blog | werkgroep caraïbische letteren

De Dageraad: Annejet van der Zijl heeft de Weg naar Zee niet afgereden

Annejet van der Zijl is bijzonder bekend geworden vanwege haar roman Sonny Boy, die in 2004 verscheen en ook verfilmd is (2011). In Suriname verscheen in 2006 een Suriboek-versie, die zeer betaalbaar was voor studenten en gretig aftrek vond, hoewel Surinaamse schrijvers wel kritiek hadden over deze goedkope import vanuit de overkant van de oceaan. Zowel in Suriname als in Nederland is het boek bijzonder goed onthaald. Het is een bewogen verhaal over een jonge man, Waldemar Nods, van Surinaamse afkomst die naar Nederland vertrok, daar ging inwonen bij een hospita en een relatie met haar kreeg. Ze scheidde van haar man en samen met Waldemar kreeg ze een zoontje, Waldy, ook wel Sonny boy genoemd. Nadat het paar in de Tweede Wereldoorlog in het verzet ging, werden ze opgepakt en in concentratiekampen opgesloten. Waldemar wist te vluchten, maar heeft het niet gered. Hij werd neergeschoten aan de vloedlijn van de Oostzee in 1945. Aan de hand van bronnen heeft Van der Zijl de puzzelstukjes van Waldemar Nods leven aan elkaar gelegd tot een verhaal. In de Suriboek-versie van 2006 en in de luxe-uitvoering van 2009 is een kleine novelle over plantage De Dageraad ingevoegd, die nu los verschenen is.

 

 

De Dageraad gaat over de geschiedenis die voorafging aan het bestaan van Waldemar Nods: een kleine genealogische zoektocht naar zijn voorouders. Van der Zijl vertelt over het ontstaan van de plantage ‘Dageraad’ aan de Motkreek, die was aangelegd door Willem Hendrik van Ommeren, aangekomen in Suriname in 1773 met het schip de Resolutie. Met meerdere broers kwam deze jongeman uit Brabant, nadat de bezittingen van zijn vader waren verbeurdverklaard wegens een fraudezaak. Hij werkte zich op tot administrateur van twaalf plantages, wat aardig wat opleverde. Hij kocht twee panden aan de Gravenstraat en de suikerplantage Pietersburg aan de Cottica. Ook verkreeg hij een stuk land aan de Motkreek, dat toen nog niet was ontgonnen. In 1789 verhuisde hij de bevolking van Pietersburg naar de Motkreek en liet daar de slaven het stuk moeras omzetten in vruchtbare grond voor een katoenplantage. Het stuk land werd ingepolderd en vervolgens bouwden de slaven er een plantagewoning. Het eerste slavenkind dat er werd geboren, noemde de meester Aurora, de roze-vingerige dageraad. Enkele jaren later vergrootte hij zijn bezit met de nieuw aangelegde plantage De Dankbaarheid, die samen met het vorige land 1115 akkers besloeg. Er was zelfs een bakstenen brug over de Motkreek, zodat je naar plantage Zeezicht aan de overkant kon lopen. ‘Van Omroe’ werd zo een van de grotere slaveneigenaars in Suriname. Hij trouwde met de weduwe Anna Catharina Thomas, die al twee kinderen had. Ook politiek deed hij het goed. Na aanvankelijk te zijn benoemd in de Raad van Civiele Justitie, kreeg hij enkele jaren later een post in het Hof van Politie en Criminele Justitie, te vergelijken met de huidige Assemblee [maar niet gekozen, de leden werden benoemd – red. CU]. In de studie van Marten Schalkwijk naar de elite in Suriname, staat op de lijst van rijkste planters Van Ommeren op de tiende plaats, van de vijftig in totaal (zie p. 158, The Colonial State in the Caribbean, 2010). Dat betekent dat hij inderdaad zeer succesvol was in economisch opzicht. Van der Zijl stopt de Joden een beetje weg en onderschat hun rol in het plantagegebeuren. Wel was het inderdaad zo dat die lang geen bestuurlijke functies mochten bekleden. In 1849 nam de laatste eigenaar van de plantages, Salomon Soesman, het roer over, maar de verschuivingen van de modderbanken, wat een natuurlijk, zich herhalend verschijnsel is, betekende het einde van de katoenondernemingen aan zee. De gronden spoelden weg, ondanks dat de slaven zich tot het laatst hebben ingezet om de plantages tegen het wassende water te beschermen. Soesman was waarschijnlijk de vader van een kind van Prinzes, de dochter van Aurora. Op 22 juni 1857 werd het mulattenmeisje Minnie gemanumitteerd. Haar slavennaam veranderde in ‘Mietje’ en als achternaam koos ze ‘Nods’. Een oudere broer kreeg als familienaam Helling, en haar moeder en een andere broer en zus Vreeswijk. Zo ging dat in die tijd. Als beroep vulde Mietje huisbediende in.

 

De Saramaccastraat in Paramaribo. Tekening van P.J. Benoit.

 

In het boekje haalt Van der Zijl enkele stukken aan uit andere historische werken, primaire bronnen. Het problematische is, dat ze citeert uit passages die in tijdsspanne variëren van 1796 (het ooggetuigenverslag van John Gabriel Stedman), via 1839 uit het boek van Benoit Reize naar Suriname, tot aan Hoe de tijden veranderen, het relaas van een lange plantagecarrière van de gekleurde plantagedirecteur Bartelink, dat in 1916 uitkwam. Door de herschrijving van de geschiedenis is die inmiddels wel op dusdanige wijze herijkt, dat duidelijk is geworden uit onderzoek dat door de lange periode van slavernij (1651-1863) er veel veranderingen hebben plaatsgevonden. Dat kan in zo’n klein boekje natuurlijk niet tot uiting komen. Dat was ook niet de bedoeling van de schrijfster, maar het geeft wel een vertekend beeld. Inconsequenties zijn dan onvermijdelijk. Zo schrijft de auteur op p. 55 dat de naakte negers de tentboten naar de plantages roeiden, terwijl ze eerder aangaf dat deze gekleed waren in witte uniformen.
Toch is het raadzaam, ik zeg het weer, voor schrijvers uit Nederland die geen Surinaamse wortels hebben, om hun werk even kritisch te laten doornemen door iemand met geschiedenis als specialiteit. Het is jammer als er allerlei fouten in zo’n prachtig werkje sluipen, dat toch de pretentie heeft een historisch verslag te geven en geen fictieve novelle is. Daarin kun je met je fantasie op de loop. Maar hier kan dat niet. Het is een prachtig uitgevoerd boekje van 80 pagina’s met sprekende illustraties van Sylvia Weve. Maar ook hier een historische fout: prikkeldraad werd pas vanaf 1873 toegepast. Toen was de slavernij al afgeschaft.

 

De Atlantische Oceaan bij Weg naar Zee. Foto © Michiel van Kempen

‘Het begon allemaal bij de zee, waar het wit van de katoenpluizen helder afstak tegen het blauw van de oceaan en de zwarte armen die ze plukten’, zo luidt de eerste zin van dit mooie kleine boekje. Annejet van der Zijl maakte dezelfde fout als ik toen ik in 1981 voor het eerst in Suriname kwam: denken dat je aan de Surinaamse kust een blauwe Caribische zee zult waarnemen, in plaats van de modderbanken die gevormd zijn uit het slib afkomstig van de machtige rivier de Amazone, die door de golfstroom hier weer en weer aan de kust afgezet is en daardoor zo ontzettende vruchtbaar. Ik ben toen gaan kijken naar de zee en zag tijdens het eb tij de uitgestrekte vlakte van bruine natte grond. Van der Zijl heeft Weg naar Zee niet afgereden.

.
Annejet van der Zijl, De dageraad, Amsterdam: EM. Querido’s Uitgeverij BV, 2017
ISBN 978 90 214 0613 8

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter