blog | werkgroep caraïbische letteren

De meerwaarde van Curaçao

door Aliefka Bijlsma

“Het moet maar eens afgelopen zijn met die betweterigheid van die domme ingnoranten van die witte documakers die denken dat zij alles beter weten over de zogenaamde zwarten. Ze zijn dommer dan dom!”, aldus mal mama/bon madrasta op de website van Radio Nederland Wereldomroep. Ze reageert op een artikel over de documentaire Curaçao gemaakt door Sarah Vos en Sander Snoep. Ik heb deze documentaire gezien tijdens het International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA). Reden: Ik had twee jaar geleden de producent een lijst gegeven met boeken en interessante mensen die de makers konden raadplegen. Hun insteek – ,,De Antilliaan wordt steeds zo slecht neergezet, we willen nu eens laten zien hoe het er echt aan toe gaat” – beviel me ergens niet. Het is duidelijk dat mijn lijstje ze niet tot andere gedachten heeft kunnen brengen. Want wat de documentaire ons, het publiek, laat zien is een samenleving waarin zwart volledig wordt uitgebuit door wit. Godzijdank sparen de makers ons enigszins door beide groeperingen als behoorlijk dom neer te zetten. Daardoor kunnen wij ons distantiëren.

Distantie. Is een documentaire dan geslaagd te noemen? Mij lijkt van niet. In het donker van de zaal sloeg ik steeds mijn hand voor de mond. De documentaire voelde alsof ik tegen mijn zin in ramptoerist werd. Mij werd een type witte medemens door de strot geduwd waar ik uit mezelf al een hekel aan heb. Daar hoef ik niet zwart voor te zijn. Ik kon nauwelijks aanzien hoe weer een volgend aangeschoten en volgevreten Brabander even kwam vertellen dat zijn euro daar heel wat verder reikte dan in Nederland. Om vervolgens de Afro-Curaçaose serveerster geen blik waardig te gunnen.

De slavernij, zo luidt de stelling van de makers, is nog altijd springlevend. Ik werd er niet vrolijk van. Want inderdaad, dat soort mensen loopt op Curaçao rond, en in toenemende mate. Heel even dacht ook ik: ‘Ik ga nooit meer op een mooi opgespoten Curaçaos strand liggen lezen, terwijl de Afro-Curaçaoënaar het achter een muurtje moet doen met een vies stukje strand waar niet voor betaald hoeft te worden’. Maar wacht – dacht ik even later – loopt dat type lompe Hollander niet ook gewoon in Nederland rond? Of in Thailand? Of de Costa del Sol? En nog belangrijker: Waarom ook niet? Verdienen ze dat dan niet gewoon, na een jaartje hard werken en belasting betalen?

Kortom: De boodschap die de makers over willen brengen, beklijft niet. Als ze de intentie hebben verandering teweeg te brengen, dan lukt dat op deze manier niet. De gemiddelde Nederlander zal zich in ieder geval niet aangesproken voelen. Net als de Curaçaoënaar distantieer ook ik me van het type Nederlander die de documentaire volgt; de grove, consumerende, inhalige Hollander. Ik zeg hier bewust ‘Curaçaoënaar’ en maak dus geen onderscheid in deze tussen de Afro-Curaçaoënaar en Europese-Curaçaoënaar. Want laat ik meteen even een hardnekkige mythe uit de wereld helpen, een mythe die helaas door dit soort documentaires in stand wordt gehouden: Curaçao bestaat niet zuiver uit wit of zwart. Ja, wit en zwart zijn er, en of ze dat willen of niet, ze hebben met elkaar te maken. Maar er is zoveel meer. Op een klein eiland van slechts 150.000 inwoners treffen we minstens 40 verschillende soorten culturen aan. Dat is zo’n enorme rijkdom, een culturele diversiteit van onschatbare waarde. De raciale verhoudingen en daarmee gepaard gaande sociaal-culturele problemen zijn dan ook complex. Deze uitkleden tot een probleem tussen wit en zwart doet afbreuk aan de realiteit, is bovendien een gemiste kans. We kunnen namelijk ook kijken naar Curaçao als broedplaats van culturele diversiteit en daar veel van leren, genuanceerde lessen trekken waar we veel meer aan hebben dan aan polarisatie.

Even terug naar de reacties op de documentaire. Tijdens de borrel na afloop in Amsterdam had niemand het eigenlijk nog over de thematiek. Op het web heb ik weinig mensen iets zinnigs horen zeggen. Zoals dat kan gaan op het web staat iedereen even op een zeepkistje te schreeuwen. Niet zozeer tegen een ander maar vooral voor zichzelf. Hij of zij wil een eigen punt maken. Punt. Is dat dan winst? Dat allemaal mensen van alles roepen, en bovendien zuiver binnen de beperkte kring van mensen die zich voor Curaçao interesseren? Of is het winst dat de documentaire koren op de molen zal zijn van anti-makamba (anti-wit) politici als Anthony Godett en Helmin Wiels. Waarom zijn de makers bijvoorbeeld niet ingegaan op de vraag hoe het zit met het feit dat Curaçao nog altijd tot het Koninkrijk der Nederlanden behoort? Denken mensen nu werkelijk dat zoiets kan blijven bestaan tegen de wil in van de overwegend Afro-Curaçaose gekozen politici? Hoe kan in die zin in Godsnaam een parallel zijn getrokken tussen de huidige democratie en de slavernij?

Uiteraard zijn er spanningen tussen wit en zwart, en is het helaas nog altijd zo dat de economische machthebbers overwegend wit zijn. Maar dat is niet een uitsluitend typisch Curaçaos verschijnsel. Men hoeft alleen maar naar Brazilië te kijken om te beseffen dat die spanningen een universele realiteit vormen. Zou het echter wel typisch van Curaçao zijn, dan zou mijn antwoord zijn geweest: Geef het de tijd. Vergeet niet dat we het hier hebben over een jonge cultuur die pas vijfhonderd jaar de tijd heeft gehad een eigen identiteit te ontwikkelen. En waar het in de tussenliggende tijd gaat om racisme en uitbuiting: Dat houdt het Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens wel in toom, een verdrag dat net als in het Koninkrijk ook gewoon van toepassing is op Curaçao.

Dit alles gezegd hebbende zou ik de documentaire niet helemaal willen afwijzen. Het gaat wel degelijk ergens over, alleen gaat het wat mij betreft over iets heel anders dan de makers hebben beoogd. De documentaire Curaçao staat voor mij symbool voor een tijdsgeest. We leven in een maatschappij van ‘ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken’. Lekker mijn eigen eurootjes sparen en mozzarella eten in de tropen. Gaan en staan waar ik wil. Consumeren wat ik wil. En ook nog eens in de eigen taal. Zo denkt ook de Afro-Curaçaoënaar die geen werk wil vinden maar toch in Amsterdam maismeel om funchi te maken koopt. In essentie kunnen wit en zwart elkaar niet zo gek veel schelen, over en weer. Net zo min als de Chinese-Curaçaoënaar iets met de sefardische-Curaçaose-jood heeft. Het is dat ze allemaal tot elkaar veroordeeld zijn. Dat is geen verwijt maar een constatering, en juist dát is zo van deze tijd. Juist dat is universeel. Getuige ook de reacties: We schreeuwen allemaal maar wat, en doen dat vanuit onze eigen sociaal-culturele achtergrond. Er is weinig inlevingsvermogen, weinig empathie voor een ander standpunt.

De ‘kleur’ van de reacties is dan ook voorspelbaar. Zodra het racistisch of beledigend wordt, schuilen we ons achter een virtuele naam of zijn we opeens anoniem. Precies de reden waarom de discussies op Facebook over de documentaire (bijvoorbeeld op de wall van Norbert George) er een stuk milder aan toe gaan. Op Facebook is men niet anoniem. Gelukkig niet. Wat mij betreft moet iedereen de documentaire Curaçao zien. Niet omdat het ‘de’ waarheid over Curaçao zou vertellen. Maar om de confrontatie aan te gaan met wat wij allemaal zijn geworden. Kijk goed, want ik, de mens, ben lelijk.

De schrijfster Aliefka Bijlsma is op Curaçao geboren (1972). Een deel van haar jeugd bracht zij door in Senegal, de Filipijnen, Engeland en Ghana. Na haar studie rechten in Amsterdam ging zij aan de slag in New York om vervolgens advocaat te worden op Curaçao. De inmiddels weer in Amsterdam wonende Bijlsma maakte in 2007 haar succesvolle romandebuut met Gezandstraald dat zich op Curaçao afspeelt. Onlangs verscheen haar roman Mede namens mijn vrouw.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter