blog | werkgroep caraïbische letteren

De gravin van Nassau – Leren van geschiedenis 114

door Hilde Neus

Omdat Suriname een kolonie was van Nederland (vanaf 1667) is er altijd bemoeienis geweest vanuit die kant. Gebieden werden veroverd in naam van de koning, zelfs toen die er nog niet was. Tot 1795 bestond de Nederlanden uit een aantal provinciën, die bij elkaar werden gehouden door de stadhouder, die bij tijden niet eens zelf zetelde in Den Haag.

Miniatuur van Anna van Hannover (collectie Rijksmuseum)

Voor een bepaalde periode regeerde Anna van Hannover (1709-1759), geboren als kleindochter van Georg Ludwig, keurvorst van Brunswijk-Lüneburg. Deze werd in 1714 koning George I van Groot-Brittannië en de familie verhuisde naar Londen. Haar intellectuele en kunstzinnige vorming was breed; ze leerde klavecimbel spelen van Händel. In 1734 begeleidde ze op een hofavond de castraat Farinelli met twee liederen van de componist.

Anna van Hannover

Als oudste dochter van de koning was zij ‘princess royal’. De Friese stadhouder Willem Friso (1711-1751) was een serieuze huwelijkskandidaat nadat hij de prinselijke Oranje-titel mocht voeren, en zo werd het standsverschil tussen Anna en Willem aanzienlijk verkleind. Ze trouwden in maart 1734 in Londen en kregen vijf kinderen, waarvan er drie vlak na de geboorte overleden. Er wachtte hen een kille ontvangst in Holland, de regenten wilden liever neutraal blijven. Het stel reisde door naar Friesland. In 1747 dreigde Frankrijk de Republiek binnen te vallen. De prinsgezinden benoemden Willem tot stadhouder en hij en Anna betrokken het Binnenhof. Anna was van meet af aan persoonlijk betrokken bij Willems bestuurlijke en politieke strubbelingen. Ze woonde vergaderingen bij en adviseerde bij benoemingen. Ook was zij een belangrijke contactpersoon voor de orangistische, koningsgezinde elite en Engelse gezanten. Na zijn dood op 2 oktober 1751 liet Willem IV een minderjarige erfopvolger na: de in 1748 geboren Willem. Hierdoor kwam Anna van Hannover in het politieke centrum van de Republiek terecht. Ze kreeg de titel ‘gouvernante der Verenigde Nederlanden’ en nam functies van het stadhouderschap waar, behalve de militaire, die Lodewijk Ernst (hertog van Brunswijk) onder zich had.  

Handschrift van Anna van Hannover (http://emlo.bodleian.ox.ac.uk/).

Prinses-Gouvernante

Anna ondervond tijdens haar bestuur van de Nederlanden veel tegenstand. In haar nieuwe rol maakte zij actief gebruik van haar netwerk in de politiek. Uit haar correspondentie blijkt volgens de onderzoekers een grote betrokkenheid. Laatstelijk zijn haar brieven (4000) gedigitaliseerd. Daarbij werd een symposium gehouden op Kasteel Duivenvoorde in Voorschoten, waar ook muziek werd gespeeld: ‘Hannover ontmoet Farinelli’, uitgevoerd door Arturo den Hartog (countertenor) en Siebe Henstra (klavecimbel). Arturo, met zijn hoge falsetstem was een waardige vertegenwoordiger van Suriname.

Onder de brieven zijn er een tiental uit Suriname, zoals die van de heer Van Meer (in het Frans) en Wigbold Crommelin (later gouverneur). Vanwege haar functie was Anna zeker bezig met het bestuur van ons land. Momenteel wordt er onderzoek verricht naar de betrokkenheid van het Nederlandse koningshuis in de kolonie, en die was er zeker. Ook tijdens de regeerperiode van Anna. In januari 1750 verzocht Commandeur Crommelin of er een plaats in de eerste vrouwenbank van de Hervormde kerk voor de Gravin van Nassau mocht openblijven. Ze had een plantage in de Commewijne. In het boek met de ‘Balans getrokken op het grootboek’ stond ze in 1764 aan de debetkant genoteerd ‘uit de boedel van wijlen van Nassau’, met een schuld van f287,-.

De strijd tussen Mauricius en Du Plessis

Gijsbert van Hardenbroek schreef in zijn dagboek dat de twisten tussen Mauricius en de Cabalen zouden zijn geïnitieerd om Suriname als ‘apanage’ (een kroondomein als leengoed) aan Anna te bezorgen. Ze zou dan veel meer inkomsten uit de kolonie verkrijgen. Er werd gefluisterd dat ze f 6000,- aan Mauricius zou hebben betaald om Du Plessis, advocaat van de Cabalen die gevangen was gezet in Den Haag, vrij te krijgen. Volgens Van der Meiden, die deze politieke strijd heeft beschreven (2008), meldde Anna aan Crommelin in een brief op 27 juli 1753 dat er niemand van de Cabalen zou worden benoemd in het Hof van Politie. Daarmee was hun strijd in de kiem gesmoord.

Anna’s probleem waren haar weduwe-status en de minderjarigheid van haar zoon: als vrouw kon en mocht zij haar man niet vervangen. Maar deze situatie was erg dubbelzinnig: ze oefende immers de meeste stadhouderlijke bevoegdheden wel degelijk uit. Zij overleed op 12 januari 1759 in het Stadhouderlijk Kwartier en werd daar opgebaard. Haar openbare lijkstaatsie trok duizenden belangstellenden per dag, uit alle lagen van de Haagse bevolking. De bijzetting in de Grote Kerk van Delft in de grafkelder van de Oranjes vond plaats op 23 februari 1759.

Kaart (1757) met aan de Matapicakreek een plantage van de Nassaus (Collectie Nationaal Archief Den Haag).

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter