blog | werkgroep caraïbische letteren

De feuilletons van Willem Kroon

door Wim Rutgers

Waren rond 1920 E.H. Davelaar, R.A. Henriquez, J.R. Rib en een onbekende ‘corresponsal di Aruba’ met een aantal korte verhalende teksten begonnen, W.E. Kroon, M.A. Fraai, S.M. Suriel en J.S. Sint Jago waren Curaçaoënaars die in totaal ruim twintig roman-feuilletons produceerden in het Papiamento, in het al twee decennia bestaande en goed lopende La Cruz en vooral in La Union. Ook hier nam traditiegetrouw een pater, in de persoon van P.I. Verriet en na hem R. Dellaert het redacteurschap op zich.

De bovengenoemde auteurs schreven naast de roman-feuilletons eveneens journalistieke stukken voor de krant, en ze traden bij feestelijke gelegenheden steevast als woordvoerders en feestredenaars op: zij werden kennelijk als mannen van de gave van het woord gezien en ze handelden ernaar, door journalistiek, elocuente auratuur en literatuur in hun persoon te verenigen. Voor elk van hen gold het ‘amateurisme’ omdat geen van hen de letteren als professie diende.

In 1924 beschreef ‘onzen bekenden Curaçaoschen novelist’, de commercieel-artistiek schilder W.E. Kroon in Giambo bieuw a bolbe na wea [Oude liefde roest niet] hoe een Curaçaos gezin uit de arbeidersklasse door het winnen van de loterij tot grote welstand komt en zich overgeeft aan luxe en vertier. Maar rijkdom is niet synoniem aan geluk, welk tijdig besef een herbezinning en terugkeer naar de oude waarden bewerkstelligt. Naar aanleiding van de eerste boekuitgave in 1928 schreef de Amigoe over het ‘zuiver papiamentsch, waarvan maar weinigen zooals hij het geheim bezitten’ en over de ‘prachtigen kijk op Curaçaosche toestanden’.

Dat een feuilletonist werd gezien als opvoeder, die goede raad verstrekte, bleek eveneens uit M.A. Fraais Un sacrificio [Een offer], dat een jaar later verscheen. Ook Fraai waarschuwde tegen verkeerde ‘Curaçaose toestanden’ zoals slechte vriendschappen en gebrek aan goede raadgeving. Hij propageerde een katholieke moraal tegen ‘verderfelijke socialistische invloeden’. De romans hadden veelal betrekking op de actuele maatschappelijke problemen. W.E. Kroons Castigo di un abuso [Straf voor een fout] behandelde het incestmotief en het onmogelijke huwelijk van halfbroer en -zus, een in die jaren vaker voorkomend thema, zoals bij Ernesto Petronia en Cola Debrot.

Waardering
In het pionierswerk van A.d.C. werden Fraai, Kroon en Suriel en elf van hun werken […] genoemd en geroemd. Nog niet eerder in de Antilliaanse literatuurgeschiedenis, met uitzondering van enkele inleidingen op Spaanstalige bundels rond de eeuwwisseling wellicht, was er zo’n uitgebreide kritische aandacht voor contemporaine eigen auteurs geweest. A.d.C. wees op het sociale karakter van M.A. Fraais stakingsroman Un yiu di pueblo, op de in S.M. Miguels Muher culpable geschetste gevaar van verleiding en fatale familieconflicten, die ontstaan onder invloed van ongeremde luxe, cabaret en danspartijen. W.E. Kroons werk spande volgens hem evenwel de kroon wegens zijn magistrale analyse van Curaçaose sentimenten, ideeën en volksmentaliteit, en wegens het taalgebruik, dat gekenmerkt werd door een ‘concieze, directe en scherpe stijl’ die aan ‘ons Papiamento eigen’ is. Zijn werk vond A.d.C. daarom ook moeilijk vertaalbaar.

Na deze lofzang verdwenen de feuilleton-auteurs achter de horizon van zowel de Nederlands- als de Spaanstalige overzichtsschrijvers, tot Cola Debrot ze in 1955 weer in herinnering riep, echter zonder inhoudelijke karakteristieken, laat staan een analyse of interpretatie van hun werk. Debrot noemde Kroon (Oude liefde roest niet) en Suriel (Zondige vrouw) na de ‘nestor van onze literatuur W.M. Hoyer’, in één adem met Tuyuchi, A. Nita en Oscar van Kampen. In 1977 volgde hij eenzelfde procédé. Dit keer noemde hij Kroon en Suriel auteurs van ‘bijzonder conventionele romans’, waaronder hij beelden bevestigend, traditioneel verstond. Dat bleef daarna bepalend voor het beeld van deze feuilletons. Maar de namen en titels waren door Debrot bekend geraakt en in navolging van hem werden Kroon, Fraai en Suriel langzamerhand gecanoniseerd, waarbij steeds dezelfde werken genoemd werden, en men de overige(n) ‘vergat’.

Lauffer nam in de anthologie Di nos mondjesmaat werk van hen op, in 1976 noemde hij ze alleen maar in hun roomse context als de meest opvallende leerlingen van frère Richardus. Wel werden de bekendste werken, Giambo bieuw a bolbe na wea (1979) en Muher culpable (1978) in opdracht van de Curaçaose regering als teken van waardering herdrukt.

Pas met de artikelen van Broek vanaf 1986 en met name zijn dissertatie in 1990 volgde echte aandacht, zonder dat evenwel Broeks invloed zo groot bleek dat zijn visie algemeen ingang vond. Broek behandelde in zijn dissertatie deze feuilletons als tendensromans binnen de katholieke ideologie, een stelling die hij met een analyse van drie ervan toelichtte. De gepropageerde hoofdtendens in de ‘novela intima curazoleña’ was tégen de ‘civilisashon moderna’ die als uitvloeisel van de opdringende holandisashon gezien werd, en vóór het behoud van traditionele waarden en een dicht bij het Spaans aansluitend Papiamento. Broek constateerde voldoende gemeenschappelijkheid om van een literaire periode te spreken.

[uit Beneden en boven de wind, 1996]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter