blog | werkgroep caraïbische letteren

De internationale en Caribische dimensie van onafhankelijkheidsstrijder Dobru

door Anneke Visée

Cynthia Abrahams’ boek over Robin ‘Dobru’ Raveles was voor mij een openbaring en bovendien zo geschreven dat het de lezer op meeslepende wijze meeneemt op een reis door leven en werk van deze fascinerende persoonlijkheid. Vooral het Nederlandse publiek zou erbij gebaat zijn dit stuk levende Surinaamse geschiedenis te leren kennen. De manier van schrijven en de hele opzet van het boek hebben ertoe bijgedragen dat Dobru op indringende en overtuigende wijze „uit de verf kwam“. Bijzonder interessant was vooral de Caribische dimensie.

 

 

R. Dobru - Cynthia Abrahams-Devid 001
Via leven en werken van Dobru bespreekt Abrahams een aantal onderwerpen die van cruciaal belang zijn voor het vormen van een natie, het gestalte geven aan identiteit en taal. Kernonderwerpen die van de bladzijden van de Zuidamerikaanse literatuur en in het algemeen die van de gekoloniseerde wereld in het oog springen. Het vernietigen van, waar mogelijk, de oorspronkelijke cultuur en die vervangen door hun eigen cultuur is van oudsher door veroveraars gebruikt als efficiënt middel om volkeren te onderwerpen.
De kolonisering van het Amerikaanse continent is bovendien met niet minder dan een genocide van de oorspronkelijke bevolking begonnen. De manier waarop de hoofdstad van de Azteken in Mexico „vervangen“ werd door een “Spaanse” hoofdstad is een gruwel. De veroveraar is altijd in het bezit van meer ontwikkeld wapentuig en technologie. Om een volk onder de knoet te houden moet je het in zijn ziel treffen, dus zijn identiteit, zijn eigen cultuur, zijn taal.

Nationalisme, een vaak verkeerd begrepen term
De wil tot nationale bevrijding, aanwezig bij landen die een vreemd juk van zich af willen werpen, wordt vaak ‘nationalisme’ genoemd. Het is het verlangen naar een eigen land, eigen taal, eigen identiteit, kortom eigenwaarde, een sterke trek bij voormalig gekoloniseerde landen. Dat is dus een heel ander nationalisme dan het nationalisme van onderwerpende landen, die precies het tegendeel beogen. Eigenlijk zijn er dus twee soorten nationalisme: het “slechte” nationalisme, dus dat van de veroveraar die zich wil opleggen en het “goede”, zoals het nationalisme dat ook Dobru voorstond, het absoluut noodzakelijke nationalisme in de strijd om eigen identiteit en onafhankelijkheid.

 

dobru raveles_robin_dobru_

R. Dobru

Het Westen als veroveraar was in de tijd van wereldexpansie zelf bezig zijn naties te vormen, dus grotere economische, bestuurlijke eenheden met zoveel mogelijk één taal, één nationale ziel. Toen had de term een goede klank, maar toen kolonies begonnen zelf deze eisen te stellen, werd de term „nationalisme“ in een kwaad daglicht gesteld. Dat neemt niet weg dat in de praktijk na eeuwen de taal van de kolonisator een eenheidselement kan vormen, zoals het Spaans in de meeste Zuidamerikaanse landen. De vermenging van de bevolking, de import van slaven en/of contractarbeiders kan door de eeuwen een smeltkroes van culturen en talen opleveren, maar ook van sociale ongelijkheden, waarmee niet makkelijk is om te gaan in geval van onafhankelijkheid. “Wan bon”, “wan Sranan”, “wan Pipel” is geboden als voorwaarde voor een onafhankelijke natie en het mag duidelijk zijn dat bovengenoemde termen uit Dobru’s wellicht bekendste gedicht niets, maar dan ook niets met het “slechte nationalisme” van Hitler’s “ein Volk, ein Reich, ein Führer” te maken hebben. Integendeel, de eenheidstendenzen vormen in dit geval het noodzakelijke antwoord op het aloude “verdeel en heers”.
Dobru’s inspanningen en van anderen, die in Abrahams’ boek de revue passeren voor het Sranantongo en het Surinaams-Nederlands, verdienen onze bewondering. Tekenend voor Dobru’s diepe besef van de multi-culturele Surinaamse realiteit en van zijn toekomstvisioen voor zijn zo geliefde geboorteland is zijn gedicht “één ster”:
“als een koele warmende bries uit asia / is je zaad in sranan gevallen / china, india en indonesia / hebben samengespannen / hebben je geschonken aan mijn land / als ik afrika en amerika / kan oculeren in je takken / zal de wereld jaloersen op het nieuwe ras / vijf sterren zullen zich dan eindelijk / hebben verenigd tot één ……” (Abrahams: p. 369)

 

slaaf Pisanello%20-%20Medaglia%20di%20Lionello%20d'Este%20(recto)

Hoofd van een slaaf op een munt (Pisanello Medaglia Lionello d’Este)

Een “nationalistische internationalist”?
De verweving van nationalisme en internationalisme is een herhaaldelijk terugkomend thema in Abrahams’ boek. Robin Raveles had zeker een wijdere visie van vooruitgang en de zoektocht van de mensheid naar het „paradijs“ sprekend over nationalistische en sociale revoluties, over rijpingsprocessen nodig voor de emancipatie van de onderdrukte mensheid. Hij zocht duidelijk naar een samenleving die nationaal naar vorm, sociaal rechtvaardig en socialistisch naar inhoud zou zijn en dat laatste ook als ideaal voor de rest van de wereld, waarbij verlichte voormannen genoemd worden uit gekoloniseerde landen die een antikolonialistische, revolutionaire rol gespeeld hebben.
In die zin was het internationalisme zeker niet “wezensvreemd aan zijn ziel“ – integendeel- en „cirkelen in het internationaal gangbare strijdidioom“ (zie p.308) is hiervan een logisch gevolg. Bovendien kan de antikoloniale strijd niet anders dan nationaal en internationaal zijn of op z’n minst grensoverschrijdend nationaal (pp.353/354), omdat na zo’n 500 jaar de landen in de wereld via kolonialistische globalisering nauw met elkaar verbonden zijn in een wederzijdse afhankelijkheid, maar allerminst op gelijke voet.
Dobru voelde “the movement of centuries in his soul” (uit: Revolution and Love in the Sun, 1981 (Abrahams: pp. 305/306). Zijn versie van “I have a dream”, bracht de bij koloniale mogendheden bekende allergische reacties teweeg. Immers, grote economische belangen staan op het spel. In de Nederlandse variant uit zich dat vaak in een kleingeestig neerzien op die „heethoofden“ in de „Derde Wereld“ die zo graag vechten en nog niets van dialoog begrijpen, waar het „beschaafde“ Westen les in geeft. Alsof de eeuwenlange veroveringen één en al dialoog zijn geweest met de bezette en uitgebuite gebieden… Geweld wordt nu in de westerse “demokratieën” afgewezen “waar het ook vandaan komt”, maar de natievorming in Europa verliep wel via oorlogen, bloedige revoluties en gewelddadige grensafbakeningen. Dit gewelddadig grenzen trekken zette het koloniale imperium ook voort in het Caribische gebied in verwoede onderlinge concurrentie om economische belangen, gebiedsuitbreiding, grondstoffen, strategische posities enz.

timthumb
Vanuit de hoogte
Het gepraat over dialoog is dan puur cynisme van de kant van een onderdrukker die geweld toepaste om zich op te leggen. In Nederland wordt de publieke opinie geïndoctrineerd door de meningmakers die in „s‘ lands belang“ alle informatie sterk eurocentrisch kleuren. Een flinke dosis ironie is typerend voor deze houding. Vanuit een wat betuttelende hoogte met het vingertje geheven de rest van de wereld terechtwijzen, vooral als het om revolutionaire idealen gaat, die immers zo “extreem” zijn. Zoals nu elke vorm van verzet of protest al gauw als extremisme bestempeld wordt. Het “ontwikkelde Westen” heeft geleerd van de 20ste eeuw met de afbrokkeling van het koloniale imperium.
Over wat er echt in de wereld gebeurt en gebeurd is, wordt het gros van de bevolking niet veel wijzer. Onder het motto dat je je op de toekomst moet richten, wordt zelfs het nut van onderwijs in geschiedenis betwijfeld en over het eigen verleden komt een sluier te liggen. Achter de historische waarheid komen blijft een moeilijke zaak voor de meeste mensen. Bevlogenheid en idealisme passen niet in de kleinburgerlijke engheid, zeker niet als die een bedreiging voor de economische expansie vormen.
En als een zelfstandig geworden kolonie er dan „een potje van maakt“ doordat de nieuwe leiders meer de belangen van de ex-kolonisator dienen dan van de eigen bevolking of er een interne machtsstrijd ontstaat (blijft altijd de vraag in hoeverre die alleen maar intern is) en dictatuur op dictatuur het lot van die bevolking wordt (Latijns Amerika!), kan er een nieuwe bevrijdingsstrijd ontstaan, voor de Tweede Onafhankelijkheid, waarvan in veel Zuidamerikaanse landen gesproken wordt. De eerste was tegen de Spanjaarden, de tweede tegen het Noordamerikaanse imperialisme.

 

Dobru

‘Voor de Kreoolse meisjes ga ik steevast door de knieën. Voor hun fiere houding: lang, slank, trots en donker. De kapsterzaken spruiten uit de grond als paddestoelen. Maar het haar staat hen toch leuk, zo met de faja isri behandeld. Wat je altijd bij de Kreoolse meisjes vindt is bille baja; God heeft ze een “special brand” gegeven. Net een komki so. Sommigen hebben te veel, maar dat zal ook zijn nut hebben, denk ik.’ (Dobru, Wan moinki fri, p.33)

De angst voor grote ideeën
Tekenend voor bovengenoemde houding is ook de Nederlandse (neer)kijk(kerij) op Surinaamse literatuur, zeker als die naar protest ruikt of de blik op Nederland niet vleiend is, onder meer het verhaal n.a.v. Boodschappen uit de zon (Abrahams pp. 309-312) [Laurens van Krevelen, uitgever van Dobru’s bundel, vond een deel van de gedichten te propagandistisch van toon – red. CU.]. Er is sprake van een subtiele manier van censureren in een Nederland dat altijd zoveel kritiek heeft op censuur en op de bres staat voor vrije meningsuiting. O.a. termen als „nationalisme“, “revolutie/revolutionair”, die onaangename herinneringen aan de opstandige jaren 50, 60 en 70 van de vorige eeuw oproepen. Alles moet nu dialoog heten, ook al schreeuwt het wereldgebeuren over gebrek aan dialoog. En dan de keuze van de gedichten die niet opgenomen zouden worden door de Nederlandse uitgever van de bundel Boodschappen uit de zon. Het antwoord van Dobru slaat de spijker op zijn kop: “Met de voorstellen die je deed in je schrijven zou je mijn ziel uit mijn werk halen”. De laatste zin van zijn antwoord vooral is treffend: “Overigens begrijp ik je wel hoor. Laat mij weten of je je mijn kant van het verhaal kan voorstellen” (p. 310).

Boodschappen uit de zon Dobru
Oraliteit, poëzie, raffinement
Surinaamse literatuur is ook een gebied waar door Nederland naar gekeken wordt met op de achtergrond altijd die zweem van “ze moeten het nog leren”. Dobru’s gedichten „schreeuwen“ om voordracht hetgeen met muzikaal Surinaamse achtergrond op zich al een bijzondere belevenis is. Dat Dobru’s dichtkunst dus als “primitief oraal” weinig raffinement zou bezitten, is een mening, die tekenend is voor een eurocentrische oriëntatie. Vooral kijken naar de vorm met Europese maatstaven, voorbijgaand aan de schrijnende inhoud van een zogenaamd primitief gedicht met de afstandelijke blik van de Europeaan.
De decennia na de Tweede Wereldoorlog waarin het ene na het andere gekoloniseerde land onafhankelijk werd, waren jaren waarin het onafhankelijkheidsstreven sterk en “ongeraffineerd” in het politieke en culturele leven zijn uitdrukking vond, maar waarin ook internationaal een enorme solidariteitsbeweging op gang kwam. Het is niet uitgesloten dat in een aantal gevallen de esthetische vorm armer wordt, maar je moet Dobru’s doen en laten en dat van zijn strijdende tijdgenoten tegen bovengenoemde internationale achtergrond bekijken. Dobru maakte met zijn werk en leven deel uit van een internationaal militant antikolonialistisch gebeuren, waarbij zeker de schrijnende armoede niet in de laatste plaats kwam en daarmee ook de noodzaak tot internationale proletarische solidariteit, een regelmatig terugkerend thema in zijn werk.

 

Cynthia Abrahams promotie

Cynthia Abrahams bij haar promotie aan de UvA in 2010

Eerder noemden we het gedicht „Eén ster“ en „the movement of centuries within his soul“, die wijzen op een sterk besef van deel zijn van geschiedenis en wereldgebeuren, dus een veel wijdere filosofische opvatting dan alleen “nationaal en nu”. Bij het internationale antikolonialistische gebeuren ging Dobru uit van eigen land, zoals al zijn grote voorbeelden en van daaruit is de wens tot internationale aansluiting niet meer dan een logische consequentie. Zo zijn nationalisme en internationalisme nauw met elkaar verweven. En niet alleen om „de oude machten van de stoel te donderen, maar helpen verwerkelijken van zaken waarvoor je strijd geleverd hebt“ (p. 338). De dagelijkse werkelijkheid die volgt op revoluties en onafhankelijkheidsstrijd is het moeilijkste deel van het hele proces, waarbij de „oude machten“ zich zeker niet onbetuigd laten in het blokkeren van de revolutionaire idealen, omdat grote belangen op het spel staan. De discussie rond het nationale gedicht „Wan bon“ is er een aardig voorbeeld van hoe bang “oude machten” zijn voor een eenheidsstreven bij een volk dat voor zijn bevrijding vecht. Kortom: Robin ‘Dobru’ Raveles van Cynthia Abrahams verdient het grondig gelezen te worden door Surinamers, Nederlanders en de Caribische wereld. De Engelse vertaling van dit boek (2014) biedt hiertoe de mogelijkheid.
2-11-2015

 

[verschenen in de Ware Tijd, 14 november 2015]

 

Anneke Visee

Anneke Visée. Foto © Michiel van Kempen

Anneke Visée studeerde klassieke talen, modern Grieks en vergelijkende taalwetenschap aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. Daar volgde zij ook vijf jaar colleges Sanskriet. Na een reis naar Suriname in 2013 kreeg zij groeiende belangstelling voor de geschiedenis en de cultuur (vooral literatuur) van ons land. Ze verdiepte zich in het proefschrift van Cynthia Abrahams over Dobru. Verlost van het eurocentrisch perspectief, spreekt ze van een ‘openbaring’. “Dobru’s inspanningen verdienen onze bewondering.” Anneke Visée bereidt een proefschrift voor over het interbellum-werk van Albert Helman.

 

 

1 comment to “De internationale en Caribische dimensie van onafhankelijkheidsstrijder Dobru”

  • Prachtig artikel. Leven en werk van Dobru worden beschouwd vanuit het perspectief van kolonialisme en dekolonisatie. Het is goed te beseffen dat Dobru’s werk ook buiten Suriname, met name in het Caraïbisch gebied, zeer gewaardeerd is.

Your response at Geert Koefoed

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter