficiënt opruim- en kooksysteem. Op haar werk, een organisatie in zelfverdedigingslessen voor vrouwen, is ze geobsedeerd door bestuurslid Philip, met wie ze in haar beleving al in verschillende levens de liefde heeft bedreven; in dit leven is het er echter nog niet van gekomen. Verder worden haar gedachten beheerst door een jongensbaby die ze heeft ontmoet toen ze zes jaar was. Sindsdien meent ze in alle baby’s die ene zuigeling te herkennen. Vanuit een oer-moederlijk gevoel is ze ervan overtuigd dat zij en de baby voor elkaar bestemd zijn.
Op een dag trekt de eenentwintigjarige Clee bij haar in. Clee is de probleemdochter van het echtpaar voor wie Cheryl werkt. Cheryl kan het verzoek niet weigeren en het is maar voor een tijdje. Maar met de komst van de egoïstische, bloedmooie meid komen haar geordende maniertjes op hun kop te staan. Clee occupeert de bank in haar groene slaapzak en met haar zakken chips; de tv gaat zelden nog uit. Ze is mooi maar lijdt aan een ernstig geval van zweetvoeten. De onsmakelijke geur hangt bedwelmend in de flat. Maar het ergste is: de ontspoorde Clee is voorlopig niet van plan te vertrekken. De spanning tussen de twee vrouwen loopt op zo’n huiverachtige manier op dat de zelfverdedigingslessen van Cheryl’s werk van pas komen. Maar al haten ze elkaar, ze zijn in hun eenzaamheid ook tot elkaar veroordeeld. De ouders van Clee laten hun dochter vallen als een baksteen. Cheryl’s eigenzinnigheid doet iedereen in haar buurt oncomfortabel schuiven. En dan gebeurt er iets. De levens van de vrouwen zijn voor altijd aan elkaar verbonden.
Wil je hardop lachen, fronzen van afschuw, je hoofd schudden van medeleven, of in gedachten roepen: O God nee, doe het niet! Lees dan The first bad man. Schrijfster Miranda July zet in al hun merkwaardigheden echte mensen neer. Met hun hoop en verlangen, hun somberte en zwartgalligheid. Daarmee schreef ze een roman zoals het leven is: een beetje mooi en een beetje vies.
O ja, het boek is nog niet vertaald in het Nederlands, too bad.

 

de-levens-van-jan-six

Hilde Neus

2016 was voor mij vooral het jaar van het verplichte lezen. Wat gekocht werd uit pure bewondering voor de woorden, of nieuwsgierigheid naar de uitbreiding van de intrigerende tekst op de achterflap, moest blijven liggen. Els Moor overleed in april, en wij hebben een manier gevonden om haar werk voort te zetten. Dit betekende veel boeken door onze handen, omdat ze kandidaat waren om besproken te worden op de Literaire Pagina. Meestal niet gelezen, maar wel doorgebladerd om te kunnen besluiten wie de beste recensent was voor welke uitgave. Of non-fictie werken voor de opleiding ‘Nederlandse taal en cultuur’ van het IOL/IGSR, om te kijken wat geschikt was voor de taalkundige afdeling of voor de literaire. Meestal ook niet gelezen, maar wel doorgenomen om te besluiten welk werk door de studenten gelezen zou moeten worden. Veel oppervlakkig kijken dus het afgelopen jaar. En dat was heel veel, dus er een uitkiezen als mooiste is een uitdaging. Interessant is een makkelijker criterium.
En dat was het boek dat ik kies ook: Geert Mak’s De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis (Atlas Contact, 2016). Jan Six is van Amsterdamse adel en werd in 1654 geschilderd door Rembrandt. De familie heeft steeds de oudste zoon Jan genoemd, en zo greep Mak dat gegeven aan om de familiegeschiedenis na te trekken over een aantal generaties, over een aantal eeuwen heen. Er is een uitgebreid archief waar de auteur uit kon putten dat ligt in een huis dat nu als museum fungeert, met de Collectie Six, waarin veel voorwerpen te zien zijn, waar een verhaal aan op te hangen is. Deze raken Suriname zijdelings, ‘Ik stapte onder in het huis een brede gang in. Op de harde tegelwand ploegde een landman vredig voort, papegaaien krijsten en kwetterden, de klok stond eindeloos op half elf, zwarte handen hielden het licht hoog.’ Een terloopse verwijzing naar een lamp die door het beeld van een neger omhoog werd getild: negrophilie, of te wel: voorwerpen die werden vervaardigd om de schoonheid van de neger uit te beelden. Verder is het deel gewijd aan de slavernij erg kort. Amper een pagina (p. 225), terwijl de stad Amsterdam en de daar omheen liggende particuliere buitenhuizen glansden dankzij bloed, zweet en tranen van de slaven, ook die uit Suriname. Hoe mooi zou het zijn als er iemand de uitdaging aannam en een dergelijke biografie schreef over een familie hier te lande, over een aantal generaties, en over een aantal eeuwen heen. Met doorkijkjes naar de geschiedenis, antieke objecten en daaraan gekoppeld de culturele ontwikkeling, met mooie plaatjes van de voorwerpen. En mooi van stijl en lekker dik.

 

serenitas

 

Christine Samsom

Toen de aankondiging kwam van de verschijning van de biografie van Albert Helman door Michiel van Kempen, verdwaalde ik in mijn boekenkasten, op zoek naar alle boeken van Helman die ik zou bezitten. Het hadden er nogal wat moeten zijn, maar ik miste enkele van de bekendste (uitgeleend en nooit teruggekregen?) Ik kwam er twee tegen die ik nog niet had gelezen: een kinderboek, waarover een andere keer, en het boekje Serenitas (2de druk, 1979, Nijgh & van Ditmar) dat mij ontroerde. De eerste druk verscheen in 1930. Helman was toen 27 jaar. Meubelmaker Dorus, de hoofdpersoon, zouden veel mensen naïef noemen in de negatieve betekenis van het woord: kinderachtig, onnozel, met een tekort aan realisme. Maar ik moest bij het lezen heel erg denken aan een artikel van de theoloog Gerrit van Leeuwen, vader van de prijzenwinnende en ook in Suriname bekende schrijfster Joke van Leeuwen, over naïviteit in de betekenis van onbevangenheid, ongekunsteldheid, oorspronkelijkheid, puur! Dorus geniet van de natuur, van hengelen, van kinderen, van God op een zuivere, argeloze, serene (vandaar de titel) manier en verspreidt daarmee in zijn omgeving liefde en vrijgevigheid. ‘In die avonden leek het hem of zijn leven even grondeloos, spiegelend en stil neerlag en naar de verte uitgevloeid was, als de kronkelende, rimpelloze vaart waaraan hij stond te vissen, en waarin het rode goud weerkaatste van de ondergaande zon’ (p. 48). Deze en soortgelijke mijmeringen wekten mijn ontroering op, een ontroering die mij ook overkwam bij het lezen van Geen weg terug van Iraida van Dijk-Ooft, dat bij mij als tweede beste van 2016 te boek staat.

 

baay

 

Welmoed Ventura

Graag zou ik twee boeken opvoeren: Daar werd wat groots verricht met het baanbrekend onderzoek over slavernij in Nederlands-Indië van Reggie Baay en de roman Two years, eight months and 28 nights van Salman Rushdie. Als ik op een onbewoond eiland zou zitten en ik mocht een van deze twee werken meenemen, dan koos ik echter voor dat van Rushdie. Dit werk sleept je mee door een wereld van duizen-en-één-nachtelijke mythologie die op een profetische manier is verweven met de geschiedenis van het heden. Vrijwel elke zin in dit werk is van literair niveau, neergepend met grote zorgvuldigheid. Dat maakt het niet altijd gemakkelijk leesbaar, het is niet een werk dat je even zomaar leest bij de lunch. Ik hou van literaire uitdaging, dus ik heb een aantal weken elke avond er een stukje van gesmuld. Het was daarbij vooral de interactie tussen de onzichtbare wereld van de djinns en die van de mensen. De onzichtbare machten vechten in het werk een strijd uit die terechtkomt op aarde. Aardse nakomelingen van een vrouwelijke djinn worden daarbij vanwege hun bijzondere krachten ingezet. Deze opzet biedt apocalyptische taferelen die herkenbaar zijn in de huidige misère van oorlogen en andere rampen op onze aardbol. Er schuilt dus ook een waarschuwing of profetie in, verpakt in fantasie, maar dan wel van literair niveau.

 

rutgers-putman

 

Joop Vernooij

Het is wellicht onvoorstelbaar miezerig dat ik het boek over J. Putman als leukste van het afgelopen jaar kies en daarmee boeken als van Geert Mak, Griet op den Beeck, Karin Sitalsing en Hendrik Groen naar de achtergrond schuif. Het is wellicht miezerig, omdat het een r.-k. priester betreft, uit de provincie Utrecht. Maar wel iemand die zich op de Antillen bezig heeft gehouden met taal, onderwijs, drukkerij en dat in de negentiende eeuw. Eigenlijk vind ik de procedure die tot de schepping van het boek heeft geleid, het meest interessant. Het is namelijk een gezamenlijk werk van enkele experts zoals Wim Rutgers, Maritza Coomans-Eustatia, Henny Coomans, Elisabeth Echteld, Armando Lampe, Ronald Severing en Christa Weijer. De uitgave is tevens het resultaat van een werkverband tussen de Universiteit van Curaçao en de Fundashon pa Planifikashon di Idioma, Curaçao. Het is een goed staaltje van samenwerking dat het navolgen waard is. Putman is in 1812 geboren in Oudewater, in 1836 priester gewijd, in 1837 op Curaçao komen werken en in 1853 weer weggegaan. In die tijd heeft hij veel werk gemaakt van de promotie van het Papiaments. Hij is een centrale figuur wat betreft de bevordering van volksonderwijs. Daartoe gaf hij lees- en leerboekjes uit. Hij schreef over zijn werkzaamheden op de Antillen in De Godsdienstvriend, de Catholijke Nederlandse Stemmen, De Katholiek en andere tijdschriften. De auteurs van de studie hebben alles opgesnord en verwerkt. Een aanstekelijk project. Eenmaal in Nederland terug heeft Putman zich nog verdiept in de Spaanse Calderon. Hij stierf in 1883 met enkele opmerkelijke, kerkelijke onderscheidingen. Putman is het naar mijn idee waard dat hij in de hele Caribbean bekend wordt omwille van zijn combinatie van kerkelijk werk en zijn sociale inzet. Van hem valt best nog iets te leren. Zelfs door mij.

1 comment to “De mooiste boeken, gelezen door de redactie van de Literaire Pagina en medewerkers”

  • Jacobus Putman was een familielid uit de 19 e eeuw. Van mijn vader hoorde ik dat hij tegen de slavernij een standpunt innam. Hij heeft land voor slaven gekocht waar zij hun woning konden bouwen, (Klein tuintje was een van de namen van de stukken land) Maar zijn nogal moderne denkwijze werd in Nederland bij de hoge kerkfunctionarissen ( Nieuwint) niet op prijs gesteld.
    Hij moest daarom terugkeren, In Nederland heeft hij een dik boek over Calderon geschreven en is hij gepromoveerd. Ik meen dat hij deken van Utrecht is geworden. Zijn zus die non was, heeft les gegeven in Curacau op de lagere school, maar stierf aan een plotselinge nare ziekte.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter