‘De Antilliaanse keuze tegen de onafhankelijkheid is een fascinerende paradox’
Gert Oostindie over de Antillen tijdens de Collegedag Koloniale geschiedenis
door Lola Bos
De Antillen waren voor Nederland op veel fronten een totaal ander soort kolonie dan Indonesië en Suriname. Gert Oostindie, hoogleraar Koloniale en postkoloniale geschiedenis, wijdt hierover uit tijdens de Collegedag Koloniale geschiedenis op vrijdag 13 september in Museum Bronbeek in Arnhem. ‘De rellen van 1969 in Willemstad vormden een breuk in de moderne geschiedenis.’
Waarom waren de Antillen een interessante kolonie voor Nederland?
‘Eigenlijk waren de Antillen het grootste gedeelte van de koloniale periode helemaal niet zo’n erg interessante kolonie, behalve Curaçao en Sint Eustatius in de zeventiende en achttiende eeuw. Die waren heel belangrijk als centra voor legale en illegale handel, om het mercantilisme van de omringende koloniën te doorbreken.’
In hoeverre verschilde het bestuur van Nederland op de Antillen van dat in Suriname?
‘Vrijwel alle Caribische koloniën werden ontwikkeld als plantagekoloniën voor suiker en koffie, maar dat geldt niet voor de Nederlandse eilanden. Die hadden juist een handelsfunctie. Dat markeert een groot verschil met Suriname. Daar werd na afschaffing van de slavernij de plantagegeschiedenis verlengd door contractarbeid uit Azië. Op de eilanden heerste rond 1863 een heel andere stemming onder de koloniale bestuurders. Men vroeg zich af: wat moeten we met al die mensen op het eiland voor wie toch geen werk is?’
Wat voor ontwikkelingen hebben de Antillen doorgemaakt?
‘De decimering van de inheemse bevolking dateert al van de Spaanse periode, voordat de Nederlanders kwamen. Vervolgens werden de eilanden herbevolkt, met in de eerste plaats Afrikanen, die daar als slaven naartoe werden gebracht. Ook kwamen er Europeanen naartoe, uit alle verschillende delen van Europa. Ik zal ook vertellen over enkele grote slavenopstanden op Curaçao. Op de afschaffing van de slavernij in 1863 volgde een periode van stagnatie, totdat in 1920 de olieraffinaderijen verschenen op Aruba en Curaçao. Die gaven een enorme economische boost en dat leidde tot veel migratie naar die eilanden toe. In de Tweede Wereldoorlog was deze olie erg belangrijk voor de geallieerde brandstofvoorziening. Een mijlpaal in de meer recente geschiedenis is 30 mei 1969, toen er stakingen en rellen waren in Willemstad. Dat was echt een breuk in de geschiedenis. Aan de ene kant bevorderde deze opstand de Afro-Curaçaose emancipatie, aan de andere kant leidde deze ertoe dat Nederland probeerde de eilanden zo snel mogelijk naar de onafhankelijkheid te leiden. Het is een fascinerende paradox dat dit laatste niet is gelukt. De Antillen vielen uit elkaar, maar ze zijn alle zes nog aan Nederland verbonden. Ik zal uitleggen hoe dat komt en waarom dat niet verandert.’
Hoe wordt er op de Antillen teruggekeken op de koloniale tijd?
‘Dat is onderwerp van heftige discussie. Zoals overal in de Cariben, is er op de Antillen veel pijn over de geschiedenis, die primair gedragen is door slavernij en racisme. Maar de steun voor onafhankelijkheid is heel klein, omdat men om pragmatische redenen binnen het Koninkrijk wil blijven. Daar staat dus tegenover dat men heel kritisch denkt over Nederland, de geschiedenis en “rekolonisatie”.’
Bekijk hier het hele programma van de Collegedag Koloniale geschiedenis en bestel tickets.
[uit Historisch Nieuwsblad, maandag 6 mei 2019]