De excuuskwestie
door Ruben Gowricharn
In Hindostaanse kringen vond onlangs een korte opleving plaats van de behoefte om in navolging van het slavernijverleden ook excuses te eisen voor de Brits-Indische contractarbeiders. In een open brief van Radjinder Bhagwanbali c.s. gericht aan koning Willem Alexander zou deze behoefte breed in de Hindostaanse kring leven. Bij mijn weten leeft deze behoefte helemaal niet in brede Hindostaanse kring. Niettemin is in De Balie een debat geweest tussen de historici Chan Choenni en Bhagwanbali over deze kwestie.
De algemene vraag is of Nederland (dan wel andere koloniale mogendheden) excuses moeten maken aan de gekoloniseerde volkeren. Mijn korte antwoord is: er is geen morele, economische en juridische reden daarvoor. Het lange antwoord volgt hieronder.
Waarvoor moet er excuses gemaakt worden? Voorstanders geven als antwoord: voor het transformeren van vrije mensen tot slaven (in het Engels ‘enslaved’). Bij deze bewering zitten twee hobbels. De eerste is dat Europeanen veel eerder dan de invoering van slavernij in het Caraïbisch gebied blanke krijgsgevangen tot slaven maakten. Die slaven werden op schepen, in mijnen en landerijen als werkvolk ingezet en soms ook als soldaten. Bedenk dat in de oudheid de meeste legers bestonden uit blanke huurlingen.
De tweede hobbel is dat de slaven gevangen werden genomen door eigen mensen. In Afrika waren dat zwarte slavenhandelaren die hun gevangenen doorverkochten. Dat doorverkopen was niet alleen aan blanken, maar ook aan Arabieren en Afrikanen. In India is het verhaal niet anders. Weinig mensen weten dat India een grote exporteur was van Indiase slaven bijvoorbeeld naar Myanmar en Indonesië (en tal van landen die toen andere namen hadden). Slavernij is ook vandaag de dag een groot probleem in India. Het Indiase ministerie van Arbeid heeft zelfs een apart directoraat dat zich hiermee bezig houdt, met name met kindslaven en vrouwelijke huisslavinnen. De vraag naar Indiase slaven was niet alleen buitenlands, maar vooral binnenlands en dat is het nog steeds.
Wat betreft het systeem van indentured labourers, dat bestond uit arbeiders met een contract. Dat systeem was in de vijftiende en zestiende eeuw ontstaan in Europa, met name in Duitsland en Schotland, waar arme boerenzonen tegen kost en inwoning bij een herenboer werkten. Dit stelsel bezat rechtskracht volgens het adatrecht. Het systeem evolueerde – het werd schriftelijk, de bepalingen werden uitgebreid en gepreciseerd en dergelijke – tot wat later in China en India indentured labour werd genoemd. India experimenteerde begin 1830 met deze contracten van arbeiders die in Réunion gingen werken. Toen de juridische puntjes op de i waren gezet kwam het stelsel van indentured labour in werking, eerst naar Mauritius en direct daarna naar Guyana.
Deze arbeidsstroom kwam niet uit de lucht vallen. In India was er al sinds de Mogolperiode (veertiende en vijftiende eeuw) een mobiele bevolking aan het ontstaan. Ecologische omstandigheden zoals droogten, moessons, bodemverzilting en bodemuitputting alsmede toenemende bevolkingsgroei maakten dat de beschikbare landbouwgrond onvoldoende was. Dus gingen de boerenkinderen elders hun geluk beproeven. Zo ontstond een vlotte arbeidsbevolking, eerst voornamelijk naar thee-, suiker-, katoen-, tabak- en rubberplantages in Azië en later naar verder gelegen plantagekoloniën.
Het Britse kolonialisme heeft deze ontwikkeling versneld. De Britten legden een geweldige infrastructuur aan van land- en waterwegen en spoorlijnen, bouwden de ambtenarij uit (vooral om belastingen te innen) en ook het leger werd uitgebreid. Dankzij deze infrastructuur werden nieuwe plantagegebieden ontsloten (vooral in Assam, Zuid-India, Ceylon) en nieuwe fabrieken (jute, steenkool, ijzererts, koper en industriële producten zoals katoen) geopend. De bestaande, toch al kwetsbare Indiase landbouw, kreeg concurrentie van grotere en efficiëntere productie-eenheden. Daarnaast voerde de Britse kolonisator een stelsel van arbeidsrecht, onderwijs en gezondheidszorg in. Het gevolg was dat a) de bevolking door de infrastructuur zich over grotere afstanden kon verplaatsen, b) zij emplooi vond buiten de traditionele landbouw, en c) er een cultuur van migratie ontstond waarin geldovermaking, liederen, verhalen, maar ook verdriet en pijn belangrijke onderdelen zijn.
Het recente onderzoek wijst uit dat veel arbeiders niet terugkeerden omdat zij overleden (aan een zwak gestel, ziekten, uitputting) of zich blijvend elders vestigden. Dat laatste gold vooral voor vrouwen die de verstikkende kastenmaatschappij wisten te ontvluchten, soms met echtgenoot en kinderen. Dit alles was onderdeel van een migratiecultuur die sinds de vijftiende eeuw ontstond en waar geen boosdoener achter zat. Je kan het Britse kolonialisme veel verwijten, maar ze hebben ook gezorgd voor rechtsontwikkeling, werkgelegenheid, economische groei, onderwijs en gezondheidszorg.
Tegen deze achtergrond is de vraag of er excuses moeten komen van de blanken. Ik ben geneigd te zeggen dat die volstrekt misplaatst zijn. Want zowel de slaven als indentured labourers waren in eerste instantie witte mensen. En ook de gebruikers van slaven en indentured labourers waren witte mensen. De excuses zouden dus gemaakt moeten worden door de witte bovenlaag aan de witte onderlaag van de Europese bevolking. Maar zelfs als je buiten Europa kijkt, dan waren de eigen mensen in Afrika en Azië afnemers van slaven. Alleen in het Caraïbisch gebied waren de gebruikers witte planters. En ook in dit geval zouden de excuses eerst gevraagd moeten worden aan de Afrikaanse (en Indiase) producenten van slaven en in tweede instantie aan de witte bevolking.
Er is nog een kwestie die bij de excuses een rol speelt en dat is dat het kolonialisme mensen van hun vrijheid heeft beroofd, en uitbuitend en moordzuchtig was. Maar die bewering is makkelijk te weerleggen. Zo tegen 1790 bestond circa 90% van de slaven op het Westelijk Halfrond uit tweede en latere generatie slaven. Zij waren dus niet enslaved, maar in slavernij geboren (zoals anderen in een kaste zijn geboren).
Wat betreft de uitbuiting, Amerikaanse historici hebben aangetoond dat blanke arbeiders in de achttiende eeuw minder calorieën binnen kregen dan de slaven. Daar was een reden voor: de slaaf was kapitaal en moest ‘onderhouden’ worden terwijl de arbeiders kosteloos werden vervangen. Bovendien, veel slaven werden om verschillende redenen vroeg in de geschiedenis vrij verklaard. Dit is genoegzaam gedocumenteerd, maar merkwaardig genoeg niet breed bekend. Voor Suriname is er zelfs een (goed) proefschrift geschreven door de jurist Ellen Neslo over de opkomst van een zwarte elite tijdens de slavernij. Illustratief is dat rond de afschaffing van de slavernij in 1863 circa 65% van de bevolking van Paramaribo uit vrijverklaarde slaven bestond.
Maar de uitbuiting was het ergst in Europa (door de opkomende industrialisatie) en die situatie duurde tot aan de Tweede Wereldoorlog. Bekend is dat in Nederland mensen tijdens de oorlog in holen hebben geslapen en nagenoeg niets te eten te hadden, een verschijnsel die niet alleen tijdens de hongerwinter van 1944 voorkwam.
Ook het moorden was nergens erger geweest in Europa (meer dan in de VS). De Noorse polemoloog Johan Galtung merkte eens op dat het blanke ras zichzelf bijna door de verschillende oorlogen, en vooral door de twee wereldoorlogen, heeft uitgeroeid. De blanken hebben hun eigen mensen het zwaarst uitgebuit en onderdrukt. Dat zie je tegenwoordig overal gebeuren, in India, China en andere landen en in de andere Bric landen. De welvaart van de meeste landen is door de eigen bevolking met bloed, zweet en tranen voortgebracht.
Nog één argument dat wordt aangevoerd ten gunste van de excuses is dat de rijke landen rijk zijn geworden door de koloniale uitbuiting en daarom excuses moeten maken en voor het herstel betalen. Maar veel rijke landen hebben geen koloniën gehad: Duitsland, Zwitserland, Scandinavië, Griekenland (niet echt rijk maar ook niet arm). Het zal te ver voeren om duidelijk te maken waarom economische ontwikkeling wordt gedreven door arbeidsproductiviteit van de eigen bevolking. Dat moet een gestage ontwikkeling zijn, anders zakt het welvaartsniveau in. Ik zeg niet dat de kolonisator niet heeft geroofd en geplunderd, maar zonder de ontwikkeling van de productiviteit (en daaraan ten grondslag liggende technologie) was er geen blijvende economische welvaart. Roof verklaard een eenmalige opleving van welvaart.
Het is hypothetisch niet uitgesloten dat de roof een opstart van de economische ontwikkeling van rijke landen mogelijk heeft gemaakt. Dat zou dan gelden voor de roof in relatief rijke koloniën als India en Indonesië, maar niet voor Suriname omdat dat land is gecreëerd door de kolonisator. Maar empirisch bewijs dat de koloniale opbrengsten hebben bijgedragen tot de economische ontwikkeling van rijke landen is fragmentarisch en weinig overtuigend. Bepaalde families en bedrijven zijn – soms – rijk geworden, anderen zijn failliet gegaan (daarover hoor je weinig) en voor de ontwikkeling van een heel land verklaart die bijdrage niet veel. Bovendien: veel welvaart in de koloniën is door de kolonisator gegeneerd. De kolonialen zaten immers daar om productie en export te verhogen. In dit verband vergeten critici vaak dat de koloniale landen veel hebben moeten investeren in de expansie van de koloniale productie. Denk aan India wiens economische en demografische ontwikkeling (door een spectaculaire reductie van de zuigelingensterfte) door de Engelsen sterk is bevorderd, maar denk ook aan Suriname. Als de Nederlanders Suriname niet in cultuur hadden gebracht, dan waren er geen plantages, geen goud- en balatawinning, geen rijst- en bauxietinkomsten.
Het kolonialisme is niet in elk land hetzelfde geweest, het verschilde ook per historische periode, en het heeft verschillende effecten gehad. Een redelijke benadering van het kolonialisme, een woord dat een sterke negatieve connotatie heeft gekregen, betekent dat zowel de baten als de kosten tegen elkaar moeten worden afgewogen en alleen binnen de specifieke historische context van betekenis kan krijgen. Zover zijn Surinaamse historici helaas nog lang niet.
Goed dat wetenschappers als Gowricharn en Choenni aantonen dat de idee van excuses en herstelbetalingen ongegrond en eigenlijk belachelijk is.