blog | werkgroep caraïbische letteren

De heremiet van Pannekoek

“Ja, maar wat ik doe is ziek. Een gezonde man werkt in het dok of de maïsvelden, die schrijft geen boeken.” (Tip Marugg)

door Ken Mangroelal

In 1957 debuteert de Curaçaose schrijver Tip Marugg met de roman Weekendpelgrimage; een boek dat aan frisheid niets heeft ingeboet. De ik-persoon is zoals de schrijver blank en geboren en getogen op het eiland. Ondanks het feit dat hij een landskind, een yu di tera is voelt hij zich geïsoleerd.

De 1e druk van Maruggs Weekendpelgrimage

Het is zaterdagavond, als de ik-persoon na een kroegentocht on drie uur ’s nachts ver buiten de stad in een helse regen met zijn auto in een kuil aan de kant van de weg zit. De wind giert in onophoudelijke vlagen langs de wagen. Dan ontlaadt zich vanuit dit stil-komen-staan een vertoog met hem als middelpunt waar de cirkel steeds groter wordt getrokken tot tenslotte de contouren van het eiland zichtbaar worden. Het eiland is een ‘negereiland’. “De zon, de lucht, de cactussen, de kust en de zee, alles hoort bij het neger-zijn. Een blanke heeft hier niets te maken”. Als hij een kleurtje had zou hij zich beter op zijn gemak voelen hier. Maar hoe weinig zouden wij van het leven op dit eiland weten als deze blanke Tip Marugg niet naar de pen had gegrepen om dat in al zijn kleuren en geuren te beschrijven? Hoe weinig zouden wij weten van de mensen hier, hun verhouding tot elkaar, hun denk- en belevingswereld, van het eiland zijn natuur en cultuur?

Tip Marugg had  deze roman de titel ‘Verloren Eiland’ gegeven, maar Cola Debrot vond die te klassiek. De titel Weekendpelgrimage is waarschijnlijk van hem afkomstig.

Toch zien we in de titel die Tip Marugg voor zijn roman koos waar het bij hem om ging. Het eiland was verloren, overgegeven aan industriële machten als Shell. De traditie werd teruggedrongen door de modernisering door rationaliteit en commercie en ook het plattelandsleven met zijn landhuizen, spoken, kruiden, bijgeloof en bruhá moest daaraan geloven. (waar traditie door modernisering wordt teruggedrongen vinden wij ook in Naipauls The Mystic Masseur).

Zaterdagavond. Zuipen geblazen. Wat valt er hier ’s zaterdagavonds anders te doen? Een tocht langs de bars, ontmoetingsplek met zijn drinkebroers, uitgelezenen van het eiland, stuk voor stuk karakters met hun eigenaardigheden, weet hij haarfijn te beschrijven: “Iedereen heeft iets raars dat hij doet wanneer hij erg dronken is. Leo haalt altijd het geintje uit met de fles bier die hij in één teug leegdrinkt. Jack neemt altijd zijn waterdicht horlogebandje van zijn pols en stopt dat in zijn glas met whiskysoda. Hij laat dat trots aan iedereen zien dat het ding toch nog blijft lopen. Ik ken een vent, Ludwig, hij is van Duitse afkomst, die, wanneer hij dronken is, altijd naar bed wil met een negerinnetje van vijftien of zo mogelijk nog jonger. Oswold begint met luide stem zware moppen te vertellen; Henri wordt zo luidruchtig, maar op een andere manier, hij begint links en rechts provocaties te uiten; Nilo wordt doofstom als hij dronken is.”

En de ik-verteller neemt zichzelf ook onder de loep. “Wanneer ik dronken ben, pleeg ik altijd zelfmoord. Wanneer ik dronken ben, word ik vreemdeling; ik voel dan dat ik niet thuis hoor in de kring of op de plaats waar ik mij bevind. Wanneer ik dronken ben, voel ik altijd een ontzettend gemis, komt altijd weer dezelfde hevige drang naar ontvluchting terug en probeer ik altijd een plaats te vinden waar ik veilig kan zijn. Daarom pleeg ik altijd zelfmoord op zaterdagavond.”

Biedt religie geen uitweg, je geborgen weten in het geloof? Nee, tegen een correspondentievriend zegt hij: dat de kerk en de leerstellingen “enkel bij machte waren een geestelijke atmosfeer te scheppen in de wereld, in plaats van een allesdominerende kracht te zijn in het bepalen van de koers van ons leven.”

Zelfmoord biedt misschien de kans alles te ontvluchten, maar tot die daad komt de ik-persoon niet.

Twintig jaar later steekt dit thema weer zijn kop op in zijn laatste roman: De morgen loeit weer aan. Een constante dus in het denken van de schrijver? In Weekendpelgrimage blijft de voltrekking van deze absolute daad uit. In de De morgen loeit weer aan komt die daad heel dichtbij; een revolver ligt geladen op zijn nachtkastje. Maar de schrijver laat ons ook hier in het ongewisse.

Een scène in dat boek obsedeert hem: de zelfdoding van vogels. “Vogels sterven in het ochtendblauw. Ik heb er nooit over horen spreken en er ook niet iets over gelezen, zodat ik aanneem dat ik de enige ben die op de hoogte is van een fenomeen dat dagelijks bij zonsopgang aan de zuidhelling van de Grote Berg plaatsvindt, waarbij vogels zich te pletter vliegen tegen een steile rotswand.” Dit beeld ziet hij in relatie tot zichzelf; hij zit op de stoep voor zijn huis in het ochtendblauw. “Heb ik niet altijd , als jongen reeds, het aanbreken van de dag  geassocieerd met de dood?”

Mediteren over zelfmoord schrikt de meeste mensen af, maar voor de filosoof Albert Camus was er maar een ernstig filosofisch probleem: de zelfmoord: “Oordelen of het leven wel of niet de moeite waard is geleefd te worden, is antwoord geven op de fundamentele vraag van de filosofie.”

Maar er is nog meer aan de hand met deze scène. Die heeft hij van Frank Martinus Arion die hem dit had verteld nadat hij de Cristoffelberg had beklommen. Volgens hem heeft Tip Marugg nooit de berg beklommen, maar deze scène zo geïnternaliseerd, dat je werkelijk zou denken dat hij dit met eigen ogen heeft aanschouwd. Er komen meer inlijvingen voor: Toen zijn neef Harold Hollander voor het eerst De morgen loeit weer aan las zei hij tegen Tip: “Dat heb je van ma!” Tip antwoordde: “Hoe weet je dat?” Waarop Harold antwoordde: “Deze verhalen heeft ze ons ook altijd verteld.”

Tip Marugg staat bekend  als een “kluizenaar die alle mensenkinderen aan zijn laars lapt, zich volledig heeft teruggetrokken in het spaarzaam bevolkte westelijke deel van het eiland, alle contact met de buitenwereld heeft verbroken, zelfs geen telefoonaansluiting duldt in zijn hermitage”, of als een zonderlinge man “omringd door pastelkleurige honden en gebarricadeerd achter een haag van boeken  en bierflessen.” De mythe omtrent zijn persoon was geboren en deze voedde hij eerder dan die aan te vechten. Hij ontving in zijn hermitage meer bezoek dan hem lief was en zijn gasten konden altijd rekenen op een drankje en een goed gesprek.

Uit de verhalen van anderen die hem hebben gekend krijgen wij het beeld van een mens dat niet geheel strookt met dat van een kluizenaar.

Zo zegt zijn neef  Harold Hollander over hem: “Hij heeft zich over ons ontfermd”; zijn nicht Karen Hollander: “De eenzame man die denkt aan de dood en drinkt, zo kende ik hem niet”; Pepe Duval die bij hen inwoonde: “Hij was als een vader voor me.” En tenslotte  Hans Vaders: “Tip was een verborgen mens. Geen kluizenaar of heremiet.” Maar het beeld van de kluizenaar achter een haag van boeken en bierflessen beklijfde bij de Nederlanders.

Vaak vraag ik mij af hoe Nederlandse critici zijn werk lezen, hoe zij voorbij kunnen zien aan de bijzonderheid van zijn literaire teksten, zijn ongelofelijk taalgevoel,  zijn onberispelijke beheersing van het Nederlands, zijn verhaaltechniek, compositie en machtige verbeelding.

Tip Marugg in een tekening
van Peter van Dongen

Neem nu zijn eerste roman Weekendpilgrimage, hoe hij na een kroegentocht met zijn wagen in een ondiepe kuil is terechtgekomen en vanuit die vastgelopen positie zijn betrekking tot zichzelf en de wereld om hem heen tot een microkosmos weet te smeden waarin alle relaties daarbinnen op indringende wijze de revue passeren en de lezer meezuigt in dit ene statische moment, waarin de hoofdpersoon is vastgelopen en waaruit  de dynamiek van het verhaal zich ontwikkelt. Dezelfde verhaaltechniek zien wij terug in zijn twee volgende romans: In de straten van Tepalka, een aan zijn bed gekluisterde zieke, en in De morgen loeit weer aan de ik-verteller op de stoep voor zijn huis. Vanuit stasis naar dynamiek. Altijd weer word je in de multidimensionale hallucinerende  verbeeldingswereld van de ik-verteller gezogen.

Tip Marugg was een perfectionist. Hij stelde hoge eisen aan zichzelf en als een verhaal de toets van zijn kritiek niet kon doorstaan werd dat vernietigd. Gelukkig was hij niet zo absoluut als Kafka die zijn vriend verzocht al zijn werk te vernietigen. Zijn vriend liet dat na en zo is het werk van Kafka voor het nageslacht bespaard gebleven.

Tip Marugg beschrijft op zijn wijze de condition humaine. De vraag naar de zin van het leven of er een oplossing is voor onze geworpen-zijn in een wereld, een eiland die ons ontglipt, waar de opstand tegen het verdwijnen van het oude en vertrouwde uitblijft, zo prachtig en symbolisch beschreven in het omhakken van de indju misschien wel de oudste boom van het eiland.

Een indju-boom op Curaçao. Foto © Michiel van Kempen

Weekendpelgrimage – een fragment

“Een eiland blijft nooit een eiland. Op de een of andere morgen komt de zon op en maakt de bewoners wakker en zij zien met verbaasde ogen dat hun eiland geen eiland meer is.

Aan wie de schuld? De pastoor? De vroede vaderen? De oude kolonisator? De nieuwe krantenuitgever? De bioscoopeigenaar? De schuldige is niet aan te wijzen, want het verraad van iedere bewoner is even groot geweest. Allemaal hebben zij met gekruiste armen toegezien hoe honderd jaar oude bomen, die nooit omgehakt hadden moeten worden, door Portugese werklieden werden geveld naar de aanwijzingen van een zwetende Europese voorman in een kort wit broekje en met een enorme tropenhelm op.

De eerste boom die het slachtoffer werd, was de indju even voorbij de ingang van het katholieke kerkhof. Het was een statige, oude boom, hoe oud wist niemand, misschien was hij wel de oudste boom van het eiland. De boom had iets imposants en tegelijkertijd ook sombers over zich en in de nacht liet hij elk kwartier een van zijn gekromde, gele peulen vallen, die in de nachtelijke stilte een vreemd, knapperend geluid maakte op de stoep voor het kerkhof.

Op een vroege morgen waren de voorman en de werklieden gekomen. Een van de werklieden klom in de boom en een ander wierp hem een zwaar touw toe, waarvan hij het ene uiteinde aan de kroon van de boom vastknoopte. Toen hij weer naar beneden was geklommen, tekende de voorman enkele krijtstrepen op de stam en het kappen begon. Inmiddels had zich een grote groep toeschouwers bij de boom verzameld, vrouwen, kinderen en ook enkele mannen, die met zeer veel belangstelling de handelingen gadesloeg, De indju is een taaie boom die zich niet makkelijk gewonnen geeft. Eerst tegen een uur of tien, de zon stond toen reeds hoog aan de hemel, gaf de boom zijn eerste zucht. De mannen die bezig waren met het kapwerk pauzeerden en de toeschouwers maakten enkele passen achteruit. Het werd doodstil. De omstanders gingen niet alleen achteruit uit veiligheid omdat de boom op het punt stond om te vallen, maar ook omdat de zonderlinge, vreeswekkende zucht die de boom had geslaakt, hen automatisch terugdreef. Twee politie-agenten spreidden de armen wijd uiteen en maanden de menigte verder terug, om plaats te maken voor de voorman en de drie werklieden die het touw, dat aan de boom bevestigd was, opnamen en strak trokken. De voorman zwaaide met zijn arm en de twee werklieden die bij de boom waren achtergebleven, hervatten het hakwerk. Nog drie- of viermaal zuchtte de boom en kwam toen omlaag. Iedereen had verwacht dat dit gepaard zou gaan met een oorverdovend geraas en dat de aarde zou beven wanneer de zware stam de grond raakte. Maar de grond trilde niet. De lange, sterke takken die het eerst de grond raakten, vingen de stam op, zodat deze de grond niet raakte.

De eerste oude boom was gevallen en het eiland was geen eiland meer, De stille, hoge wachter bij het kerkhof was verdwenen en het uitzicht in de hele omgeving was anders geworden, ruimer en met meer licht. De boom was gevallen en met hem was een eind gekomen aan vele andere dingen. Droeve begrafenisstoeten passeerden op hun weg naar het kerkhof niet meer onder zijn machtige takken en op zaterdagavonden kwamen dronken mannen niet meer bij de dikke stam slapen. Wanneer het regende, konden de visvrouwen geen beschutting meer vinden onder zijn beschermende takken en de kromme, gele peulen vielen niet meer om het kwartier op de stoep.

De val van deze boom was de laatste kans van de bewoners om in opstand te komen. De mannen hadden die nacht hun machetes kunnen slijpen en nog vóór zonsopkomst op post kunnen gaan staan bij de andere bomen, in afwachting van de voorman met zijn werklui en hun bijlen en touw. Maar de mannen hebben hun machetes niet geslepen. Uit de huisjes op de heuvel kwamen die nacht de doffe, eentonige slagen van de tamboer, met af en toe een schrille stem, die zong:

De oude Papa is gestorven
met een dik touw om zijn nek.
De oude Papa is gestorven
zijn buik werd opengehakt.

Na de indju volgden andere bomen en na de bomen kwamen nieuwe dingen: levensgrote reclameplaten aan de kant van de buitenwegen, waarvan de schreeuwerige kleuren schril afstaken tegen het dorre landschap; een idioot klein kerkje aan de overkant van de haven met het idiote bordje ‘God is Liefde’ boven de deur; een vuile olielaag ging het binnenwater bedekken; de stranden werden mismaakt, zware trucks reden af en aan en haalden het zand weg; een zendstation werd gebouwd en hoge masten rezen uit de grond en brachten dat jaar zeer veel regen; honderden windmolens werden gebouwd die dag in dag uit het grondwater opzogen; de kibra-hacha bloeide niet meer.

En de mensen volgden de nieuwe dingen, want het eiland was geen eiland meer. Mannen en vrouwen die vroeger met elkaar leefden en kinderen kregen buiten het huwelijk om, gingen nu niet alleen trouwen, maar lieten zich ook weer officieel scheiden als het huwelijk op ruzie uitliep.”

Geraadpleegde literatuur

Marugg, T. (2009), De hemel is van korte duur. Verzameld werk 1945-1995. Amsterdam, De Bezige Bij.
Possel. P. (2009), Niemand is een eiland. Het leven van Tip Marugg in gesprekken. Amsterdam, De Bezige Bij.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter