De avonturen van Platvis en Rondvis
door Jerry Dewnarain
Anjumara en Sriba is een mooi kinderboek met twee sprekende Surinaamse vissen! Deze vissen, Anjumara en Sriba beleven een avontuur in hun eigen omgeving. Neen, ze maken geen geweldige, dure wereldreis. Ze dromen ook niet van een rijk leven. Zij beleven hun avontuur net in hun vijver, hun woonplaats, een kanaal en de nabije ruimte daarom heen. Gerard R. Maynard beschrijft de belevenissen van Anjumara (Rondvis) en Sriba (Platvis) volgens een mooi stappenplan. Hij schept eerst een mooie sfeer en een begin voor zijn verhaal om vervolgens climaxen op te bouwen.
Vissen leven in het water dus water is voor hen belangrijk, en vooral veel water: ‘Het was in de grote regentijd, toen er lang geleden heel veel regen vanuit de hemel naar beneden viel. Ook ’s nachts bleef het doorregenen. De riolen, de goten en ook het grote kanaal konden de grote hoeveelheid regenwater niet snel genoeg afvoeren. Ze waren tot aan de rand gevuld.’ (p.7) Maynard geeft het bovenstaande fragment zo beeldend weer, dat de lezer de zware regens als het ware voor zich ziet vallen. ‘Op bepaalde plekken stroomde het water zelfs over de oevers heen. Hierdoor kwamen veel straten en erven in de stad onder water te staan,’ (p.8). Welk kind kan zich dit niet verbeelden? In grote delen van Paramaribo is dit beeld te zien, maar ook in de districten en tot ver in het binnenland! De schrijver kaart een probleem aan dat bekend is: wateroverlast of overstromingen door zware regens.
Maar hij maakt van dit probleem een mooi verhaal. En dat fleurt het leven van een kind op: het leven is niet alleen kommer en kwel. Hij laat zien dat een probleem ook een andere zijde heeft. Hij sleept de lezer met spanning mee in een belevenis. Hij sleurt hen met de waterstroom mee zoals de losgeraakte viseitjes in het verhaal ook door het water meegesleurd worden naar de lager gelegen gebieden. De lezer beleeft de reis van de twee visseneitjes die later Anjumara en Sriba zullen worden. Hij kruipt in de huid van deze vissen en hiermee slaagt de schrijver in zijn doel: de lezer het boek tot aan de laatste bladzijde te laten lezen! Na een lange zwerftocht komen de twee eitjes tot stilstand tussen de stengels van de grassprieten in de vijver. Normaal was er geen verbinding tussen de vijver en het kanaal, maar door de zware regenval was er een smalle waterweg ontstaan die deze twee voor korte tijd met elkaar verbond. Het is ongetwijfeld zo dat de schrijver een goede observator is. Ik vermoed dat hij net als ik als kind in sloten en kanalen heeft gezwommen. In het grote weiland van mijn vader ontstonden dit soort natuurlijke verbindingen van smalle waterwegen tussen vijver en de sloot of het kanaal. Bij het zwemmen werd je ook geprikt door de kleine, venijnige rode mieren die door het water waren meegesleurd en zich genesteld hadden om de watersnood te overleven. Ook dit is de schrijver niet ontgaan: ‘Sommige visseneitjes bleven bijvoorbeeld vaststeken in het hoge gras waar ze ten prooi vielen aan mieren…’ (p.8). De Sriba kon overigens evengoed een kwikwi geweest zijn. Districtskinderen zullen dit beeld vast wel herkennen: de vele kwikwi-nesten in sloten en vijvers tijdens de grote regentijd.
Een week nadat de visseneitjes in de vijver waren terechtgekomen, gebeurde iets heel bijzonders met hen. Ze begonnen namelijk plotseling uit zichzelf te bewegen. Eerst heel langzaam en daarna steeds sneller. Je kon door het dunne schaaltje in elk eitje een babyvisje zien bewegen. De vissen aten van de vele druiven uit de boom die langs de vijver groeide. De druiven vielen in de vijver wanneer de vogels die ook kwamen eten. En zo werden Sriba en Anjumara groter en groter. Sriba werd een grote platte vis en Anjumara een grote ronde vis. Heel mooi is de groei van deze vissen weergegeven. In verhaalvorm wordt eigenlijk ook op een pedagogische manier de kleine lezers kennis bijgebracht. Sriba en Anjumara worden vrienden en samen beleven zij het ene avontuur na het andere. Via andere dieren uit het dierenrijk, bijvoorbeeld de vogel Roodborstje, komen Platvis en Rondvis erachter dat zij vissen zijn. Hun soortgenoot Pataka leert hun dat er ook roofvissen bestaan: vissen die elkaar opeten. Maar deze gemene les van Pataka levert niet veel voor hem op. ‘ ”Jullie echte namen zijn Sriba en Anjumara. Geloof me maar, in het kanaal hiernaast zwemmen veel van jullie soorten rond”, zei Pataka overtuigend. “Ben jij ook een anjumara?”, vroeg Rondvis. “Nee, ik ben Pataka. Een roofvis.” “Een roofvis? Hoe bedoel je?”, vroeg Rondvis haastig. “Roofvissen leven van andere kleinere vissen, dat moest jij toch weten?” Om groot en sterk te kunnen worden moet ik elke dag enkele sriba’s opeten. Pataka’s zijn namelijk dol op sriba’s’, antwoordde hij.’(p. 21/22)
Maynard bouwt stap voor stap de spanning bij dit fragment op (maar ook verder in het boek) middels de dialoog tussen Platvis en Pataka om uiteindelijk met een soort ‘deus et machina’ te komen voor Sriba die niet opgegeten wil worden door Pataka. Zijn maat Rondvis grijpt in: ‘Daar hoef jij je geen zorgen om te maken Platvis, zolang ik hier ben zal niemand jou iets kunnen aandoen. We blijven altijd vrienden en ik zal je altijd blijven beschermen tegen roofvissen als Pataka.’ Met deze woorden had Rondvis-Anjumara zijn vriendje Platvis-Sriba gerustgesteld. Zo zijn er nog meerdere verrassende dialogen in het boek. Dit verhaal leent zich goed voor een animatiefilm! Al met al heeft Maynard een prettig boek geschreven. Het is een eenvoudig verhaal, maar de spanning in de dialogen maakt dat het boek tot de laatste bladzijde wordt uitgelezen. En dat is het bijzondere van dit boek! En niet te vergeten de luchtige en functionele tekeningen van de auteur!
Gerard R. Maynard, Anjumara en Sriba, Paramaribo: Stichting Projekten, 2014.