blog | werkgroep caraïbische letteren

De lichtkamer van Henriette de Mezquita 

Speurlezen in debuut (?) van pseudoniem

Wat is een lichtkamer? In de grote Van Dale (1984) staat het niet. Spoorzoeken is zoeken naar sporen, maar spoorlezen is niet het lezen van sporen, maar het lezen in een trein. Omdat het relatief nieuwe woord spoorlezen al is gekoppeld aan een betekenis, zal ik het onbestaande woord speurlezen als label gebruiken, om niet terug te vallen op ‘speurend lezen’. De lezer van een thriller is immers geen speurneus omdat de auteur van de roman dat werk al heeft verricht en beschreven. 

door Jeroen Heuvel

Taal leeft, letterkunde ook. Vroeger leerde je op de recensentenopleiding dat in ‘echte literatuur’ alles betekenis moest hebben, dat er geen woord teveel in een literair werk mocht staan, zoals je vroeger door de etiquette wist dat je geen bruine schoenen onder een donkerblauw pak mocht aantrekken, tegenwoordig – zie bijvoorbeeld de nieuwe premier van Canada – is dat juist wel mode. Mode in de literatuur verandert ook, nu mogen er zinnen in een roman staan die voor het volgen van het verhaal overbodig schijnen, zinnen waarin het spel van letters, woorden belangrijker is, alsof het muzieknoten zijn die stemming oproepen, maar geen ‘betekenis’ zouden hebben, dan het logisch, of erger nog psychologisch, kunnen volgen van de personages in de handeling, zeg maar een traditie -om het lokaal te houden van een Debrot of om het internationaal te maken van een Bolaño- hoe dan ook De Mezquita is op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de Spaanstalige wereldliteratuur, kortom zinnen die, ehm, een vleug aan het palet toevoegen, als ingrediënten in een gerecht.

Terug naar De lichtkamer, een eigentijdse roman, met voldoende kenmerken van oudere letterkunde. Halverwege het boek staat het woord. Tijdens een medische tuchtzaak, aangespannen omdat radiologen röntgenfoto’s niet correct hebben geïnterpreteerd, zegt de rechter tegen de pleiter: ‘De radiologe wil niet samen met u in de lichtkamer verblijven. U zult de foto’s moeten afgeven.’ Het speurlezen beloond, althans voor dit micro-deel. Deze zaak gaat over Marta, die is overleden omdat een tumor in de borst niet op tijd was gesignaleerd. Vijftig bladzijden verder gaat dood Frans Prinsen. ‘Hij wist nog maar pas dat hij niet leed aan de ziekte van Menière, maar aan een zich inmiddels door zijn hele lichaam voortwoekerende agressieve kanker. Achteraf was het op de eerste röntgenfoto’s zichtbaar geweest, maar de radiologen van De Kliniek bleken niet in staat de foto’s juist te interpreteren.’ Een ander stukje van de puzzel dat in het boek verstopt is.

Lictkamer silhouette

Mogelijk silhouet van de auteur op jonge leeftijd

Maar nu het boek in een breder geheel. De lichtkamer is het eerste boek van Henriette de Mezquita, een pseudoniem. Speuren naar de ware identiteit levert niet veel op, Mezquita is Spaans voor Moskee, de uitgever houdt zich aan de belofte van geheimhouding, de vrouw, zichzelf tijdens de boekdoop in Nederland spreekbuis van de schrijfster en zaakwaarneemster van de familie noemende, die bij de krant een advertentie heeft opgegeven om de beschikbaarheid van het boek bij de betere boekhandel aan te kondigen weet het maar zegt het niet. Moet de of één auteur (misschien is het wel een duo) de universiteit, het hof en een kliniek in Curaçao goed genoeg kennen om die zo treffend weer te geven?

Er staat wel een proloog in geschreven door De Mezquita die eindigt met het bedanken van ‘mijn twee dochters’ en er staat ook een epiloog in geschreven door de kinderen van Henriette de Mezquita en, alsof dat niet genoeg literair spel is voor een speurlezer, na het nawoord staat er nog een ‘tijdsbeeld’ in over ‘de schrijfster’ die in 1930 (sec) geboren zou zijn. Met zinnen als: ‘De ouders van Henriette ontmoetten elkaar op de kweekschool.’ ‘Het krijgen van blokfluitles hoorde bij de opvoeding van de De Mezquita’s.’ ‘Geldgebrek had de familie De Mezquita niet.’ En dat ze haar hele werkzame leven op Curaçao heeft gewoond en gewerkt in het onderwijs, dat haar echtgenoot is overleden op 17 augustus – opstand Tula, redactie – 1993 en dat ze in juli 2012 is opgenomen in een verzorgingshuis ‘waar zij tot op heden verblijft.’ Henriette lijdt aan het syndroom van Charles Bonnet, heeft last van hallucinaties, maar weet dat ‘t hersenschimmen zijn. Deze info omarmt als het ware het eigenlijke verhaal, en dat is een mooie structuur in dit fictieve verhaal. De hele roman, dus inclusief voor- en nawoorden is een uitdagende puzzel, knap van compositie, vol knipoogjes naar ervaren lezers. Het mysterie rond de auteur (of auteurs) wordt groter als blijkt dat de reguliere recensenten voor het Antilliaans Dagblad bedankten voor de eer, omdat ze te dicht bij het ontstaan van het boek zijn geweest om er een onbevooroordeeld leesverslag over te kunnen schrijven. Vandaar dat ‘een onzer verslaggevers’ dit doet.

Hoofdstuk 1 is binnenvallen tegen het einde van het verhaal. De zussen Ana en Bets (A en B) worden beschreven, vanuit het perspectief van Bets, de ik-figuur in hoofdstuk 1, 4 en 8. Bets is strafrechtjuriste, zij is ook de pleiter in de hierboven genoemde medische tuchtzaak. Bets beschrijft Ana als volgt: ‘Wonderlijk dat twee mensen met dezelfde ouders zo verschillend zijn. Ana heeft precies de goede lengte, de juiste vrouwelijke vormen en gewillig haar.’ Gewillig? Heeft Bets last van (auto-)discriminatie? O ja, de jonge radioloog in hoofdstuk 7, geschreven vanuit een hij-vertelperspectief, Jan, is een kleinkind van Bets voor wie hij diepe genegenheid koestert: ‘Vroeger had hij zich er weleens over verbaasd hoe weinig zijn oma en haar zus op elkaar leken, niet alleen qua uiterlijk. Ook hun karakters waren zeer verschillend. Zijn oma was stevig gebouwd en had duidelijk negroïde trekken.’ [Permitteer me hier verder te citeren] ‘Ze was luidruchtig en bij tijd en wijle kon ze opvliegend zijn, altijd nerveus, en tot ergernis van Jan en zijn zussen overbezorgd. Haar huishouden was rommelig maar gezellig. Iedereen was welkom bij haar. Zijn vrienden kwamen graag met hem mee naar zijn oma. Tegen etenstijd mocht iedereen aanschuiven.

‘De zus van oma Bets was lichter van huidskleur. Haar gezicht vertoonde vreemd genoeg, meer Aziatische trekken, terwijl zij geen oosters bloed had. Zij was, net als haar dochter Marta en kleindochter Lisa, rank en slank van gestalte. In sociale contacten was ze afstandelijk en gedecideerd. In haar werk, waarin ze volledig opging, opvallend geordend.’

Hoofdstuk 8 is het vervolg op hoofdstuk 1 waarbij een van de radiologen van De Kliniek lik op stuk krijgt.

De ik-figuur van hoofdstuk 2 is Ana, die net als de schrijfster hersenschimmen ziet. Zij vertelt dat Bets naar een sigarenroker gaat om raad te krijgen, en middeltjes, om het onrecht Marta aangedaan, te wreken. Verder laat ze ons kennismaken met Crisma en Grace en Jan (die in het voorlaatste hoofdstuk dus de hoofdpersoon is) en vertelt ze over Het Plan. Let op de mooie constructie: hoofdstuk 1 en 8 gaan samen, hoofdstuk 2 en 7 ook.

Hoofdstuk 3 behandelt verder Lisa, de kleindochter van Ana, die bij haar vader Isaac blijft wonen na diens scheiding met Marta (bewerkt door de sigarenroker zijn macht) en die nu als stiefmoeder Shirley, uit Bonaire, ongevraagd cadeau krijgt. Wordt geïntroduceerd Winchi die zo mooi kan zingen, en de broer is van Monchi, (zie hoofdstuk 5). Elke gelijkenis met bestaande personen berust, zoals dat bij fictie hoort, op louter toeval. Maar in fictie worden wel vaak bestaande plaatsen gebruikt, zoals in dit boek het bestaande Elisabeth Gasthuis naast de verzonnen ‘Kliniek’, het appartement waar Jan logeert is duidelijk het Valkennest in Julianadorp, de kantine van de Universiteit met de kleine televisie in de hoek, de eenentwintig traptreden van het Hof van Justitie en het café recht tegenover de rechtbank. Voor lezers die deze bestaande plaatsen (her)kennen is de verleiding groot trekken van de fictieve personages aan personen van vlees en bloed toe te kennen. Er vallen verscheidene slachtoffers in deze roman, die qua genre te omschrijven is als een cocktail van thriller, streekroman, familieroman, rassenroman, en wraakroman met als motto een Surinaams gezegde: ‘Fisi psa maswa, ma a no psa dede’ (De vis ontkwam aan de fuik, maar hij zal de dood niet ontlopen). Volgens de spreekbuis van de auteur is het thema het aan de kaak stellen van de falende gezondheidszorg binnen het koninkrijk.

Op de postzegel staat MERCY, een opvallend nieuwtestamentisch woord voor een wraakroman. Ook dit is een clou die het waard is voor verder speurlezen. Er staat nog meer op die Curaçaose zegel uit 2013, met waarde van 350 ct. Een citaat van Sir Winston Churchill: We shall show mercy but we shall not ask for it. Een zegel uit een serie van 6, over zes deugden. Zie: http://www.ebay.nl/itm/Curacao-2013-MNH-Virtues-6v-Set-Respect-Love-Hope-Mercy-Peace-Forgiveness-/281681456129?hash=item419585ec01:g:n5gAAOSwPgxVRnbl En hoe moet je die röntgenfoto goed lezen?

Op de postzegel staat MERCY, een opvallend nieuwtestamentisch woord voor een wraakroman. Ook dit is een clou die het waard is voor verder speurlezen. Er staat nog meer op die Curaçaose zegel uit 2013, met waarde van 350 ct. Een citaat van Sir Winston Churchill: We shall show mercy but we shall not ask for it. Een zegel uit een serie van 6, over zes deugden. Zie: http://www.ebay.nl/itm/Curacao-2013-MNH-Virtues-6v-Set-Respect-Love-Hope-Mercy-Peace-Forgiveness-/281681456129?hash=item419585ec01:g:n5gAAOSwPgxVRnbl
En hoe moet je die röntgenfoto goed lezen?

Er worden veel figuren ten tonele gevoerd in dit boek van bescheiden omvang, teveel om hier allemaal op te noemen. Grace wil ik nog wel noemen. Ook vanwege de leuke verwarring in de eerste zin van het volgende fragment. Wat is nou de frequentie waarmee de ik (in dit geval Ana, in hoofdstuk 2) naar de kapper gaat, 2x per week of 1x in de veertien dagen? – Of betreft het een drukfout, dat zou kunnen, er staat af en toe een komma teveel in het boek of een afbreekstreepje op een verkeerde plaats in het woord.

‘Ik verlangde naar de twee wekelijkse bezoeken, die ik samen met mijn zus bracht aan de kapsalon van Grace. Zij was een opvallende persoonlijkheid. Met haar gave ebbenhoutkleurige huid en verzorgde uiterlijk was zij een aangename verschijning. Haar klanten voelden zich duidelijk op hun gemak. De bezoeken aan Grace leverden niet alleen een goed verzorgd uiterlijk op, maar ook een schat aan relevante informatie. In de kleine gemeenschap van het eiland, kon je maar het beste van alles en nog wat op de hoogte zijn. Uiteraard moest je doen alsof je van niets wist. Dat was altijd de beste strategie.

‘Haar kapsalon lag in het centrum van Willemstad, vlakbij het postkantoor en bij de overdekte markt Plasa Bieu, waar door de mamma’s van Curaçao de meest verrukkelijke maaltijden werden bereid.’

De lichtkamer is een van de romans die afgelopen maand zijn verschenen bij uitgeverij In de Knipscheer die zich (deels) op Curaçao afspelen, laten we die voor het gemak Curaçaose romans noemen. De andere zijn Schutkleur van Bernadette Heiligers, Tirami van Ronny Lobo, Kruispunt van Jopi Hart, naast de verhalenbundel Yu di tera / Landskinderen van Janny de Heer, de herdruk van Boeli van Leeuwen zijn roman Vreemdeling op aarde, die lange tijd uitverkocht is geweest en de handelseditie van het proefschrift van B. Jos de Roo Praatjes voor de West, de wereldomroep en de Antilliaanse en Surinaamse literatuur 1947-1958. De romans en verhalen hebben soms vergelijkbare motieven: discriminatie om huidkleur of andere raskenmerken, de relatie moederland en vaderland, hoe omgaan met onrecht en criminaliteit, studeren of niet en dan, terugkeren naar Curaçao of in buitenland blijven, taboe van een anonieme vader; herkenbare motieven voor lokale lezers, maar in een literaire allure die het lokale ontstijgt en omdat ze geschreven zijn in de taal van het moederland, horen bij de Nederlandse literatuur, als dat onderscheid al recht van bestaan heeft of zo niet er dan in ieder geval kleur aan geven. Tot hier de bespreking van De lichtkamer. Er is nog heel veel te zeggen over of literatuur Nederlands of Curaçaos kan zijn, maar dat is op deze plaats en nu niet aan de orde. Wie wil ziet verder het hierboven genoemde boek van B. Jos de Roo of de recente Cola Debrotlezing van Karin Amatmoekrim op deze website, klik hier.

 

 

 

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter