blog | werkgroep caraïbische letteren

De Hofstad Den Haag

Het Koloniale en Slavernijverleden van Den Haag

door Hilde Neus

Esther Captain, Gert Oostindie en Valika Smeulders hebben een boek geredigeerd dat een aantal artikelen samenbrengt over ’s Gravenhage, het bestuurlijke centrum van Nederland. Eerder zijn er inventarissen en beschrijvingen gemaakt van verbindingen met het slavernijverleden binnen Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Groningen en andere steden. Als het al geen heel boek is, dan is er wel een uitvouwfolder met route en afbeeldingen van kunst of architectuur, gelieerd aan dat onderwerp, zodat het publiek daar kennis van kan nemen. Ook van Den Haag was er al zo’n brochure over de rol van het slavernijverleden. En nu dan een boekuitgave. In Den Haag was de stedelijke economie minder verweven met het koloniale verleden, maar de bestuurlijke bemoeienis des te groter.

Het KITLV

Covid schijnt de periode van kanteling te zijn geweest met betrekking tot aandacht voor de zwarte bladzijde van de slavernij. In 2021 heeft de gemeenteraad van Den Haag opdracht gegeven om een diepgaande studie, na een goedgekeurde motie van 8 partijen. Het KITLV is benaderd. Niet verwonderlijk, want het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde bestaat al sinds 1851, heeft vele collecties met deze thematiek onder zijn hoede. En is daarnaast een gerenommeerd onderzoeksinstituut waar vele publicaties uit zijn voortgevloeid over de voormalige koloniën, het gebied van Indonesië en de Nederlandse Caraïben. Bij het 150-jarig jubileum (2001) heeft Maarten Kuitenbrouwer deze ontwikkelingen beschreven in: Tussen Oriëntalisme en Wetenschap. Het Koninklijk Instituut Voor Taal- Land- en Volkenkunde in Historisch Verband, 1851-2001.

Deze studie is een geschiedenis van de wetenschapsbeoefening over de (voormalige) koloniën. Het bevat portretten van dertig vooraanstaande KITLV-leden en hun wetenschappelijk werk wordt getoetst aan kernbegrippen als oriëntalisme en imperialisme, universalisme en relativisme. Voor de latere bestaansperiode van het KITLV is er veel oog voor de huidige evenwaardige relaties met Indonesië en de Caraïben. Dit kan ons hier in Suriname de wenkbrauwen doen fronsen, het boek kost (nog steeds) bijna 50 Euro en is na 20 jaar nog steeds niet digitaal beschikbaar. Even googelen levert ook geen resultaat op in de bibliotheekcatalogus van de Anton de Kom Universiteit. Ontoegankelijk voor de Surinaamse lezer dus.

Lacunes

En dan, 20 jaar na het jubileum dit boek over Den Haag. De meerwaarde is dat de auteurs hun focus richten op een gemeente en niet op de nationale geschiedenis. Dit brengt connecties naar voren van mensen die betrokken waren bij de slavernij en daar in de Hofstad rijk van zijn geworden. Vanuit Suriname of Nederlands-Indië. In korte tijd hebben vele auteurs zich gebogen over deelonderwerpen. Er zijn dus wel wat kritische opmerkingen te maken. Daartoe wordt al een vangnet ingebouwd: ‘Het resultaat is een boek dat een rijkdom aan inzichten biedt, maar ook lacunes en overlap’. Dat ontneemt mij bijna de taak als criticus om daar iets over te zeggen. Wat ik toch doe bij deze. Een lacune is de informatie over vrijheid in Nederland. Daar bestond het systeem niet en zou dus iedereen die voet op Hollandse bodem zette, ontslagen zijn uit slavernij en vrij zijn. Hiervan zijn enkele voorbeelden uitgewerkt in het boek. Smeulders geeft de context aan waarbinnen mensen naar de stad kwamen en zijn geregistreerd, door bijvoorbeeld Veldhuijzen (1954) die uit de archieven een lijst samenstelde. Deze blijkt overigens verre van compleet en zal door meer onderzoek alleen maar verder worden aangevuld. Dit zien we ook voor Amsterdam bijvoorbeeld, waar Mark Ponte veelvuldig leest in de archieven, en op sociale media steeds pareltjes toont van mooie verhalen die hij heeft gevonden.  

Smeulders gaat dieper in op het leven van de voormalige slaaf Pieter, tot 1727 werkzaam op plantage Courtvlucht in Suriname. Hij werd meegenomen naar Den Haag door zijn eigenaar Stephanus Neale, die schatrijk werd in de koffie, verbouwd door de slaven die zwoegden op een aantal plantages in zijn bezit. Pieter wordt lid van de Nederduits Gereformeerde Gemeente en hij laat een notaris een verzoek aan gouverneur Mauricius schrijven. Hierin vraagt hij de brieven van vrijdom aan, door de ingewikkelde eigendomsrechten na diverse huwelijken van Neale vreest hij dat hij bij aankomst in Suriname weer in slavernij zal vervallen. Hij wil namelijk terugkeren, en uiteindelijk ondersteunt het echtpaar Neale, Pieter in zijn plan. Dit verhaal is interessant en belangrijk voor de kennis over de plaats en positie van de naar de Republiek meegenomen bedienden. Dit wordt in het boek echter niet verder uitgewerkt. Wel begrijpelijk, want in diverse andere slavernijstadsboeken (zo noem ik ze maar) is dat wel gedaan en de redactie probeert natuurlijk herhalingen te voorkomen. Maar deze lacune roept wel een aantal vragen op voor de lezer die meer over de context zou willen weten.

Diversiteit in auteurs

Zelf vind ik het ook jammer dat de redactie ervoor gekozen heeft om de beschikbaarheid van achtergrondinformatie niet middels noten aan te geven. Dit scheelt hen wel veel detailgegevens, en een lange lijst aan bronnen. Het team koos ervoor om enkele noten te plaatsen en bij elk hoofdstuk 5 tot 10 bronnen met secundaire literatuur te vermelden. De betrokken onderzoekers zijn voornamelijk kenners van hun onderwerp. Dat is prima natuurlijk, maar ze hebben vaak geen directe binding met het besproken gebied. Uitzonderingen daarop zijn Captain en Smeulders zelf, die Indonesische en Caribische voormoeders hebben.

Maar de diversiteit moet vooral komen uit de tussenstukjes (deze intermezzo’s zijn met de titel in blauw gedrukt) waarin een aantal nieuwe Nederlanders aan het woord komt over een scala aan onderwerpen, en een eigen perceptie van hun plaats in de Nederlandse samenleving, of specifieker gezegd: hun plaats in de Hofstad. Prof. Chan Choenni is ingeschakeld, niet om een gedegen stuk over bijvoorbeeld Hindoestanen te presenteren. Dat is jammer, want wat dat betreft is Indonesië meer het heden ingetrokken en zijn er wel artikelen over de nazaten van Nederlands-Indiërs en hun plaats in de stad in de bundel. Kiran Sukul heeft een korte verwijzing naar hen. Terwijl Hindoestaanse Surinamers er toch juist voor gekozen hebben om zich in Den Haag te vestigen. Choenni heeft wel enkele interviews afgenomen van de mensen die hun verhaal en connectie met de stad vertellen in de intermezzo’s.    

Overlap

De redactie gaf zelf al aan dat er wat overlap is in de bundel. Dit geldt bijvoorbeeld voor de informatie over Anton de Kom. Er is door Van der Horst aandacht aan hem besteed in In opstand tegen de kolonisator, en daar mag hij natuurlijk ook niet ontbreken. Naast de beschrijving van de jonge Indonesische studenten die zich in Nederland verenigden en later de druk op het koloniale bewind op zouden voeren om vervolgens de onafhankelijkheid van Indonesië in te zetten. Waarna diverse van hen prominente rollen hebben gespeeld in het nieuwe bestuur. Anton de Kom is weggezet als oproerkraaier en heeft nooit die betekenis voor Suriname kunnen hebben. Zijn leven werd gekortwiekt in een Duits vernietigingskamp. Ook in Vechten tegen kolonialisme en fascisme van Smeulders en Captain zelf krijgt De Kom weer aandacht, naast andere jonge mannen van de eilanden zoals Boy Ecury en George Maduro. Ook Van der Sman levert aspecten uit het leven van De Kom aan in Sporen en getuigen van een onsterfelijk verleden. En vervolgens is ook in het artikel Sporen in de stad, Mauritshuis informatie over hem opgenomen. Men kan zich afvragen of deze versnippering (en overlappingen) niet beter vermeden had kunnen worden. En in plaats van deze losse brokjes had de redactie beter gekozen voor een stevig artikel over De Kom.  

Chronologie

Het boek is min of meer chronologisch opgebouwd, hoewel het eerste artikel van Oostindie, ‘De koloniale en postkoloniale geschiedenis van Den Haag in vogelvlucht’ ook inhaakt op het belang van de huidige migratiegemeenschappen en aangeeft dat er twee monumenten in de planning zijn, een voor de Oost en een voor de West. Deze brengen het pijnlijke verleden onder ogen, en zijn institutionele gebaren van spijt, gericht op erkenning en wederzijdse verzoening. Hiervan akte: in Suriname is daar nog maar weinig van te merken. Het gaat over de zichtbaarheid van het verleden en de doorwerking daarvan in Nederland.

Naast de reeds genoemde hoofdstukken is er ook aandacht voor die zichtbaarheid, bijvoorbeeld in de architectuur in de openbare ruimte. Vele gebouwen in de stad dragen verwijzingen – in meerdere of mindere mate in het gezicht springend – naar de koloniale geschiedenis. Al was het alleen maar dat ze zijn gebouwd met het kapitaal uit de enorme winsten die de slavernij heeft opgeleverd. Verder is er aandacht voor kunst, vooral verzameld en gecureerd in de diverse Haagse musea. En de betrokkenheid van het koningshuis natuurlijk, waar ook veel waardevolle koloniale objecten in de collectie zijn verzameld. Het culturele leven in Den Haag is in diverse hoofdstukken toegelicht, met aandacht voor schilder- en beeldkunst en literatuur. Wat het Haags Historisch Museum betreft, neemt Kiran Sukul de lezer mee in het verduidelijken van de visie van dit instituut. De uitvoering van het beleid is bedoeld om meer diversiteit, meer nieuwe Nederlanders en mensen met een migratieachtergrond over de – vaak hoge – museumdrempel te krijgen.

Ook dat is beleid in Nederland: meer kleur in musea en dat betekent dat steeds meer experts uit Suriname, de eilanden of de Oost inspraak krijgen in de expositieprogramma’s. Ze zetten steeds meer in op het verzamelen, conserveren, archiveren en presenteren van de koloniale geschiedenis van Den Haag. In Suriname zijn er bewegingen om dat ook lokaal uit te voeren, maar erfgoed is nog steeds een ondergeschoven kindje vanwege de financiële krapte, waardoor geld voor cultuur meestal buiten de boot valt.     

Voor Surinamers?

De stadspublicaties zijn natuurlijk een verheldering en verdieping van de kennis over het slavernijverleden, daarnaast is dit een mooi verzorgd en prachtig geïllustreerde uitgave over de sporen in Den Haag. Maar de vraag is of ze Suriname wel bereiken. Boeken zijn te duur hier, en het verzenden en verkopen is nog lastiger, want de boekhandel wil ook een zoete winst, al is die klein. Daarnaast is er geen betrokkenheid van experts uit de relevante gebieden. Mensen in Suriname zelf, van de Caribische eilanden of Indonesië spelen geen rol in de kennisoverdracht over hun eigen geschiedenis of omgeving. Alleen deskundigen in Nederland zijn benaderd. En schrijven (laat staan publiceren) hier in Suriname zelf: dát is een ander verhaal.   

 Terminologie

De redactie heeft ervoor gekozen om de auteurs vrij te laten in de keuze van woorden en dat vind ik een verheugende ontwikkeling. Daar kan discussie over komen, zoals over ‘slaaf’ ‘slaafgemaakte’ of ‘tot slaaf gemaakte’ en ‘wit’ versus ‘blank’. Vervolgens citeer ik: ‘Woorden die vandaag breed als beledigend worden opgevat, zoals ‘neger’, worden niet gebruikt, behalve in citaten uit oudere bronnen.’ (P. 14).

In de hoop dat de bredere discussie eens gevoerd zal worden, zou ik willen aangeven waarom dit op zijn minst bevreemdend is. Ook hier staat het woord en in de archieven kun je er niet om heen. In onderzoek naar het slavernijverleden of de koloniale geschiedenis zullen we dit woord moeten googelen, dus lezen (en horen?). Dan dringt zich bij mij  de vraag op: wat doet dat met de psyche van de voormalig gekoloniseerde mens? Om zich in deze schizofrene woordenspagaat te moeten begeven: wel gebruiken, maar ook weer niet?

Zeker als we in ogenschouw nemen dat onze Caribische literatuur van vóór pakweg 2017 deze woorden veelvuldig bevatte, ook in versterkende en absoluut niet denigrerende betekenis. Denk aan de poëzie van Arion of Rellum. We mogen die gedichten niet meer lezen, gaan woorden erin veranderen die de kunstenaar zelf niet gekozen heeft. Of lezen het werk maar helemaal niet meer. Zoals op de Curaçaose school opgericht door Frank Martinus Arion, waar de gedichtenbundel van zijn hand: Stemmen uit Afrika niet meer gelezen zou mogen worden omdat de woorden slaaf of neger erin staan afgedrukt. Wat vindt Trudi Guda, zijn echtgenote daarvan? Wat is de mening van de leerlingen zelf?      

Het wegvagen van woorden heeft consequenties en daar moeten we over nadenken.

[de Ware Tijd Literair, 14 februari 2025]

Het koloniale en slavernijverleden van Hofstad Den Haag, onder redactie van Esther Captain, Gert Oostindie, Valika Smeulders. Uitgegeven bij Boom, 2022.

Uitreiking Die Haghe Prijs 2024 op 13 april 2024. Vlnr: wethouder en loco-burgemeester dhr. R. van Asten, secretaris van Die Haghe Wim Hayes en Valika Smeulders (©: Carmèl van der Veeke)

Winnaar Die Haghe Prijs 2024: In opdracht van het Haagse gemeentebestuur schreven 16 deskundigen in een heel toegankelijke stijl over een onderwerp waarvan Den Haag zich lang afzijdig leek te houden. Zij leggen interessante verbanden tussen heden en verleden. Maar er is ook aandacht voor persoonlijke verhalen. De eminente medewerkers noemen hun werk bescheiden “een verkenning” en “een tussenstand”.  Niet verwonderlijk voor de weduwe van Indië, wordt heel veel aandacht besteed aan  die voormalige kolonie, waarvan de sporen nog altijd zo nadrukkelijk zichtbaar en voelbaar zijn in deze stad.

Het oordeel van de jury:
Een verzorgde, mooi geïllustreerde uitgave, waarvoor ook flink wat nieuw onderzoek is verricht. Zeker bruikbaar om de interesse van jongeren voor dit onderwerp te stimuleren.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter