De God van de liefde
door Jeroen Heuvel
‘En waar is in dit alles de God der liefde?’ Dit vraagt de hoofdfiguur in Schilden van leem zich af, nadat hij heeft geconstateerd dat er veel onrecht in de wereld is, veel leugens in dit vuil bestaan. Jean Claude, zo heet de hoofdpersoon, geeft God de schuld van de ellende die mensen elkaar aandoen.
We zijn begonnen aan de repetitieperiode van Schilden van leem, beter gezegd van de bewerking van deze roman uit 1985 van Boeli van Leeuwen. Of nog beter gezegd van de aanpassing van de bewerking van. Volgt u het nog? Laat me op een andere manier beginnen.
Teatro Luna Blou heeft het financieel, laten we zeggen, spannend. Subsidie uit het moederland is, zoals afgesproken, na een periode van tien jaar opgehouden. Subsidie uit het vaderland is onverwachts gehalveerd. Om fondsen te werven en dit tekort op te vullen heeft de oprichter en voormalig directeur, Norman de Palm, het plan opgevat om een theaterfestival te organiseren rond twee niet zo lang geleden overleden grootmeesters van de Nederlandstalige literatuur van Curaçao: Boeli van Leeuwen en Tip Marugg. In dit artikel gaat het voornamelijk over de theaterbewerking van de hoorspelbewerking van de roman Schilden van leem van Boeli van Leeuwen. Er verschijnt binnenkort in het Antilliaans Dagblad een uitgebreid artikel over de theaterbewerking van de roman ‘De morgen loeit weer aan’ van Tip Marugg.
Toen Norman de Palm ons, mijn vrouw Jelleke en mij, benaderde of we aan een fondsenwervingactie voor Teatro Luna Blou wilden meedoen, hebben we niet lang hoeven twijfelen. Maar we hadden één voorwaarde: het mag niet te veel tijd van ons dagelijks patroon vergen, we hebben een volledige baan en zijn aan een studie bezig, dus verwacht van ons niet dat we tijd hebben om ons lappen tekst eigen te maken. Hij ging akkoord met een ‘dramatical reading’ als vorm.
De eerste bijeenkomst met de regisseuse en de productieleidster verliep goed. Norman had zijn oog laten vallen op de bekende Milushka Birge, met wie hij al intensief had samengewerkt toen zij haar film ‘Zulaika, kobra ta duru’ realiseerden. Zoals dat vaker gaat, had ik al eerder met haar samengewerkt in een heel andere samenstelling, recentelijk deed zij mee aan de casting van de film ‘Tula, the revolt’, waar ik een kleine rol in had, maar veel langer geleden, eind jaren 80, toen Milushka nog aan haar theateropleiding bezig was, in Nederland, had ik haar gevraagd om te figureren voor foto’s voor de publiciteit rond de solo-verteltheatervoorstelling ‘Zwarte pelgrim’ van mijn theatergroep ZW. En dat brengt me op mijn vroegere plan via theater werk van Antilliaanse auteurs te presenteren.
Op de middelbare school, het Maria Immaculata Lyceum, deed ik als dertienjarige jongen mee aan de repetities en de opvoeringen van het toneelstuk ‘Naamloos … Naamloos’ geschreven en geregisseerd door Edsel Samson, God hebbe zijn ziel. Die ervaring vond ik zo geweldig dat ik vanaf dat moment altijd met theater maken bezig ben geweest. Na de toneelschool heb ik mijn eigen groep opgericht in Amsterdam en heb uiteindelijk besloten om me daarmee louter te wijden aan Antilliaanse auteurs. Na Aimé Césaire en Derek Walcott bepaalde ik mijn keus tot Nederlands Antilliaanse auteurs. We hebben stukken opgevoerd van Lasana Sekou (St. Maarten), Edward de Jongh en een bewerking van Tip Maruggs Weekendpelgrimage – ik kan me overigens herinneren dat er toen ook een Nederlandse groep een toneelbewerking van Maruggs laatste roman ‘De morgen loeit weer aan’ op de planken bracht, volgens mij was het zelfs dezelfde groep, Gebr. Flint dus, die een voorstelling onder deze titel in dit festival opvoert -. In samenwerking met Theater Zwart Licht van regisseuse Hélène Pieter uit Breda heb ik in die periode de monoloog gespeeld Mijn zuster de negerin, een bewerking door Susan Glimmerveen van de beroemde gelijknamige novelle van Colá Debrot. Susan Glimmerveen heeft in die tijd verschillende romans van Antilliaanse auteurs tot hoorspel verwerkt, waarvan Marlies Cordia de meeste voor de radio heeft geproduceerd, onder andere Dubbelspel van Frank Martinus Arion, waarin ik een rol heb vervuld. Begin jaren 90 had ik ook aan Boeli gevraagd om toestemming, maar die heeft daar toen niet op gereageerd. Wat interessant dat ik nu, 24 jaar later, alsnog in een ‘bewerking van hem’ sta.
In dit project leer ik Milushka dus kennen als regisseuse. Zij heeft een keuze gemaakt uit de lange hoorspelbewerking van Susan Glimmerveen van Schilden van leem, uitgevoerd begin jaren 90, met Norman de Palm in de rol van Jean Claude, de rol die ik nu ga vervullen, om tot een theaterbewerking van een uur en een kwartier ongeveer te komen. Milushka heeft een zeer interessante keuze gemaakt, gefocust op de relatie tussen Dianklo (zoals Jean Claude door de Curaçaoënaar wordt genoemd, met de beginklank zoals in het woord jeans of John, zoals veel mensen hier mijn naam ook vermaken tot Djeroem) en zijn vrouw Marjolein – erg boeiend hoe mijn lieve echtgenote uit het echte leven ook de ‘echtgenote met een geheim’ vertolkt van het personage dat ik speel – en zijn vader, die inmiddels overleden is, en zijn vriend, psychiater, priester Jacob – misschien gebaseerd op pater Brenneker, een goede vriend van schrijver Van Leeuwen. Laat ik meteen opmerken dat ik niet de fout wil en mag maken om de ik-figuur uit een roman van een schrijver te vereenzelvigen met die auteur, met andere woorden Dianklo is pertinent niet Boeli van Leeuwen of een alter-ego van hem, maar ik mag ook daarentegen stellen dat, net zoals er uit het zaadje van een kayena alleen maar een kayena kan opbloeien, en niet een kadushi, laat staan een skèrchi, er uit de pen van een auteur alleen maar kan vloeien wat in die auteur reeds inherent aanwezig is, dat geldt niet alleen voor zijn hoofdpersonages, maar ook voor de andere figuren. Om de onontbeerlijke humoristische noot in de voorstelling te behouden, heeft Milushka besloten de notulen van de eilandraadsvergadering in deze bewerking van de bewerking te behouden. En ze heeft daarvoor de medewerking gekregen van twee geknipte publieke figuren uit onze huidige samenleving. Overigens verleent Norman de Palm zijn stem aan het personage van de vader van Dianklo. De zoon is vader geworden. Zoveel lagen als er in deze productie zitten.
Productieleidster is Miriam Sluis. Zeer recent is zij verbonden geweest aan Norman de Palm, als eindredactrice van het liber amicorum dat hem is aangeboden bij zijn afscheid als directeur, zowel zakelijk als artistiek, van het door hem opgerichte theater Luna Blou en la Tentashon, maar zij is bij een groter publiek wellicht bekender als medewerkster aan de controversiële documentaire ‘Curaçao’ van Sarah Vos en Sander Snoep en nog bekender als journaliste en schrijfster van de boeken ‘Zoutrif’, ‘De Antillen bestaan niet’ en ‘Een koloniale speeltuin’.
Identificatie met het personage
In het begin had ik wat moeite met het identificeren met Dianklo, met zijn hoofdvraag: Waar is de God der liefde? Maar hoe meer je met de tekst bezig bent, hoe vaker je repeteert, hoe intrigerender zijn personage wordt. In het begin denk ik: het is nogal gemakkelijk om de schuld aan een ander, in dit geval zelfs aan de schepper, te geven van het mislukken, of het nog niet lukken van de mensheid aan de opdracht om elkaar lief te hebben als onszelf. Volgens mij is dat namelijk niet de schuld van God maar de onwil van ons allemaal, of van ieder van ons om daar aan te gaan werken. Ik ben van mening dat wij de vrijheid hebben om te kiezen voor het (willen) werken aan een mooiere, waarachtiger en juistere samenleving. Het woord is op zichzelf al zo’n mooi woord: samenleving. Ieder van ons is een universum op zich en wij maken allemaal deel uit van het heelal, we hebben bloed, lucht, sterrenstof, goud, lood en ruimte tussen de planeten in ons aanwezig. God heeft ons de vrijheid gegeven om er, in de loop van de mensheidontwikkeling, iets ‘goeds’ of iets ‘kwaads’ van te maken. In het boek Job, waarvan in Schilden van leem sprake is, de titel is nota bene uit dit Bijbelboek gehaald, komt Satan twee keer voor, in de eerste twee hoofdstukken, hij vraagt aan God toestemming om Job te mogen verleiden. En de Heer geeft die toestemming: ‘Goed, alles wat hij heeft is in uw hand, alleen van hemzelf moet u afblijven.’ Waarop de satan zijn gang gaat. Dat is heel herkenbaar, ik heb ook, mijn beeld is gevoed door tekenfilmpjes, op de ene schouder een engel zitten die mij inspireert om de juiste keuzes te maken en op de andere schouder een bengeltje zitten dat me verleidt om de verkeerde keuzes te maken. Maar ik heb zelf de keuzevrijheid, ik zal niet de schuld van mijn beslissingen verwijten aan een van deze wezens.
Nu we verder in het repetitieproces zitten merk ik dat ik het personage van Dianklo meer ben beginnen te aanvaarden, zelfs verder dan dit, ben beginnen te waarderen, lief te hebben en nog verder ben beginnen in te zien dat Dianklo echt zijn best doet, op zijn manier, om de eindopdracht van naastenliefde vorm te geven. Dianklo beseft dat alles met alles te maken heeft, dat alles zowel in hemzelf als in ieder ander zit, als kern aanwezig is, dat het een kwestie van kiezen en hard werken is om die kern te ontsluieren en te gaan ontwikkelen. Maar dit gaat niet van een leien dakje. Sterker nog, aan het eind van het boek en van de theaterbewerking is Dianklo bezig het te realiseren, maar hij is dan nog niet zo ver dat hij weet waar de God van de liefde is..
Als je een bewerking van een roman speelt, zijn er soms keuzes gemaakt die pijn doen. You have to kill your darlings, je moet mooie zinnen weglaten. Een daarvan wil ik toch graag noemen, juist omdat er een toespeling naar het toneel in staat.
‘Het licht op Curaçao is van een genadeloze scherpte, die mensen en dingen volledig blootlegt. Je had het gevoel op een toneel te staan waar ieder ogenblik alles volledig mis kon gaan. (p 97)’
Om een toneelpersonage te bouwen kan een acteur gebruik maken van vragen zoals: welk type boom zou bij dit personage passen, welk type vogel, van wat voor weer zou dit personage het meest houden, hoe zou hij zich kleden, welk gerecht uit het menu zou hij kiezen. Voer hiervoor is in de roman terug te vinden waar staat hoe iemand anders Dianklo beschrijft: ‘Hij lijkt op een flamingo die in een zoutpan staat te suffen.’ Dianklo beschrijft zichzelf: …’qua type even gestileerd als een wajangpop. De lange, dunne benen, aarzelend en schokkend van gang, waarbij de voeten hoog worden opgetild, …’
Op 11 en 19 september zijn de voorstellingen; spannend.
FOTO’S Bovenste: Milushka Birge; onderste: Jelleke Heuvel-Praamsma in de rol van Marjolein Fotograaf: SOLANGE HENDRIKSE
uit: Antilliaans Dagblad, 6 september 2014