blog | werkgroep caraïbische letteren

De kleine prins

door Els Moor

In 1999 haalde het boek Le Petit Prince van de Franse schrijver Antoine de Saint-Exupéry dat in 1943 uitgekomen was, de vierde plaats in de verkiezing van het beste boek van de eeuw in Le Monde, de kwaliteitskrant van Frankrijk. Het boek is in meer dan 160 talen vertaald. De eerste Nederlandse vertaling kwam in 1951 uit. Nu is deze wereldwijde klassieker op initiatief van Arlette Codfried door haar voor uitgeverij Ralicon van Rappa vertaald in Sranan tongo.

a pikin prensi

Dat is een geweldig goed initiatief. Het Sranan slaat zijn vleugels uit naar de grote wereld en het prachtige boek is nu in Suriname bereikbaar voor een veel groter publiek, lezers in de stad en in de districten en vooral ook voor voorlezers en vertellers, want het verhaal is een echte ‘tori’, spannend en wonderlijk, over sterren en planeten (zoals ook in veel ingi-verhalen hier), en beeldend van taal.

Heel bijzonder aan het boek zijn de illustraties van de schrijver zelf. Alle vertalingen, ook die in het Sranan, zien er dan ook hetzelfde uit als de oorspronkelijke uitgave. Die oogt als een kinderboek. Dat is het niet: het is eigenlijk voor kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen. Iedereen kan het zijne eruit halen. Er zit voor volwassenen zeer herkenbare thematiek in, met vooral ook spot, over de mens en de maatschappij. De hoofdthematiek – eenzaamheid en vriendschap – liegt er niet om en zal kinderen en jongeren die zich eenzaam voelen zeker aanspreken.

a pikin prensi2
De hoofdpersoon in het verhaal is een jonge prins die alleen op een kleine planeet woont en daar de prins van is, een planeet met een roos en drie kleine vulkanen waarvan er twee nog werken. De ik-verteller is een piloot die een noodlanding heeft gemaakt in de Sahara, de grote woestijn in Noord-Afrika, omdat er iets hapert aan zijn vliegtuigmotor en hij dat moet herstellen. Daar ontmoet hij de kleine prins die zijn planeet heeft verlaten om andere planeten te bezoeken. De zevende is de Aarde, en wel de woestijn. Hij denkt dat hij op een door mensen onbewoonde planeet terechtgekomen is tot hij de piloot ontmoet. Ze raken bevriend en de kleine prins vertelt hem over zijn planeet en de andere zes die hij bezocht heeft.
Antoine de Saint-Exupéry (1900) was schrijver en piloot. Hij is eigenlijk de ik-verteller in dit boek. Tijdens de Tweede Wereloorlog was hij piloot in dienst van de geallieerden, tegen de Duitsers dus. In 1944 werd zijn vliegtuig tijdens een verkenningsvlucht boven bezet gebied neergeschoten. Zijn lichaam is nooit gevonden.

 

antoine de saint-exupery

Antoine de Saint-Exupéry

Op zijn planeetje is de kleine prins veel aan het werk. Hij maakt de grond schoon en ontdoet die vooral van zaden van apenbroodbomen die snel groeien, heel groot worden en de planeet zouden kunnen doen ‘bossen’… Ook groeit er een roos, een roos met doornen. Hij praat met de roos, die zich lichtgeraakt en ijdel voordoet. Later begrijpt hij wel dat hij haar op haar daden, haar geur en kleur, moet beoordelen en niet op haar woorden. Als de kleine prins op het punt staat zijn reis naar andere planeten te ondernemen, verzoenen ze zich en de roos met haar doornen wil dat hij snel vertrekt. Hij mag haar niet zien huilen… zo’n trotse bloem…
Zes planeten bezoekt de kleine prins, voordat hij op planeet Aarde komt. Op iedere planeet ontmoet hij een volwassene, de enige bewoner, en hij ontdekt hoe belachelijk volwassenen kunnen zijn.
Zes totaal verschillende mannen. Vrouwen komen niet voor. De eerste is een koning die gelooft dat hij over alles in het heelal heerst, ook over de sterren. Hij beveelt ze om dingen te doen, maar die dingen doen ze toch al. De koning vraagt de kleine prins zijn minister van justitie te worden… maar er is toch niemand om recht over te spreken! Hij vertrekt en de koning roept hem nog na dat hij hem benoemt tot zijn ambassadeur. Wat zijn grote mensen toch raar, denkt de kleine prins.
De tweede man is een ijdeltuit. Hij wil dat iedereen hem bewondert, maar hij woont helemaal alleen op zijn planeet. De derde is een dronkenlap die drinkt om te vergeten dat hij zich schaamt omdat hij drinkt. Als de kleine prins vertrekt, zegt hij in zichzelf: ‘De grote mensen zijn werkelijk heel raar.’ En dan de zakenman. Hij bezit vijfhonderdeneen miljoen en nog meer sterren en voelt zich rijk. Hij wil nog meer sterren kopen en hij rekent en rekent en schrijft de aantallen op een papiertje. De kleine prins geeft hem zijn eigen mening: hijzelf veegt zijn vulkanen schoon en geeft zijn bloem water. Hij is van nut voor zijn bezit… maar deze zakenman? En dan de lantaarnopsteker op een piepklein planeetje, die ’s morgens de lantaarn uit en ’s avonds aan moet doen, maar de planeet ging steeds harder draaien en nu is het een kwestie van een minuut licht en een minuut duisternis… hij blijft aan de gang. Veertienhonderdveertig zonsondergangen per etmaal. De kleine prins vindt deze man niet belachelijk en zou wel bij hem willen blijven, maar het planeetje is veel te klein. Tienmaal zo groot is nummer zes, bewoond door een echte geleerde, een aardrijkskundige, die een dik boek wil schrijven over zijn planeet. Maar hij moet een ontdekkingsreiziger hebben om hem alle gegevens over de planeet te verschaffen. Hij vindt zichzelf te belangrijk en te geleerd voor dat werk. De kleine prins vertelt wel over zijn eigen planeetje en de geleerde raadt hem aan naar de planeet Aarde te gaan. Die staat goed bekend.
Zo komt de kleine prins op de aarde en hij ontmoet een vos die hij temt en in de verlaten woestijn de verteller die voor hem tekent en met wie hij praat, vriendschap… geen eenzaamheid, maar ten slotte gaan ze toch weer uiteen. De kleine prins met de tekening van een doos die de piloot voor hem gemaakt heeft. In die doos zou een schaapje zitten dat z’n leven zou kunnen leiden op zijn planeetje. En de kleine prins zou zijn bloem moeten beschermen, zodat het schaapje die niet vernietigt…
Het nawoord voor de lezers is van de ik-verteller, jaren na zijn belevenis in de woestijn. Hij vraagt zich af of het schaapje de bloem niet opgegeten heeft. En ten slotte schrijft hij: ‘Dit is een groot mysterie. Zowel voor jullie, die ook veel van de kleine prins houden, als voor mij, is er in het universum niets meer hetzelfde als er ergens, waar weten we niet, een schaap dat we niet kennen, te ja of te nee een roos heeft opgegeten… Kijk naar de hemel. Vraag jezelf af: Heeft het schaap de bloem opgegeten, ja dan nee? En dan zie je hoe alles verandert… En geen enkel groot mens zal ooit begrijpen dat dit van groot belang is.’
De piloot, oftewel de schrijver, heeft geleerd van zijn kleine prins, van zijn eenvoudige en natuurlijke wijsheid, in dienst van zijn vulkaantjes, zijn bloem en later zijn schaap. Dat is toch wat anders dan die volwassen mannen, voor wie alleen hun ego geldt dat totaal eenzaam en vervreemd is van een menselijke wereld. Dit zijn gedachten van een volwassen lezer. En wat zal een kind denken? ‘Ik hoop echt dat dat schaapje die bloem niet gaat opeten, die mooie roos, al heeft ie doornen.’
Antoine de Saint-Exupéry: De Kleine Prins met tekeningen van de schrijver. Vertaling: Ernst van Altena. Rotterdam: uitgeversmaatschappij Ad Donker bv, 2000. ISBN 90 6100 482 9

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter