blog | werkgroep caraïbische letteren

De Bijbel, het geloof en de religie van de trans-Atlantische slaven en hun nazaten

door Evelin-Pierre Dumfries

Slavernij was direct verbonden met veel liederen, veel zang, dans en vrolijkheid die de slaven op de been hield met hun pijn, angst, enorme vernedering en strijd naar vrijheid. De liederen en uitingen van de slaven zien we anno nu nog terug in de vele zwarte Afro-Amerikaanse kerken en de huidige evangelische en pinksterkerken.

Bijbelvertaling van de Dordtse synode uit 1618

De huidige veelkleurigheid van muziek en zang schraagde de samenhorigheid die slaven verbond met een eigen taal tijdens het harde onmenselijke werk. In de liederen die slaven zongen ging het veelal over de gebeurtenissen die geloof, pijn, hoop, moed en liefde uitspraken, zoals het bekende lied We Shall overcome. De trans-Atlantische slaven geloofde in een hogere macht en waren veelal monotheïstisch, oftewel ze geloofden in één god. Veel van de Amerikaanse spirituals die over slavernij gaan vinden hun oorsprong in Bijbelse gebeurtenissen. Onderzoek leert dat veel slaven in het Caribisch deel van het Koninkrijk het christendom aanhingen. Hoe kan deze herkenning eigenlijk terwijl de slaven uit Afrika kwamen met hun eigen geloof? Was dit toch een vorm van herkenning van hun identiteit als mens, een deel van de overlevering van hun voorouders? Of waren zij allen gedwongen bekeerd tot het christendom om te kunnen overleven?

De Abrahamic religions dominant 15e tot 18e eeuw

De herdenking van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863, dwingt anno nu nog tot nadenken over wat de precieze identiteit van de slaven en de nazaten is, hun Afrikaanse oorsprong, voorouders en cultuur. Deze zoektocht leidt tot een vorm van innerlijk herstel en rust, boosheid en woede, maar ook naar het waarom dat juist deze mensen werden weggevoerd en naar de gruwelijke vorm van economisch gewin met slaven die niet als mens beschouwd werden.  

Slavenmoeder (Melanin Rich Wellness).

Reeds voordat de trans-Atlantische slavernij begon, was in de 15e eeuw de dominante geloofsstroming op het (West-)Afrikaanse continent de zogenaamde Abrahamic religion, een naam die verwijst naar aartsvader Abraham die ook de voorvader of ‘de stamvader genoemd wordt van alle volken’. Onder Abrahamic religion vallen verschillende religies: het christelijk geloof, het jodendom, het katholicisme en de islam, die al dan niet in afzonderlijke dominantie vorm voorkwamen op het Afrikaanse continent in verschillende landen. Naast het sterke geloof in een monotheïstische God kwamen veelal ook op het Afrikaanse continent andere kleinere Afrikaanse religies voor in Afrikaanse dorpen. Met het geloof van de Abrahamic stromingen werden de trans-Atlantische slaven gebracht naar het Caribisch gebied. De slaven waren ook veelal analfabeet en hun geloof werd overgedragen via een ‘oudste van hun stam’ of een priester of imam.

Protestanten en katholieken in de West-Indische koloniën

De kerkgeschiedenis laat zien dat de religie van de slaven van de Nederlandse koloniën protestants of katholiek waren. Er is weinig bekend over het geloof van de slaven op Aruba vóór 1842. De meeste slaven in de 19de eeuw waren katholiek en enkele na de afschaffing van de slavernij protestants, omdat ze de religie van hun slavenhouders overnamen.

Curaçao als handelscentrum was tot 1499 katholiek mede door de Spaanse ontdekkingsreizigers die zowel de indianen als de slaven actief bekeerden tot het katholicisme. Pas in 1634 deed het protestantisme zijn intrede in de Caribische koloniën. Anders dan de katholieken deden de protestanten niet aan het bekeren van slaven, want dat zou in strijd zou zijn met de ‘leer’ van broederschap en gelijkheid in de Heere zoals de Bijbel dat zelf voorstond. De ‘scheiding-van-volken-gedachte’ en de racistische koloniale ideologie lagen aan de oorsprong van protestantse discriminerende uitlatingen jegens de katholieken, en ook jegens de katholieke slaven. Deze bejegening van protestanten en katholieken is anno nu nog in gedragingen naar elkaar toe zichtbaar en in het omgaan met elkaar: ik ben protestants, ik ben katholiek.

Winti behoorde niet tot de religie die alle slaven aanhingen als onderdeel van hun Afrikaanse identiteit en cultuur.

Anders dan in Suriname was in 1700 de Gereformeerde Kerk (Hervormde Kerk) de staatsreligie. De slavenhouders hielden zich afzijdig van de zending onder de slaven. Met de intrede van de Hernhutters in 1735 mocht er geëvangeliseerd worden onder de slaven op de plantages. Er werden scholen en ziekenhuizen gebouwd en de hulp aan de armen kwam op gang. Langzamerhand kwam ook het abolitionisme op: de beweging voor de afschaffing van de slavernij. Met de evangelisatie kwam het gesprek op gang over de wreedheden tijdens de slavernij, die niets met de Bijbelse leer te maken hadden. Bij de afschaffing, in 1863, was 56% van de slaven lid van de Hernhutter gemeente, de huidige Evangelische Broedergemeente. Een ander deel van de slaven bekeerde zich tot de katholieke kerk die vanaf 1840 actief was. Ook gebeurde het dat slaven lidmaat werden van de Gereformeerde Kerk, de kerk van de slavenhouders.

De Slavenbijbel

Kerken speelden ook een grote rol tijdens de slavernij. Ze hielden zich echter afzijdig van wat de Bijbel echt leerde en stonden toe dat de Slavenbijbel gebruikt werd om slaven in toom te houden, het inspireerde tot tucht van slaven en beperkte hen in hun rechten. Deze Slavenbijbel werd uitgebracht in 1807 en in 1808, in het bijzonder voor de slavernij in de West-Indische kolonies (lees hier). De Slavenbijbel bevatte 10 procent van het Oude Testament en 50 procent van het Nieuwe Testament. Hij is ontwikkeld om te onderwijzen maar ook om het slavernijsysteem in stand te houden: christelijke slaven zouden meer toegewijd zijn aan hun slavenhouders. De editie van 1807 werd uitgegeven voor the Society for the Conversion of the Negro Slaves door Law and Gilbert, St. John’s Square, Clerkenwell en is gebaseerd op de Kings James version van 1611.

Slavenbijbel uit 1808 (Museum of the Bible, Washington D.C.).

Deze Slavenbijbel is ontwikkeld door de Beilby Porteus Bishop of London, voorzitter van een groep van missionarissen, bij wijze van instructie hoe met slaven om te gaan bij het onderwijzen van het christelijk geloof. Beilby Porteus was een fervent voorstander van de afschaffing van slavernij. Hij was zelf een kind van ouders met tabaksplantages in de West Indies, die geëmigreerd waren naar London. In 1783 predikte Beilby eerst voor de nationale synode in Engeland voor de bisschoppen over de afschaffing en het christelijk onderwijs in de overzeese gebieden. Hij vond dat de rol van de kerk duidelijker moest zijn in het nemen van een positie over de slavernij in 1784. Maar hij vond weinig gehoor. Daarna kwam hij in 1789 met een plan voor het bekeren van slaven. Hij trok zich het welzijn van de slaven aan, maar was afhankelijk van de plantagehouders die zelf konden beslissen of zij toestemming wilden geven tot kerstening van hun slaven.

Slaven mochten lezen uit de Slavenbijbel. Alle Bijbelpassages over de goede behandeling van slaven waren daaruit verwijderd. Heel bewust was weggelaten dat zowel de meester als de slaaf dezelfde God hadden en elkaar goed moesten behandelen. Ook passages ontbraken dat slaven vrij mochten zijn en een compensatie mee konden krijgen als ze vrij waren. Steevast werd vastgehouden aan de leer van de vloek van Cham, de zoon van Noach die zijn vader naakt zag toen hij dronken was. De leer werd door zowel de slavenhouders als kerken onderwezen als verklaring voor het verschrikkelijke lot dat de slaven getroffen had en de onafwendbare vloek die op hen rustte. (Deze Bijbeluitleg speelt anno nu nog vaak een rol in de bejegening van nazaten, wanneer beweerd wordt dat ze minder zijn en mindere kansen in de samenleving verdienen.) De Slavenbijbel leerde dat slaven slaaf dienden te zijn, maar bewust niet dat slaven vrij mochten zijn van de slavernij, zoals getoond wordt in het Bijbelboek over de uittocht uit Egypte, die in de bekende spiritual luidt: Go down Mozes, let My people go! Slaven mochten het verhaal van deze bevrijdende uittocht niet kennen.

Bijbel in het ‘Negro-English’, 1829. (Coll. M. van Kempen.)

Ook de Hernhutters in Suriname onderwezen slaven dat zij hun meesters dienden te gehoorzaam. Dat was de voorwaarde om te prediken op de plantages. In 1829 verscheen een complete vertaling van het Nieuwe Testament in het ‘Negels-Engelsch’ (het Sranantongo, een mengtaal met elementen uit het Engels, Nederlands, Portugees en Afrikaanse talen): Da Njoe Testament va wi Masra en Helpiman Jesus Christus. Slaven leerde lezen uit deze Bijbel. Bekend is dat er ongeveer 1000 exemplaren wereldwijd gedrukt zijn voor de missionarissen en slavenhouders. Er zijn nu wereldwijd nog 6 originele versies vindbaar.

De Emancipatiewet 1 juli 1863 de afschaffing slavernij met de Gratie Gods

Met de afkondiging van de Emancipatiewet, schreef Koning Willem III ‘bij de gratie Gods de erkenning van een hogere macht gestoeld op de protestantse leer. Een wet die een einde maakte aan de ongelijkheid, de onmenselijkheid en de vrijheid van de in totaal 50 duizend slaven op Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Sint-Eustatius, Bonaire, Saba en in Suriname. Een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis met een Bijbel in de hand, die leed veroorzaakte dat er nimmer had mogen zijn. 1 juli 1863 is de afschaffing van de gedachte dat slaven niet in de hemel konden komen omdat ze zwart zijn, de afschaffing van de Cham-gedachte, de afschaffing van de wrede straffen van slaven als ze ongehoorzaam waren, het was de afschaffing van straffen die niets met de Bijbel te maken hadden zoals bijvoorbeeld de opgetekende straffen dat vrouwen hun kinderen of baby’s in zee werden gegooid als ze niet wilde luisteren of een straf om een vrouw aan een vleeshaak te hangen. Daar had de Gratie Gods dienen te gelden, voornamelijk voor de trans-Atlantische slaven met hun Abrahamic religieuze opvattingen, goedheid moest gelden in hoe zij behandeld dienden te worden.  

Winti was geen norm voor alle slaven

Er is nog steeds veel discussie over vieringen en de ceremonieën van wintipriesteres Marian Markelo tijdens het jaarlijkse Keti Koti-gebeuren op 1 juli. Veel nazaten nemen er afstand van. Onderzoek laat immers zien dat wintipraktijken geen onderdeel waren van alle trans-Atlantische slaven en niet voor allen als de Afrikaanse cultuur en identiteit gold. Het was een beperkte groep slaven en hun nazaten die zich bezig hield met deze vorm van geestenuitingen, met dans en ritmes met aanroeping van voorouders. De winti was ook onder de slavernij een tijdlang verboden. Ook werden geen maskers toegestaan die de verering van voorouders en dode geesten symboliseerden.  Op Curaçao werd de tambú met ritmes en de aanroeping van geesten van voorouders en seances ook een lange tijd verboden. Surinaamse en andere Caribische slaven en hun nazaten zijn immers ook niet met deze religie geboren en opgegroeid, niet ten tijde van de slavernij en ook niet na hun manumissie. Anders dan altijd gebracht wordt onder het mom van dat winti een essentieel deel is van de Afrikaanse cultuur en identiteit, behoorden de winti of de ‘bruha’ niet tot het geloof of de religie die alle slaven aanhingen als onderdeel van hun Afrikaanse identiteit en cultuur. Het overgrote deel kwam veelal met een van de Abrahamic beliefs naar het vasteland.

De uitlegging van voorouders en vereringen van de slaven was, dat de rol van voorouders benoemd werd tot God in de expliciete context van ‘God smeken om bescherming zoals Hij dat bij de voorouders deed toen ze uit slavernij traden en toen ze dienden te vluchten, het besef dat ze als mens kort op aarde zijn zoals hun voorouders die overleden zijn, of de herinnering aan de voorouders toen ze moesten kiezen welke god ze zouden dienen. De keus om te kiezen tussen een god die niet kan zien of praten en waarvan de mens zich een beeld gemaakt heeft, of kiezen voor God zelf. Daarbij ging het plengoffer van de Abrahamic religion van de slaven over dankzegging aan God zelf en geheel niet over voorouders die dood zijn.

Dit alles zou de echte 1 juli 1863 viering dienen zijn van de ‘echte verbroken ketenen’. Een viering waarin de nazaten zich herkennen op de wijze zoals die in de geschiedenis opgetekend is.

Bijzonder is dat de afschaffing van de slavernij de Emancipatie en Vrijheid, in de kerken werd uitgesproken met de slaven, in een kerkelijk huis zoals ook de Bijbel het voorschrijft, een thuis voor de slaven en hun nazaten, een thuis voor herstel maar bovenal voor vergeving, hoop en een nieuwe toekomst voor alle generaties van de nazaten die daarop zou volgen.

1 juli 1863 werd in de kerken gevierd met dankzegging en met saluutschoten begroet, met vreugdedansen, vlaggen, feest in de straten met muziek en dankzeggingen aan de Regering die de slaven hun echte vrijheid gegeven had.

Bronnen:

Armando Lampe, ‘Het christendom op Curaçao en in Suriname.’ In: Oso; Tijdschrift Surinaamse Taalkunde, letterkunde en geschiedenis, jaargang 21 (2002) pg 15.-23.

Luc Alofs, Slaven zonder plantage. Derde, herziene en uitgebreide druk. Aruba: Charuba, 2013.

Rianneke van der Houwen-Jelles, ‘Ongemakkelijk erfgoed’. In: Historiek, 30 juni 2023.

Bente De Leede & Martijn Stoutjesdijk (eds.), Kerk, kolonialisme en slavernij. Verhalen van een vervlochten geschiedenis. Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800, Jaargang 31. Kampen: Kok, 2023. 

Martijn Stoutjesdijk,“Not Like the Rest of the Slaves”? Slavery Parables in Early Rabbinic and Early Christian Literature. Proefschrift. Tilburg University, 2021. <hier gratis te lezen>

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter