blog | werkgroep caraïbische letteren

De ballade van Buchi Fil van Pierre Lauffer

door Jeroen Heuvel

In 1920 is Pierre Lauffer, de bekende Papiamentse dichter, geboren. Ter gelegenheid van de honderdste geboortedag heeft de Stichting Pierre Lauffer vorig jaar verschillende activiteiten georganiseerd en/of bijdragen ontvangen. De stichting heeft bijvoorbeeld van Fred de Haas aangeboden gekregen de Nederlandse vertaling van Lauffers gedicht

‘Balada di Buchi Fil’, vergezeld van een voorwoord en een uitgebreid nawoord, in het Nederlands, waarin De Haas ingaat op de dichterlijke nalatenschap van Lauffer. Dit heeft geresulteerd in een tweetalige publicatie, want Lucille Berry-Haseth heeft het voor- en nawoord naar het Papiaments vertaald. 

Philip Rademaker heeft Buchi Fil zonder hoofdhaar getekend. ILLUSTRATIE uit het besproken boek

Het is een mooi verzorgd boekje van honderd pagina’s geworden, net zoveel bladzijden als de jaren sinds de geboorte van Lauffer. De kern van het boek, de ballade is verspreid over veertig bladzijden afgedrukt, telkens op een rechterbladzijde een strofe in het Papiamentu met daaronder de vertaling in het Nederlands, verlucht met steeds op de linkerbladzijde een pentekening. Zowel Philip Rademaker als George Lichtveld hebben tien illustraties verzorgd. De tekeningen zijn in een realistische stijl geschapen, de artiesten hebben niet afgesproken hoe Buchi Fil en de andere personages eruit zien. Voor de kijker is het absoluut niet storend dat Rademaker de held kaal weergeeft en dat Lichtveld hem hoofdhaar meegeeft.

Eerst over de kern van het boek, het gedicht. Twintig strofen van telkens vier versregels, met een zeer strak metrum, dat niet geforceerd aandoet maar juist ritmisch. Dat metrum, trochee, bestaat uit twee lettergrepen met meer nadruk op de eerste lettergreep dan op de tweede (BU-chi). Elk van de 80 verzen bestaat uit twaalf lettergrepen, ofwel uit zes trocheeën. De lettergrepen van het eerste kwatrijn met meer nadruk noteer ik in hoofdletters, om een indruk te geven van de regelmatige afwisseling van beklemtoonde en minder beklemtoonde lettergrepen:

BU-chi FIL ka-TI-bu TO-ro DI ke-NE-pa,
UN man-SE-bu KUR-pa GRUE-so I so-BÈR-bè,
NUN-ka SU ru-DI-a-NAN a TOCH-i SUE-la
PA su-TÁ di WA-ta-PA-na NI kar-BA-chi.

Het mooie van Lauffer is dat dit metrum nergens geforceerd aandoet. Vergelijk het met een strofe uit het gedicht ‘De pruimenboom’ van Hieronymus van Alphen (1778), waarbij de verleiding groot is om de trochee te gaan ‘stampen’:

KOM mijn JAN-tje, ZEI de VA-der,
KOM mijn KLEI-ne HAR-tenDIEF!
NU zal IK u PRUI-men PLUK-ken;
NU heeft VA-der JAN-tje LIEF.

Lauffer gebruikt geen rijm aan het eind van de versregels, wel midden in een regel of in elkaar opvolgende regels, bijvoorbeeld grueso i sobèrbè; kurpa – nunka. Ook gebruikt hij beginrijm, als medeklinkers van woorden binnen een of twee regels dezelfde zijn, zoals de letter k in de derde en vierde regel van de elfde strofe: 

‘Awe lo bo sinti mi karbachi kamna’,
i ku furia el a skupi den su kara. 

Vanwege het strakke metrum is dit gedicht uitermate geschikt om het op muziek te zetten. Dat is dan ook jaren geleden gebeurd, door Etzel Provence en Angel Salsbach, die Cedric Ridderplaat, beter bekend als Ced Ride hebben gevraagd de ballade te zingen. Deze vertolking is bijzonder geslaagd te noemen en enorm aangeslagen bij het grote publiek. https://www.youtube.com/watch?v=NrNIMu3uzHg. Let op de dramatische modulaties en het ritenuto in de zeventiende strofe, in de video vanaf 5:18 ongeveer.

Voor George Lichtveld heeft Buchi Fil wel hoofdhaar. Voor de kijker is deze verschillende kijk op de held absoluut niet storend. ILLUSTRATIE uit het besproken boek

Dit gedicht, uit de bundel ‘Kantika pa bientu’ (1964) is eerder in het Nederlands vertaald. Door Fundashon Pierre Lauffer is in 2006 een tweetalige editie van Kantika pa bientu / Liederen voor de wind uitgegeven, met vertalingen door Igma van Putte – de Windt en Henry Habibe. Op de website van Walter Palm staat de vertaling gemaakt door Walter Palm, Sidney Joubert en August Willemsen. Zie https://www.walterpalm.com/pierre-lauffer-ballade-van-buchi-fil/ of De kleur van mijn eiland (2006), geredigeerd door Aart Broek, Sidney Joubert en Lucille Berry-Haseth. Het lijkt onmogelijk om het strakke metrum te handhaven bij het vertalen. Daardoor bereikt geen van deze vertalingen de bijzondere kracht van het ritmisch muzikale. Toch klampen alle vertalers zich vast aan een dichtvorm. Hierdoor vallen ze soms in de val van hoogdraverij of rijm dat geforceerd aandoet. In het origineel zijn de laatste lettergrepen van de zeventiende strofe:

… grita yora,
… pa kibra mi’,
… para kaba,
… por a dal e.

Bij De Haas werd dit in omarmend rijm:

… buiten zinnen,
… geest te breken!’
… lijf geweken:
… kunnen winnen!

Vergelijk de vertalingen van de laatste strofe:

Het origineel luidt in de stevige zesvoetige trochee:

Den anochi tin spiritu rib’e seru.
Nan ta bisa t’un katibu kara tristu,
ku ta sklama sigun bientu supla duru:
‘Mosa Nena, Mosa Nena, Mosa Nena’.

Rond de heuvel zweeft bij nacht een geest
die van een slaaf zou zijn, met droef gelaat.
De geest roept ‘Nena, Nena, Mosa Nena’,
als de wind met kracht tegen de rotsen slaat.
(De Haas)

met:

‘s Nachts verschijnt er een geest op de heuvel.
Ze zeggen: het is een slaaf met droeve ogen
die altijd roept bij harde wind:
‘Mosa Nena, Mosa Nena, Mosa Nena’. 
(Van Putte – de Windt & Habibe)

en:

In donkere nacht spookt een geest ginds op die berg,
De mensen zeggen, het is een bedroefde slaaf
die jammert en die roept wanneer de wind gaat waaien:
‘Mosa Nena, Mosa Nena, Mosa Nena’. 
(Palm, Joubert en Willemsen)

Over smaak valt niet te redetwisten, maar deze ballade zou beter in prozavorm zijn vertaald.

Terecht wijst De Haas erop dat Lauffer een broertje dood had aan het toepassen van rijm in het Papiaments. Hij illustreert dat met de eerste vijfregelige strofe van het gedicht ‘Barbuletenan blanku’ uit de debuutbundel Patria (1944): 

Kibra, kibra bo rima!
Loko bo ta di kere bo
Poeta. Víktima
di emoshon kasual. Loko,
Destruí na mil pida e pober papel!

In de zesregelige vertaling laat De Haas ‘Sukkel,’ aan het eind van het vierde vers, rijmen met ‘stukken!’ in het zesde vers. Jammer dat hij in de vertaling wel rijm bezigt, terwijl Lauffer er juist tegen pleit.

In het voorwoord schrijft De Haas dat Lauffer zijn eerste gedichten in het Nederlands heeft geschreven voor publicatie in het literair periodiek De Stoep, maar dat Lauffer het aanstellerij vond om in het Nederlands te schrijven. Deze opmerking is tendentieus omdat Pierre op latere leeftijd veel columns in het Nederlands heeft geschreven. Aan het eind van het nawoord raadt De Haas de ‘mooie biografie’ over Lauffer aan, geschreven door Bernadette Heiligers. Heeft De Haas die goed gelezen? Volgens de biografe was het René de Rooy, die onder de schrijversnaam Marcel de Bruin gedichten in de Stoep had gepubliceerd en vriend van Pierre Lauffer “die Pierre aanspoorde om de sprong naar het blad te wagen, maar het was pater Michaël Möhlmann die hem daartoe inspireerde.” Möhlmann, die het pseudoniem Wim van Nuland gebruikte, maakte deel uit van de groep medewerkers die samen met Chris Engels bepaalde wat in de Stoep kwam. “Pierre had veel waardering voor pater Möhlmann,” en hoezeer Pierre “het Papiaments ook liefhad, hij vond het niet erg om in het Nederlands te debuteren.”

Op een muur van de vsbo-school Pierre Lauffer staat een tekst van de schrijver.

De Haas schrijft dat in de jeugdjaren van Lauffer het Papiaments nauwelijks een rol speelde in literaire producties, zonder te schrijven in welke taal toen dan wel literatuur werd gepubliceerd . Hij vergeet te vermelden dat rond 1920 er korte verhalen in het Papiaments verschenen, bijvoorbeeld van de hand van Emilio Davelaar en Robert Henriquez en feuilletons, geschreven door Manuel Fray, Willem Kroon, Jozef Sint-Jago en Simon Suriel. In het nawoord beweert De Haas dat de fraters op school de kinderen hadden verboden om Papiamentu te spreken tijdens schooltijd, dus ook in de pauze. Hij zegt er niet bij dat de fraters slechts uitvoerden wat het gouvernement van Curaçao aan onderwijsreglementen had bevolen, eerst in 1907 reeds – dus ver vóór de komst van de olieraffinaderij – dat er zoveel mogelijk alleen maar Nederlands in alle schooltypen mocht worden gesproken, zowel door leerkrachten als door leerlingen. Ook vergeet De Haas te schrijven dat de paters die de Papiamentse kranten La Cruz en La Union hadden opgericht, Joseph Sickman Corsen in 1905 dringend hadden verzocht om zijn gedicht ‘Atardi’ in La Cruz te mogen afdrukken, omdat ze het zo’n geslaagd literair gedicht in het Papiaments vonden; dat de missie het Papiaments gebruikte voor het volksonderwijs, terwijl het gouvernement, dus de blanke protestanten, alleen maar Nederlands in alle typen onderwijs wilde invoeren. De paters hebben juist Fray en de andere auteurs aangemoedigd om romans, in feuilletonvorm, in het Papiaments te schrijven. In de jonge jaren van Lauffer waren er al meer dan 20 van deze romans verschenen. De Haas zou minder tendentieus zijn overgekomen als hij de studies Beneden en boven de wind van Wim Rutgers en The rise of a Caribbean island’s literature of Pa saka kara, beide van Aart Broek, had geraadpleegd.

Het uitgangspunt in het nawoord is het fragmentarische aspect van het leven, zoals Lauffer dat ooit heeft genoemd. De Haas werpt hierin een blik op de gedichten die Lauffer heeft nagelaten. Aan de hand van veel gedichten, allemaal vertaald door De Haas, illustreert hij helder verschillende doelen en interesses in Lauffers leven. Sommige delen van gedichten zijn voortreffelijk vertaald, zoals blijkt uit het sterk ritmische ‘Tumba’. 

In het origineel staat er:

Yanga, mi skèrchi
Di puru stabachi,
Zoya, mi bichi
Bo kurpa ankrá.

Uitstekend vertaald:

Zwaai met je heupen,
mijn gitzwarte vogel,
laat golven, mijn rupsje,
je lijf en je kracht!

Helaas zwakt De Haas zijn heldere nawoord af met een inleidende zin waarin een cirkelredenering zit: “Zijn gedichten zijn doorvoelde en eerlijke getuigenissen van een innerlijk leven dat vaak paradoxaal is, maar ook een licht is dat ons inzicht kan verschaffen in het innerlijk leven van de auteur en van onszelf.” Een innerlijk leven dat een licht is dat ons inzicht kan verschaffen in het innerlijk leven?

Fred de Haas, hier afgebeeld als muzikant. Foto van zijn facebookpagina.

In dit nawoord staan voor de lezer die wel Nederlands maar niet Papiaments begrijpt terecht vertalingen bij de gekozen fragmenten van de gedichten, en af en toe een verklarende noot bij een gerecht, zoals bij ‘keshi yená’ staat genoteerd dat het een Curaçaos gerecht is. Waarom Fundashon Pierre Lauffer ervoor heeft gekozen om in de vertaling naar het Papiamentu van dit nawoord ook de Nederlandse hertalingen bij de poëziefragmenten te plaatsen, met zelfs de vertaling van de noot ‘Un plato apresiá na Kòrsou’, is voor mij een raadsel of ronduit overbodig.

Zoals De Haas terecht verwijst naar de uitstekende biografie Pierre Lauffer, Het bewogen leven van een bevlogen dichter van de hand van Bernadette Heiligers uit 2012, vermeld ik graag ook de studie Un herida bida ta, Een verkenning van het poëtisch oeuvre van Pierre Lauffer (1994) geschreven door Henry Habibe.

Een kniesoor die valt over de tikfoutjes op de rug en kaft van het boek of dat bij de inhoudsopgave een andere titel staat dan op bladzijde 59.

Ook al brengt de bewerking van De Haas van deze prachtige ‘Balada’, anders dan hij hoopt, bij mij niet een esthetische ontroering teweeg, toch is deze publicatie een aanwinst voor je bibliotheek, dankzij het krachtige gedicht en de geslaagde illustraties. Het is de aanschafprijs van slechts twee tientjes [NAfl] meer dan waard.

Voor meer activiteiten en/of bijdragen rondom de herdenking van de honderdste geboortedag van Pierre Lauffer, raadpleeg de facebookpagina ‘Konmemorando Pierre Lauffer’.

Pierre A. Lauffer, Balada di Buchi Fil, De ballade van Buchi Fil [in het Nederlands vertaald en bewerkt door Fred de Haas]. Willemstad, Curaçao: Fundashon Pierre Lauffer, 2021; isbn 9789990452457

Eveneens verschenen in Antilliaans Dagblad, 30 oktober 2021.

1 comment to “De ballade van Buchi Fil van Pierre Lauffer”

  • Bedankt voor de aanvullingen, Jeroen. Verder valt er over smaak niet te twisten.
    Fred

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter