blog | werkgroep caraïbische letteren

De gespleten verschijningsvorm: een post-koloniale analyse van Habitus

door Colin Oord

Ook al had ze ruim tien jaar in stilte geschreven, ze kwam met oorverdovend lawaai aan en bracht de vloed met zich mee. Radna Fabias is vijfendertig jaar oud, een volle yiu di kòrsou, en afgestudeerd aan de HKU in toneelschrijven. Ze besloot vorig jaar haar gedichten bijeen te brengen in de dichtbundel Habitus. Een topdebuut bleek; het werk werd door critici met veel lof geprezen en genomineerd voor een flink aantal prijzen, waarvan Fabias er vier wist te verzilveren. De C. Buddingh’-prijs voor beste debuut ontving zij in 2018, de Awater Poëzieprijs 2018, de Herman de Coninckprijs en de Grote Poëzieprijs werden alledrie in 2019 toegekend. Fabias wordt nu gerekend tot de nieuwe generatie Caribisch-Nederlandse schrijvers.

“In deze bij vlagen donkere, wezenlijk (maar verre van vreugdeloos) feministische en onverschrokken existentialistische bundel vraagt een vrouw zich af wat “thuis’ is” luidt een uitspraak op de kaft. Een rake beschrijving. Habitus begeeft zich in de limbo-zone tussen migrantenliteratuur en post-koloniale literatuur. Eentje die de existentialistische identiteitscrisis van de hybride, jaren zeventig migrantenliteratuur (van Boeli van Leeuwen en Tip Marugg) belichaamt, maar er ook een extra dimensie aan geeft; een kijk op de koloniale verhoudingen tussen Curaçao en Nederland, tekenend voor post-koloniale literatuur. Hoewel migrantenliteratuur en post-koloniale literatuur veel overlap kunnen hebben, hoeft dit geen vereiste te zijn.

Dit is de kracht van Habitus: de dichtbundel is uitermate persoonlijk, maar biedt tegelijkertijd ook context aan de Caribische sociale structuur en is daardoor per definitie politiek van karakter. In dit essay wil ik ingaan op de manier hoe Fabias deze thematisch ingewikkelde combinatie in Habitus illustreert.
De jaren zeventig migrantenliteratuur is doordrenkt met Caribisch existentialisme, wat wordt gekenmerkt tot het “niet toebehoren” en het leven in een limbo tussen twee werelden; het Caribisch eiland en Nederland. Waar Boeli van Leeuwens romans meer flamboyant en avontuurlijk van aard waren, was Tip Maruggs oeuvre meer ingetogen. In zijn boeken beschrijft hij de denkwereld van de ik-persoon, waarin eenzaamheid, nihilisme, melancholie en coping in de vorm van alcohol centraal staan. Ook Habitus is geschreven in ingetogen vorm; veel gedichten zijn geschreven in de lyrische ik-vorm; emoties, angst en pijn worden veelal geuit.
De tweesplitsing van Fabias spat ervan af in het eerste deel van Habitus, “uitzicht met kokosnoot”. Deze splitsing wordt letterlijk uitgebeeld in het gedicht “uitzicht met kokosnoot (in sovjet-montage)”, waarin Fabias de vredige beelden van de opkomende zon naast beelden van geweld en verdriet plaatst:

“de zon komt op boven het bloeiende tropische landschap maar elders
slaat iemand op een donkere parkeerplaats met een knuppel op de voorruit van een auto” (29)

 

Curaçao. Foto © Annette Badenhorst

Het eerste gedicht “wat ik verstopte” beschrijft filmisch de melodie van het eiland. Macho mannen die in hun auto’s met geblindeerde ruiten het stof van de weg rijden, zich bezatten in de barretjes langs de weg en oneindig vaak vreemdgaan, terwijl de alleenstaande vrouwen krasloten verkopen langs de weg. Het stof, de droogte, de hitte en het blauw van de zee vormen het decor en benadrukken nogmaals het contrast tussen de brandende zon en het onmogelijke blauw van de zee dat nooit ècht koelte kan bieden in deze ware Caribische hel. Fabias wisselt vaak af tussen een melancholisch verlangen en een cynische blik en laat tegelijkertijd pijn en angst zien. In “openingsscène” beschrijft zij hoe ze een masker draagt bij de vliegveldcontroles, alsof ze een toneelstuk opzet het moment dat ze weer op Curaçao aankomt. Wanneer ze die avond in bed ligt in het gedicht “int. moederland”, benadrukt ze haar angsten, refererend aan de fallische cactussen die op het eiland wèl thuis lijken te horen. Dit suggereert dat het vrouwelijke dat niet is. Tegelijkertijd schrijft het bewuste gebruik van moederland in plaats van vaderland een feminiene identiteit aan het eiland toe. Fabias markeert hier het contrast tussen het mannelijke en het vrouwelijke, de masculiniteit en de machocultuur die op het eiland heerst en het feminiene dat wordt onderdrukt. Dit is typerend voor de post-koloniale analyse, die de relatie tussen seksualiteit en kolonisatie vaak maakt; het feminiene eiland dat gepenetreerd wordt door het witte, patriarchale.

 

 

Curaçao. Foto © Michiel van Kempen

Toch is niet alles angst en voelbare pijn in Habitus. Fabias weet door middel van zelfspot en ironie lucht te geven aan de heftige thematiek. De “reisgids”-serie geeft op cynische toon tips aan toeristen waarin de hypocrisie en exploitatie van het toerisme belicht wordt (wat tevens ook veel gelijkenissen heeft met de uitbuiting door het kolonialisme). Ook al berust de economie op het eiland meer op de olie-industrie en de handelshaven dan die van Aruba, waar het toerisme de grote economische drijfveer is, toch blijft het tropisch klimaat op Curaçao een aantrekkelijke factor voor toeristen. “Altijd lachen naar toeristen, dat heet opvoeding” luidt een regel uit “wat ik verstopte”. Fabias’ kijk op haar eiland, haar angsten en pijn, het masker dat ze opdoet op het moment dat ze aankomt, lijkt allemaal te herleiden tot dit element: de Caribische opvoeding. Een opvoeding die zich kenmerkt door een gezinsmodel waarin de moeder er vaak alleen voor staat, en de vader er niet echt is. Deze afwezigheid van vaders is daarmee gelijk een prominent element in Habitus. Het woord ‘vader’ wordt los van Bijbelse connotaties slechts één keer gebruikt; als titel van het gedicht “vader”, een lege pagina met onderin drie zinnen:

“en de oude man ging naar de zee en de oude man ving niks meer en de oude man vond daar zijn nietigheid” (32)

Het gedicht bevat veel gelijkenissen met het plot van The Old Man and the Sea van Ernest Hemingway en lijkt een sneer te zijn naar Fabias’ eigen vader die ook afwezig was in haar jeugd. Frantz Fanon stelt in zijn essay Zwarte huid blanke maskers dat de afwezigheid van vaders bijdraagt aan een andere gezinsconstructie dan die van het Westerse model. De afwezigheid van de vader zou mogelijk het Westerse Oedipus-model teniet doen. Voor de zoon is er geen vader om de competitie mee aan te gaan om de vrouw, de moeder voor zich te winnen (102). Dit leidt ertoe dat de moeder de zoon alles geeft, wat tot een machocultuur leidt, een verschijnsel dat tekenend is voor de genderrollen in het Caribisch gebied.

Gedichten zoals “kapitaal” en “(over)grootmoederlijk advies” illustreren hoe een vrouw in het Caribisch gebied wordt opgevoed op het gebied van mannen en de rol die bijgeloof in dit oordeel speelt. In beide gedichten speelt de afwezigheid van de man een rol en in beide wordt er een ander oordeel bij geplaatst, eentje die van moeder op dochter wordt overgedragen. “Kapitaal” beschrijft trucs om de man in huis te houden opdat hij de vrouw niet zal verlaten, “(over)grootmoederlijk advies” veroordeelt de man en uit wantrouwen ten opzichte van bepaalde groepen mannen die niet zouden deugen. Het laatste gedicht beschrijft daarin een meer feministische kijk, in het gedicht wordt geadviseerd om niet bij andere mensen aan te kloppen met problemen maar om ze ook niet weg te stoppen. Dit komt waarschijnlijk meer overeen met de manier hoe Fabias zelf is opgevoed, als we dit van de titel afleiden.

 

Albrecht Dürer – Adam en Eva (Teylers Museum, Haarlem).

Moederschap wordt uitgebreid belicht in “rib”, het tweede deel van Habitus. “Rib” duikt dieper in het lichamelijke en het leven als vrouw in relatie tot de man. “Rib” refereert aan de rib van Adam, de katalysator in de creatie van Eva, een terugkerend motief dat de relatie van de vrouw ten opzichte van de man belicht. Vooral aan de boetedoening van Eva wordt vaak gerefereerd: het in dienst staan van de man en het baren van een kind. De historische connotatie van dit terugkerend motief toont hoe ver deze genderrollen terug te traceren zijn, en de rol die het christendom erin speelt. Religie is erg belangrijk op de voormalige Antillen, waar maar liefst 72% van de bevolking rooms-katholiek is. Fabias lijkt hier een connectie te maken tussen de onderdrukking van vrouwen en het katholicisme. Tegelijkertijd geeft ze een feministische wending aan Eva’s verraad naar Adam en God, constaterend dat Eva dat alleen heeft kunnen doen omdat ze niet bang was voor mannen:

“de schoonheid van de slangenhuid is alleen waarneembaar voor hen die geen angst kennen
voor fallische vormen en serpenterende bewegingen” (51)

Religie wordt vaker aangehaald; met name het seksuele misbruik in de kerk wordt bekritiseerd zoals in “handoplegging”:

“broeder george haalt zijn kruis uit zijn broek en het is heilig want Jezus had er ook één en Hij droeg het waardig” (25)

Het christendom is tevens ook product van de kolonisering van de voormalige Antillen. Doordat Fabias zo’n grote nadruk legt op de rol die religie heeft binnen de opvoeding en mindset van de Caribische bevolking, benadrukt ze tegelijkertijd indirect de rol die Nederland daarin heeft gespeeld. Ter vergelijking wordt ook de hedendaagse rol tussen Curaçao en Nederland onder de loep genomen.

Het derde deel – “aantoonbaar geleverde inspanning” – is gewijd aan het aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Zo spelen de meeste gedichten zich af in Nederland, en refereert de titel van dit deel aan de term die gebruikt wordt in het inburgeringsproces in Nederland. In dit bureaucratisch proces moet een inburgeraar genoeg ‘aantoonbaar geleverde inspanning’ vertonen om zo vrijstelling van het inburgeringsexamen te krijgen. In het gedicht “aantoonbaar geleverde inspanning” bekritiseert Fabias dus cynisch het integratieproces in Nederland. Het gedicht is ook enigszins ironisch: inwoners van de voormalige Antillen hoeven geen inburgeringsexamen af te leggen. Door deze term wel te gebruiken suggereert Fabias dat, examen of niet, het aanpassen in Nederland nog steeds hetzelfde bureaucratische karakter kent.

“de ballotant is beter verklaard – of op z’n minst zo goed als het worden zal –
maakt nauwelijks nog taalfouten
klinkt als een nieuwslezeres
beheerst, voor zover dat mogelijk is, de eigen gedachten
beheerst, voor een aanvaardbaar percentage, de eigen emoties
gooit niet langer gietijzeren objecten naar getroebleerde mannen
is de moedertaal vergeten
droomt in de taal van de voormalige eigenaar
kleedt broeders uit heeft zusters lief staat open
voor blauwe ogen” (103)

Het gedicht bevat veel verwijzingen naar de voormalige koloniale verhouding tussen Curaçao en Nederland. Zo is de toon van het gedicht die van de voormalige eigenaar: autoritair en neerbuigend. De nadruk op genezing insinueert een ziekte, eentje die gepaard gaat met het losstaan van Nederland. Het open staan voor blauwe ogen en de insinuatie dat dit vóór de integratie niet het geval was illustreren de vooroordelen die vanuit beide kanten komen.

 

Koningsdag Willemstad. Foto © Michiel van Kempen

Hoewel Caribische opvoeding een prominent thema lijkt te zijn in Habitus, lijkt Fabias bewust de grens tussen nature en nurture te vervagen. Een vorm van fatalisme is terug te vinden in de conclusies die Fabias trekt over erfelijkheid. Het machogedrag van de man wordt vaak afgebeeld als iets erfelijks; iets dat niet te veranderen is, “het zit nou eenmaal in zijn bloed”. Ook wordt deze fatalistische connectie gemaakt met het ras, met name met het zwart-zijn. Dit fatalisme lijkt eerder ironisch gebruikt te worden om op instrumentele wijze het conservatisme van het Caribische denken weer te geven.

Habitus laat al om al op briljante wijze de raciale en seksuele verhoudingen in Caribisch Nederland zien, maar reikt ook verder dan dat. Niet alleen de Caribische denkwijze wordt blootgesteld; de motieven achter deze denkwijze worden ook belicht, het koloniale verleden dat nog steeds een spoor van schaamte en pijn achterlaat. Wat over blijft is Fabias’ eigen worsteling om zichzelf te plaatsen in dit slagveld.

In de epiloog lijkt het Caribisch fatalisme toch de overhand te krijgen. Ze beschrijft in het gedicht “roestplaats” hoe ze bewust heeft gekozen om geen kind te baren, uit angst dat het kind, indien een zoon, hetzelfde pad zal volgen als Fabias’ vader. Toch zit er een hint van trots in deze bewuste keuze:

“mijn afgeklemde eierstokken zijn schoon
mijn afgeklemde eierstokken zijn schitterend
mijn afgeklemde eierstokken zijn vervaardigd van reactieve metalen

dan rust ik
hier roest ik
hier stopt het” (112)

Habitus’ kracht ligt dus in het overdragen van bekende emoties om een schets te geven van de sociale structuur in de voormalige Antillen. Waar romans dit meestal vertellen via een duidelijk plot, speelt deze poëzie in op de emoties, waardoor het wellicht toegankelijker is voor mensen die zich nooit in het Caribisch gebied hebben begeven. De voormalige koloniale verhoudingen worden aangehaald zonder het er prominent op te drukken. Een goede poëet behoudt altijd een element van mysterie.

Bronnen, noten en/of referenties
• Radna Fabias. Habitus. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2018.
• Frantz Fanon. ‘De neger en de Psychopathie’. Zwarte huid, blanke maskers, Amsterdam: Van Gennep/Novib, 1984, Kritiese Bibliotheek, pp. 96–142.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter