blog | werkgroep caraïbische letteren

De missie

door Kevin Headley

Het staren naar het plafond werkt rustgevend voor hem. Hij ziet hoe het langzaam wordt verlicht door de opkomende zon. Hij voelt zich kalm. Geen stress. Hij is de rust zelve. Het geschreeuw van Björn, zijn acht maanden oude zoontje trekt hem uit zijn ‘happy place’. De kleine wil zeker verschoond worden.

Illustratie Desmond Kerk

Amanda tikt tegen zijn dij, waarna hij opstaat en loopt naar de kamer van Björn. Het moment dat hij torent boven het bed van het manneke blijft die even stil. Hij tilt Björn op en plaatst hem op de commode. Terwijl hij zijn luier verwisselt begint die naar hem te lachen. Hij lacht terug. Even vraagt hij zich af wat hij in zijn hoofd heeft gehad om Björn in deze wereld vol problemen te brengen. Een harde wereld die steeds meer de afgrond in afzakt. Hij streelt de dunne babyharen van Björn en zucht. Hij voelt plotseling een hand op zijn schouder en kijkt naar Amanda die naast hem is komen staan. Ze lacht even met hem en kijkt daarna naar Björn.

“Ik ga me klaarmaken”, zegt hij.

Ze zoent hem en hun voorhoofden rusten even tegen elkaar. Hij loopt daarna weg, terwijl ze Björn optilt en met hem naar de keuken loopt om pap voor de baby klaar te maken. Hij gaat onder de douche staan en laat de stralen die uit de douchekop komen hem opwekken. Hij heeft geen zin om zo de hort op te gaan, maar hij heeft geen keuze. Na het douchen, trekt hij zijn kleren aan. Hij plaatst zijn portemonnee in zijn zak alsof het een survivalmes is. Hij kijkt in de spiegel naar zichzelf. Je gaat naar buiten zegt hij tegen zichzelf. Onthoud, je komt niet terug zonder alle zaken te hebben gehaald. Je doet het niet voor jezelf. Je doet het voor je gezin. Je doet het voor het voortbestaan van je bloedlijn. Dus ga en wees trots op jezelf. Hij slaat op zijn borst. Hij loopt naar de keuken. Amanda die bezig is Björn met de fles te voeden, kijkt op.

“Ik heb een kopje koffie voor je gemaakt”, zegt ze. “Ik heb het op het aanrecht gezet.”

Hij neemt het kopje en drinkt de warme moed in een teug leeg. Ze staat op en omhelst hem.

“Sterkte”, zegt ze tegen hem. “Laat je niet afleiden of afschrikken. Hou je goed en kom snel terug.”

Hij knikt, trekt haar stevig tegen zich toe. Zoent haar voorhoofd. Hij neemt zijn mondmasker en verwisselt de luchtfilters aan de zijkanten. Hij is klaar om te gaan. Hij loopt de deur uit. Hij stapt in zijn wagen en rijdt stapvoets de garage uit. De zandweg is droog. Gelukkig. Normaliter zou hij door water moeten rijden omdat door zware regens van de laatste jaren de wegen in het land vaker onderlopen. De gezellige effecten van klimaatverandering denkt hij bij zichzelf. Op de hoek van de straat en de hoofdweg ziet hij een beeld dat hem raakt ik zijn beenmerg. Zijn hart bonst in zijn keel. Hij probeert naar adem te happen. Zijn handen trillen. Hij wil terug naar huis rijden. Onder zijn deken kruipen en de wereld van zich wegdenken. Maar hij moet verder. Hij moet de file die veel weg heeft van een enorme duizendpoot in de richting de stad trotseren.

De zon begint haar tanden te pieren. De file gaat stapvoets vooruit. Naarmate hij dichter bij de stad komt, ziet hij de vele rijen van mensen voor de winkels. Hij maakt de autoradio aan. Het lied van Papa Touwtjie ‘Sontin’ loopt net af. De omroeper kondigt het nieuws aan.

“De transmigratie van Paramaribo-Noord verloopt moeizaam. De locatie is helemaal ondergelopen als gevolg van de zeespiegelstijging en de bewoners moeten naar een andere plek. De piek van de negentiende golf van de pandemie is nog niet bereikt waardoor de lockdown die nu al een maand loopt, verlengd wordt. Dit alles en de steeds toenemende hittegolven vertragen het verhuizingsproces. Het is te hopen dat het aantal besmettingen snel de komende weken zal afnemen, maar deskundigen zeggen dat het nog een poos kan duren, want niets eens de helft van de bevolking is gevaccineerd”.

Hij maakt de radio uit. Geen energie voor slecht nieuws denkt hij bij zichzelf. Zijn handen beginnen te beven. Rustig. Rustig. Gewoon focussen op ons doel. Snel erin en snel eruit. Simpel. Niet teveel erover nadenken. Afstand houden van de mensen. Niet te lang treuzelen wanneer je binnen bent en dan zijn we klaar. Adem in, adem uit. Langzaamaan begint zijn hand minder te trillen. Hij veegt het zweet met zijn zakdoek van zijn gezicht af. Hij had liever de airco aangezet, maar hij moet zijn benzine besparen. Hij weet niet of de servicestations opengaan vandaag en hij moet zijn benzine goed gebruiken.

Na anderhalf uur komt hij aan bij de winkel in Paramaribo-Zuid waar een rij van ruim negentig mensen staat. Het kolossale winkelpand is helemaal beveiligd met traliewerk en kogelvrij glas. Er is een ingang en de uitgang is aan de andere kant. Zwaarbewapende bewakers houden een oogje in het zeil. Het geheel voelt aan alsof je naar een concert gaat van een grote artiest of naar de finale van een belangrijke voetbalwedstrijd. Er zijn drie controleposten waar je temperatuur wordt gemeten en je steeds door een scanner moet om te checken of je geen wapens hebt. Er is een ID-systeem om te controleren hoe vaak personen naar de winkel zijn geweest. Hij parkeert een eind verderop van de winkel.

Hij doet zijn masker op en stapt uit de auto. Hij loopt terug en sluit aan in de rij. Terwijl hij zichzelf tot rust probeert te brengen, vangt hij een gesprek op dat een oudere vrouw voert met de oudere meneer die vóór haar staat. De vrouw praat luid.

“Het wordt steeds erger”, zegt ze. “Nu mogen we maar twee keren in de week onze boodschappen doen. Je moet dan in deze drukte om je inkopen te doen. Straks zeggen ze dat ze het maar een keer in de week wordt. Ze worden gek.”

“Ze zijn de kluts kwijt”, vult de man aan.

“Ze denken niet aan de mensen die nauwelijks geld hebben”, zegt de vrouw verder. “Steeds veranderen ze hun maatregelen. Dadelijk mogen we maar een keer naar buiten. Dan ga je zien wat gaat gebeuren. We kunnen het niet langer meer aan.”

De man tegenover haar knikt.

“We kunnen nauwelijks alles vinden wat we nodig hebben. Ze hebben geen gevoel voor ons.”

“Maar we hebben het ook zelf gezocht, mevrouw”, hoort hij plotseling iemand achter hem zeggen. “Als we ons aan de regels hielden, was de situatie niet zo uit de hand gelopen.”

“Zij hielden zich ook niet aan de regels”, zegt de mevrouw. “Ik heb gehoord over de grote feesten en bijeenkomsten. Waar iedereen zonder bescherming rondliep. Ze denken dat ze die dingen voor ons kunnen verbergen, maar onze mensen werken voor ze en zien hoe ze bezig zijn.”

Zijn knieën beginnen te trillen. Rustig. Rustig. We zijn er bijna. Even volhouden.

Na dertig minuten is het zijn beurt om in de winkel te gaan. De regels worden nog even aan hem doorgespeeld: hij heeft tien minuten om de spullen die hij nodig heeft te nemen van de rekken, maximaal twee per item en altijd afstand houden van de andere shoppers. Hij knikt. De medewerker doet een armband om zijn pols. Het lichtje op de armband begint steeds sneller te knipperen naarmate hij minder tijd heeft. Bij een minuut begint het waarschuwingssignaal af te gaan en als hij niet binnen die tijd bij de kassa is zal de armband hem een hevige stroomstoot geven. Hij wordt dan buiten gezet. Bewusteloos. Zonder zijn boodschappen. Hij zucht. Hij gaat bij de ingang staan. Zodra hij voorbij de scanner loopt, begint het aftikken. Hij haalt de boodschappenlijst uit zijn zak. De medewerker wenkt dat hij naar binnen mag. Hij loopt langs de scanner. Zijn band begint te knipperen. Hij loopt langs de verschillende rekken op zoek naar de verschillende producten van zijn lijstje. Suiker, aardappelen, pindakaas, blikjeswaren, water. Zijn handen trillen, terwijl hij de producten in zijn winkelwagen gooit en snel doorgaat.

Rustig blijven. Je bent er bijna. Adem in. Adem uit.

Hij kijkt naar zijn lijstje of hij alles heeft in zijn winkelwagen. Het lichtje van zijn armband begint sneller te knipperen.

Ik heb alles, nu naar de kassa. Rennend stoot hij zijn wagen naar de kassa, terwijl hij zijn telefoon in zijn broek voelt trillen. Hij neemt die uit zijn zak en zijn ogen worden groot wanneer hij leest dat Amanda hem appt dat hij nog brood moet nemen. Zijn armband begint sneller te knipperen. De rekken met broden zijn aan de andere kant en met de drukte weet hij niet of hij het redt. Hij kan niet te lang nadenken, tijd dringt. Hij gaat ervoor. Hij rent met zijn wagen naar de verschillende rekken met blikjeswaren, koffieproducten en thee, frisdranken en de rekken vol met chips, die haast niemand meer koopt. Het licht van zijn armband knippert steeds sneller. Bij de rekken aangekomen, ziet hij dat die leeg zijn. Shit. Hij moet naar de kassa. Nu. Snel. Het waarschuwingssignaal van zijn armband gaat af. Hij draait zich om om weg te rennen wanneer er net een winkelmedewerker komt aanlopen met een kar met brood. Hij kijkt naar de kar, pakt snel een pak brood, gooit het in de winkelmand en rent ermee alsof de duivel achter hem aan zit. Net wanneer zijn tijd om is, meldt hij zich hijgend aan bij de kassa. Rustig. Rustig. Je bent er. Je hebt het gehaald. Het is je gelukt. Je hebt je missie volbracht! De kassamedewerker wenkt hem om snel te doen.

[Eerder gepubliceerd in de Ware Tijd Literair van vrijdag 6 augustus 2021.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter