blog | werkgroep caraïbische letteren

De minister van Cultuur heeft een blinde vlek voor vrouwelijke auteurs. Hoe is het mogelijk?

Hoe is het mogelijk? Enerzijds het geweldig heuglijke feit dat Marieke Lucas Rijneveld de International Bookerprize krijgt toegekend, en anderzijds een minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die in HP/De Tijd enkel witte mannen tot haar favorieten van de Nederlandse literatuur rekent, omdat ze „kiest voor de mooiste boeken en niet voor de persoon die het geschreven heeft”.

Zo’n smaak is Ingrid van Engelshovens goed recht, zou je denken. Als ze timmerman was, of oncoloog, of de vuilnis ophaalde ja. Maar niet als een minister met een voorbeeldfunctie, die diversiteit en inclusiviteit als speerpunt van haar beleid voert.

Wat ze eigenlijk had moeten zeggen, was: „Ik heb een flinke blinde vlek. Ik heb me in al die jaren veel te weinig verdiept in diversiteit, ik lees geen werk van zwarte schrijvers, ik lees geen werk van mensen met wier achtergrond ik niet zo vertrouwd ben, ik lees geen werk van gerenommeerde vrouwelijke auteurs, sterker nog: ze zijn me de afgelopen jaren niet opgevallen, dat is allemaal niet op mijn netvlies terechtgekomen, en dat is een blinde vlek waar ik wat aan ga doen.”

Dat deed zij niet. Integendeel, met boter op haar hoofd twittert ze er vrolijk op los dat iedereen de gelauwerde debuutroman van Marieke Lucas Rijneveld moet lezen: een „prachtig boek”. Vast een van die „talenten”, zoals ze vrouwelijke auteurs badinerend bijeen schaart alsof hun werk nog tot ontwikkeling moet komen. Maar schrijvers van statuur gaan onvervaard voort; Astrid Roemer en Connie Palmen en Joke van Leeuwen en Esther Gerritsen en Hanna Bervoets en Radna Fabias, om maar wat laureaten te noemen. En al die anderen die weten wat kwaliteit is.

Manon Uphoff, Christine Otten, Sanneke van Hassel, Tessa Leuwsha, Jannah Loontjens, Shantie Singh, Fleur Speet, schrijvers

[Ingezonden brief naar NRC, 27 augustus 2020]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter