De beste schrijfster van Suriname
door Michiel van Kempen
Kort voor Oud & Nieuw vroeg de redactie van de Ware Tijd Literair mij om een lijstje van wat ik de beste boeken van 2017 vond. Dat was op zich gauw gemaakt, maar ik zat toch een beetje in mijn piepzak (‘piepzak’: zo’n ouderwets woord dat dreigt te verdwijnen, ‘mijnheer, wat is een piepzak?’, ‘ik zou het niet weten jongen en ik weet ook niet waarom je daar dan in zou zitten’). Ik had namelijk een in 2017 verschenen boek in huis dat ik nog niet had kunnen lezen en dat misschien wel in mijn rijtje thuis hoorde: de verhalenbundel Vers vlees oud bloed van Annel de Noré. Nu ik de bundel in de eerste week van 2018 gelezen heb, kan ik gerust zijn: ik zou het boek niet in mijn lijstje hebben opgenomen.
Maar ‘gerust zijn’? Wat krijgen we nu? Dit is juist bijzonder verontrustend! Want ik heb Annel de Noré, schrijfster van drie prachtboeken: De bruine zeemeermin, Stem uit duizenden en Het kind met de grijze ogen, heel hoog zitten. Nee, ik ga hier geen recensie schijven van Vers vlees oud bloed, dit stukje is enkel maar een hartekreet.
In haar jongste bundel probeert Annel de Noré te experimenteren met verschillende verhaalgenres en vertelstijlen. Dat is op zich te prijzen, maar het levert jammerlijke mislukkingen op als een science fiction-verhaal dat bij de lezer precies oproept wat de titel aangeeft: ‘Hoofdpijn’; er is een allegorie over de mensheid die zichzelf te gronde richt onder de suffe titel ‘De nieuwe mens’ en waar maar geen einde aan wil komen; en er is een paranoia-achtig sprookje onder de titel ‘Metamorfose’ waarvan je vooral moet wensen dat het geen afspiegeling is van de geest van de schrijfster. Die verhalen zijn langabere en werede, langdradig en warhoofdig, niet uit vers vlees geboren maar uit een stoffige bureaula opgediept.
Maar de uitgever heeft er heel slim aan gedaan door de bundel te besluiten met het lange verhaal ‘De zeemeerman’. Daar zie je opeens wat een fantastische stiliste Annel de Noré is. Het is het verhaal over een Surinaamse jongen die thuis bij zijn moeder de ene na de andere ‘oom’ voorbij ziet komen en die vervolgens in zijn eigen leven dat patroon herhaald ziet worden. Het gegeven van vrouwen en hun buik-gevende, tijdelijk passerende mannen is op zich niet nieuw, maar Annel de Noré laat met vaart en verve zien hoe een verschijnsel zich bijna noodwendig en buiten de wil van de mensen om in de tijd kan voortzetten. Het verhaal is schitterend geschreven, de stijl knispert en zindert en brandt en de zinnen staan als huizen in de blinkende zon: ‘Drie jaar lang had ik de luxe gekend van ’s avonds niet slaperig voor het toilet te hoeven wachten omdat een oom stond te zeiken als een makke stier.’ Of: ‘De gelovigen bleken zo zeer van de Heer dat ze niet begrepen dat Witboi niet door een ooievaar op de stoep was gedeponeerd.’
Als je lezers zou vragen naar wie de beste Surinaamse schrijfster is, dan zullen vermoedelijk telkens dezelfde drie, vier namen oppoppen. Die van Annel de Noré zal daar niet bij zijn, vrees ik. Geheel ten onrechte: Annel de Noré is de beste, levende schrijfster van Suriname. Ze steekt met kop en schouders boven de anderen uit. De beste boeken van 2017? Mag ik er alsnog ook één verhaal bijdoen?
Annel de Noré, Vers vlees oud bloed. Haarlem: In de Knipscheer, 2017. ISBN 978-90-6265-656-1

Annel de Noré. Portret door Nicolaas Porter
Van onzetaal.nl:
In de piepzak zitten
Waar komt in de piepzak zitten vandaan en wat betekent het?
In de piepzak zitten betekent ‘in angst zitten’, ‘zich grote zorgen maken’ en ook wel ‘in een vervelende situatie verkeren’.
De herkomst van deze uitdrukking is helaas niet duidelijk. Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) vermeldt dat ze misschien ontstaan is in de Zaanstreek, waar piepzak werd gebruikt als benaming voor een mengsel van oude koffie, suiker en melk, dat soms met wat kaneel werd opgewarmd.
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) vermeldt dat als piepzak hier inderdaad betrekking heeft op het koffiebrouwsel, de zegswijze een variant zou kunnen zijn van in de rats (ratjetoe) zitten, in de pekel zitten en in de soep zitten (F.A. Stoett geeft nog meer varianten). Het WNT noemt ook de variant in den poepzak zitten. Poepzak is misschien een vervorming van piepzak, die ontstaan is onder invloed van zegswijzen als in de schijt, in de stront en in de stinkerd zitten.
Het WNT geeft daarnaast een heel andere verklaring voor de herkomst van in de piepzak zitten: het zou ook om het woord pijpzak kunnen gaan, dat ‘doedelzak’ betekent, “daar de doedelzak bij het bespelen samengedrukt wordt, en wie daarin zit het dus benauwd moet hebben”. Het Groot Uitdrukkingenwoordenboek en F.A. Stoett vermelden deze mogelijkheid ook.
Een vergelijkbare zegswijze is in de penarie zitten, waarmee ook wordt uitgedrukt dat iemand in moeilijkheden zit.
Uiteraard bedankt voor het compliment, Michiel. Het is niet aan mij te oordelen of het terecht is en evenmin of het eerlijk is. Terecht: of andere literatuurdeskundigen die veel weten van de Caraïbische literatuur jouw mening delen dat ik een ‘goede’ schrijfster ben (afhankelijk van wat de overige Surinaamse schrijvers volgens jou waard zijn. Ter herinnering: Roemer: heeft wat Europese prijzen in de wacht gesleept). Eerlijk: of jij, Michiel van Kempen, werkelijk meent wat je zegt over verschillende verhalen van mij uit Vers vlees oud bloed of dat je een bijbedoeling had. Stemming maken bijvoorbeeld? Terwijl het compliment mogelijk dat stemming maken moet verdoezelen. Het oordeel laat ik aan jou en je spiegel over. Kijken in de spiegel. Doen, joh!
Wat de kwaliteit van de verhalen betreft: ten eerste: er zijn aardig wat andere recensies van literatuurkenners over Vers vlees oud bloed die – volgens mijn bescheiden (oeps) mening – veel beter afgewogen zijn. Als je wilt, kun je die lezen / tot je nemen (In de Knipscheer). Ten tweede: mede om mijn verhalenbundel ben ik voor de Halewijn prijs genomineerd. Ten derde: de redacteur vond dat dit mijn beste verhalen tot nu toe waren. Echter omdat ik van mijn kant, graag wel eerlijk wil zijn: als ik de lof accepteer dan ook de kritiek. Gemeend of niet. Nogmaals bedankt.
Overigens: ik ben eigenlijk gewoon een huis-tuin-en-keukenschrijfstertje. (So, don’t worry, worry kills). Daar ik echter tevens een grage lezer ben, pas ik een probaat ‘huismiddeltje’ toe als ik twijfel aan de kwaliteit van een roman dan wel kort verhaal (fictie). Ik stel mezelf (tekstanalyse) vragen over de tekst. Als ik aardig wat pittige vragen kan stellen en daar wel of niet een antwoord op krijg, kan ik aan de hand van die uitkomst vaak beter de waarde van een verhaal beoordelen. Een van de belangrijkste vragen is: wat beoogt de schrijver? Een andere interessante vraag is: wat zegt de schrijfster niet? En waarom niet? Misschien zelfs voor jou een hulpmiddel? Wat mijn verhalen betreft kan ik je een paar vragen sturen zodat je die beter gaat begrijpen.
Verder ben ik persoonlijk ertegen om het doopceel van een schrijver te (willen) lichten (persoonlijke omstandigheden moeten weten / weten) en die informatie te gebruiken bij een bespreking (van welke aard ook) van een tekst van die bewuste schrijver. Natuurlijk staat het je vrij van mening te verschillen met mij.
Het is me echter ook nu gebleken hoe handig het is me hieraan niet schuldig te maken, want hierbij deel ik je mee, beste Michiel (dit zul je zeker niet weten, toch?), dat ik in mijn huis ben aangevallen, mishandeld en er is mij een injectie toegediend (was de naald steriel?) omdat acht mensen mij nog net voor ik mijn tanden ging poetsen, hebben aangevallen. Hierna ben ik naar een gekkenhuis afgevoerd en heb ik onterecht drie weken in een krankzinnigengesticht gezeten in 2011. Let wel, mijn verhalen lagen allemaal toen al een jaar (vanaf 2010) geredigeerd en wel bij de uitgever.Ik ben absoluut geen psychiatrische patiënt en heb nooit psychische klachten van welke aard ook gehad die het noodzakelijk maakten dat ik onder behandeling van een psychiater kwam. Voorlopig zie ik haast nooit zelfs maar een gewone arts. Laat staan zo’n Godheid als een psychiater. Wederom staat het je vrij in twijfel te trekken dat ik vooralsnog absoluut nooit gek ben geweest, ondanks alle moeite die velen zich hebben getroost me gillend gek te krijgen. Dit onrecht kan ik namelijk niet rechttrekken omdat er mensen in Nederland en Suriname zijn met heel veel geld en (politieke) macht en ik nergens doorheen kom. Dat is een Nederland/Suriname business (= Nederland/Bouterse). Dit middel past de Nederlandse overheid wel vaker toe om mensen monddood te maken. (Google en zoek Doedel op, gewoon als voorbeeld). Vaak worden ze letterlijk zo dood als een pier gemaakt; Zuid Molukkers, Indonesië, 1930 Suriname. (Waar komt zo dood als een pier (deze uitdrukking) van?) Gelukkig ben ik nog niet vermoord. Afhankelijk van het perspectief: jammer genoeg ben ik nog niet vermoord. Ik denk niet dat ik op 25 augustus 2011 naar een gekkenhuis afgevoerd zou worden, maar dat ik vermoord zou worden. Dat is in Suriname ook weer geprobeerd (deze keer was het zogenaamd een roofoverval). Het voorgaande naar aanleiding van een zin uit je – (geen recensie, maar wat wel?) – bespreking (?). “En er is een paranoia-achtig sprookje onder de titel ‘Metamorfose’ waarvan je vooral moet wensen dat het geen afspiegeling is van de geest van de schrijfster”.
Beste Michiel, waar maak je je toch weer eens zo druk om? Als ik gek (psychisch ziek) zou zijn en ik had die ziekte in een verhaal kunnen beschrijven op welke wijze ook, dan is het nog steeds gewoon wel of geen goed verhaal (het verhaal is ver voor de beide aanvallen op mij – waarbij lichamelijk geweld tegen me is gepleegd en die mij lichamelijk en psychisch letsel hebben bezorgd – geschreven. Dus: mis poes: wat is de herkomst van deze uitdrukking?). Het gaat mijns inziens bij een boekbespreking – in welke vorm ook of onder welk voorwendsel ook – nooit erom of een schrijver nu wel of niet in werkelijkheid arm, rijk, mooi, lelijk, misdadig of een eerzame burger is dan wel of de auteur wel of niet promiscue, dan wel maagdelijk is (in geval het roddelcircuit / de mofo koranti bezig is geweest), maar welke indruk een argeloze lezer krijgt. Stel, Michiel, dat ik een boek schrijf over eenzaamheid,of over prostitutie, ga jij je dan zorgen maken over of ik eenzaam ben (Oh, wat zielig!) of een prostituee ben (Tjee, wat schandelijk!!!) ? Of indien het een verhaal is over Aids: ga jij je dan afvragen of ik AIDS heb / zero positief ben (He, hé, eindelijk…) en door wie ik besmet zou zijn? Ik ben de meno-pauze leeftijd al lang voorbij. Vraag je je dan af als ik schrijf over een zwangere vrouw of ik een KI-tie heb gehad (lach, hahaha) Jouw enige taak en zorg (De laatste dag) is kijken of je het een goed verhaal vindt of niet.
En of de uitgever nu heeft besloten om een verhaal van mij dat al was verschenen in een andere korte-verhalen-bundel mee te nemen in mijn laatste bundel (Vers vlees oud bloed) of dat het op mijn verzoek is gebeurd of dat de uitgever en ik er samen over hebben beslist, Michiel, dat gaat jou (sorry) lekker niets aan. Ook niet of ik wel of geen werkbeurs krijg van het Fonds voor de Letteren. Misschien heeft de uitgever dat laatste verhaal erbij gedaan om jou te plezieren? Had je toch wat aan mijn laatste ‘werk’. Werk, maar ik heb genoten van het schrijven. Het zuur-zijn laat ik aan jou over.
No span, Michiel. En pas op: mocht je rancuneus zijn geweest in plaats van eerlijk, dan zit je in de gevarenzone. Anders als je je zo druk gaat maken, vrees ik dat je aan ‘betrekkingswaan’ zal gaan lijden. Sterkte met je positie. Remember: het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen. Hou ze sterk en gezond en be good.
Now, be a big boy. Wat zit je echt dwars? Dat hoef je niet aan mij te vertellen. Begin het aan jezelf te vertellen. Want wat ik je van harte toewens is kalmte. Kalmte kan je redden.