blog | werkgroep caraïbische letteren

De globaliserende wereld valt buiten de kaders

door Ton Robben
Een tocht van drie maanden langs rivierdorpen in verschillende delen van het Surinaamse binnenland heeft de sociaalbewogen fotograaf Thijs Heslenfeld honderden foto’s opgeleverd die samen met een reisverslag gepubliceerd zijn in het fraai uitgegeven boek Au! Er tikt een tijdbom in het Surinaamse oerwoud. De titel refereert aan de ongebreidelde goudexploitatie die het oerwoud vernietigt en rivieren vergiftigt door het gebruik van kwik om het gouderts gemakkelijker te zuiveren. Heslenfeld’s reportage dient echter niet om die verwoesting te documenteren − slechts een dozijn foto’s geeft een glimp van een gouddelversnederzetting in het Meriangebied − maar om zijn visie op de bedreigde levenswijze van Marrons en Inheemsen weer te geven. Hij is daarin geslaagd met indrukwekkende portretten, adembenemende vergezichten en serene momentopnamen van de dagelijkse bezigheden in de dorpen. Het toegevoegde verslag is bedoeld om de teloorgang van deze wereld te verhelderen met reiservaringen en eigen overpeinzingen.
Paradoxaal genoeg bereikt hij hiermee het tegenovergestelde. Enerzijds ondergraaft de afgebeelde werkelijkheid het verslag en anderzijds boeten de foto’s in aan zeggingskracht door het vertoog.
De fotograaf-auteur Heslenfeld construeert in zijn reisverslag een oppositie tussen natuur en cultuur. De ‘indianen’ staan voor de natuur en leven op traditionale wijze in harmonie met het oerbos, terwijl stadsmensen en toeristen de moderne cultuur vertegenwoordigen en vervreemd zijn van de ongerepte natuur. Deze visie is doordrenkt van culturele zelfkritiek op het Westers consumptisme en de hang naar materieel bezit van een gehaaste samenleving. Die moderne cultuur bedreigt, volgens de auteur, ‘natuurmensen’ die al duizenden jaren onveranderd en op ecologisch verantwoorde wijze van het oerwoud leven en ook de Marrons die reeds een paar honderd jaar hun bestaan aan het bos te danken hebben, alhoewel die ‘toch niet het respect voor de natuur [hebben] dat je bij de indianen meteen wel voelt’ (p.5). In Pikin Slee, op een dag reizen van Paramaribo, meent de auteur de kwade invloed van de hoofdstad te herkennen ‘aan de kleding en de kapsels, aan het gedrag van de mensen. Voor het eerst zie ik hangjongeren, die komen zeuren om geld met een of ander kletsverhaal’ (p.20). Hij positioneert hiermee Surinamers op een natuur-cultuur continuüm dat sterk doet denken aan het cultureel diffusionisme en het rural-urban continuum uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw: indianen – marrons – stadsbewoners – buitenlandse toeristen – Braziliaanse gouddelvers. Hoe verder van Paramaribo en hoe dieper het binnenland in, hoe respectvoller de bewoners voor het bos en de natuur zijn.
Klopt deze analyse? De mythe van de ecologisch bewuste natuurmens is reeds in de achttiende eeuw bij Rousseau te vinden maar wordt al lange tijd niet meer geloofd. Archeologisch en antropologisch onderzoek in het Braziliaanse Amazone-bekken hebben aangetoond dat tribale samenlevingen een gebied blijvend kunnen uitputten. Hun vermeende status als ecologisch bewuste hoeders van de natuur is weliswaar een welkome maar desalniettemin recent aangemeten imago om zich te beschermen tegen rubbertappers, houtkappers, veehouders, sojaboeren en een overheid die de grondstoffen wil exploiteren en waterkrachtcentrales wil aanleggen ten koste van het kwetsbare habitat. Het themanummer De wetten van de jungle(OSO april 2011) toont een aanzienlijk genuanceerder en complexer beeld van het Surinaamse binnenland dan Helsenfeld; een binnenland waarin Marrons en Inheemsen zowel verzet bieden tegen als profiteren van de goudexploitatie. De foto’s van Heslenfeld ondergraven zijn beschrijving van een binnenlandse bevolking die in isolement van de moderniteit leeft. De kijker ziet vele producten die diep in het binnenland aanwezig zijn en de bevolking blijvend afhankelijk maken: buitenboordmotoren, jachtgeweren, aanstekers, vishaakjes en mobieltjes. Een foto van drie Marronkinderen met papieren mobieltjes vat de verwevenheid van het Surinaamse binnenland met de globaliserende wereld prachtig samen en ontkracht daarmee het gehele betoog over ‘natuurmensen’ en traditie versus cultuurmensen en moderniteit. Tot slot, het is niet vanzelfsprekend dat bovengenoemde goederen de eigenaren van hun omgeving doen vervreemden en het is ook niet aan ons om hen die keuze te onthouden.
Wat laten de foto’s zien, los van het reisverslag? Heslenfeld is zich ervan bewust dat hij anders naar het oerwoud kijkt dan de Inheemsen. De kijker krijgt alleen de visie van de fotograaf te zien omdat de foto’s zijn verbeelde verbeelding manifesteren. De fotograaf zet zich af tegen de buitenwereld, in het bijzonder de buitenlandse toeristen, als een reiziger die meent een authentieke locale cultuur te ervaren. Zodra dorpelingen niet aan het gezochte onbedorven beeld voldoen, dan wordt teleurgesteld geconstateerd dat ‘de mensen hier het contact met hun roots, hun eigen verhaal kwijt zijn’ (p.6), dat ‘de indianen… de afgelopen decennia snel verwesterd’ zijn (p.21), dat ze niet beschikken ‘over een vooruitziende blik’ (p.22). Wat er zich buiten de sterk gekadreerde foto’s afspeelt, lezen we in het reisverslag. We leren dat de bewoners van Apetina hoge kwikwaarden in hun bloed hebben, dat diverse kerkgenootschappen een grote aanwezigheid hebben en dat de bevolking in het verre Kwamalasamoetoe − ver van Paramaribo over land maar bereikbaar via een wekelijkse luchtverbinding − bouwmaterialen, kinderfietsjes en zelfs afhaalmaaltijden bestellen. Deze vele sporen van globalisering worden nauwelijks getoond. De fotograaf wil kennelijk de schijnbaar onaangetaste plekken zó paradijselijk mogelijk in beeld brengen om de kijker te doordringen van de noodzaak dit allemaal te behoeden voor verlies. Het gevolg is echter dat het reisverslag dan moet dienen om deze romantische weergave in een bedreigende realiteit te plaatsen.
Een weloverwogen inleiding die de problemen van de roofzuchtige goudwinning, de druk van houtkap en mijnconcessies, de groeiende aanwezigheid van toeristen en de steeds grotere integratie van inheemse bevolkingsgroepen in de globaliserende wereld bondig had beschreven was meer op zijn plaats geweest dan een reisverslag vol gemeenplaatsen. Wellicht zou het beter zijn geweest het reisverslag geheel achterwege te laten. De menselijkheid die uit de portretten spreekt toont dat de fotograaf Heslenfeld met empathie naar zijn omgeving heeft gekeken en daarom weinig commentaar hoeft toe te voegen om de kijker te overtuigen van de schoonheid van het Surinaamse binnenland en de bijzondere levenswijze van de bevolking.
.
Thijs Heslenfeld, Au! Er tikt een tijdbom in het Surinaamse oerwoud. Amsterdam: KIT Publishers, 2011. Foto’s 168 p., tekst, 32 p., isbn 978 94 6022 1743, prijs € 34,50.
[uit Oso 2012.1]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter