blog | werkgroep caraïbische letteren
1
 

De andere kant van Kenny B

Vier episodes in het leven van Kenneth Bron

door Donovan Mijnals

Om Kenneth Bron slechts af te doen als ‘de Surinaamse marronjongen’, zou zijn persoon en karakter ernstig tekort doen. Het patriottisme is bij hem diep ingeworteld. Hij is op en top Surinamer. Dat staat voor de artiest die bekend staat als Kenny B boven alles. De ‘Neks n’e tai’-zanger vertelt over vier episodes in zijn leven: zijn jeugd, het leger, het Jungle Commando en zijn aspiraties in de muziek.

Het is dan ook niet vreemd als hij tijdens zijn toespraak in een bomvol stadion met Moengonese leerlingen er op wijst dat hij als individu trots is op zijn marronafkomst, maar dat we als Surinamers alle bevolkingsgroepen nodig hebben; zonder mensen uit te sluiten. “Ik kwam daar als marron, maar er zitten ook Hindostanen en Javanen tussen. Hoe vreemd zou het zijn als ik daar een soort van marron-hype zou creëren? Je wil daar zitten voor iemand die zch vooral Surinamer voelt.” Hij wees in dezelfde toespraak ook op het belang van acceptatie van de groep Surinamers in diaspora. Landen als de Verenigde Staten, India en China hebben volgens Bron er behoorlijk voordeel uit weten te halen dat veel van hun burgers in andere landen woonachtig zijn.
Het patriottisme, gelijk met de aversie die de zanger voelt jegens onrecht, is echter veel eerder geboren dan “de act Kenny B”. Volgens hem moeten we om het geheel beter te begrijpen helemaal terug naar zijn jeugd.

Kenneth Bron is in 1961 geboren aan de Richard Voullairestraat. Zijn vader, die werkzaam was bij de Suralco, was toentertijd één van de eerste marrons die in de stad kwamen wonen. De zanger kan zich nog goed herinneren dat ze op gegeven moment naar de Munderweg verhuisden en daar de enige marrons waren. Gevoed door met name de etnische politiekvoering van toen, werden hij en zijn broers en zussen heel erg geplaagd en kregen alerlei namen naar het hoofd geslingerd. “Ik had dus niet zo een geweldige jeugd. Ik hoorde nergens bij”, stelt de zanger. “Mijn tantes kwamen af en toe naar de stad en dan mocht ik met ze naar het binnenland, maar ook daar was ik niet geliefd, want daar was ik dan een fotoboi.” Toen zijn ouders daarna ook nog gingen scheiden, kwam de 11-jarige Kenny wederom in een nieuwe moeilijke situtie terecht. Hij werd in een internaat geplaatst. De jongens daar waren veel groter en sterker dan hij, herinnert de artiest zich. Levensmiddelen voor het internaat werden in een boot, de ‘Gonini’, er naar toe vervoerd en de andere jongens konden gemakkelijk de zakken rijst tillen naar de opslagplaats. “En terwijl alle meisjes kwamen kijken naar die sterke boys, plofte ik om de twee meter neer met die zak. Dus de volgende keren als de Gonini kwam ging ik schuilen”, zegt hij lachend.

Menswaardige behandeling
Bron ging vervolgens met twee neven wonen en muziek maken, waarna hij in 1980 in het leger terecht kwam. Volgens de zanger was het leger de eerste plaats in zijn leven waar hij een menswaardige behandeling kreeg. Het enige verschil dat er daar bestond, was in rang. “Je gaat in de houding, niet omdat die blank, grijs of groen is; je gaat in de houding om wat op zijn uniform staat. En dat heeft een enorme impact op mij gehad.” De muzikant bevestigt dat hij ondertussen een grote hekel had gekregen aan onrechtvaardigheid. De kreten van patriottisme en het land als één blok opbouwen van het toenmalig leger spraken hem heel erg aan. “Ik wilde vrijheid als persoon en vrijheid als land; in het leger gaan betekent bereid zijn te sterven voor je land.”

Bron belandde op een bepaald moment bij ‘Mofo’, een culturele organisatie die middels podiumkunsten ondersteuning gaf aan het toenmalige bewind. Nadat er een oproep stond voor muzikanten, gaf hij zich op “want ik vond mezelf een muzikant, ondanks dat ik geen enkel instrument bespeelde”. Bij Mofo heeft hij onder andere samengewerkt met Humphrey van Hetten, met wie hij op school had gezeten. Bij Mofo ging het niet zoals de toenmalige soldaat wilde, maar zolang hij weg kon zijn bij de infanterie, die hem niet zo lag, vond hij het prima. Nadat hij door een van de militaire oefeningen ziek was geworden, kwam hij in het hospitaal sergeant Chas Mijnals tegen. “En toen kwam de grote verandering in mijn leven. We raakten aan de praat en ik vond hem zo een bijzondere man. Ik zei tegen hem: ‘als ik ooit weer beter word, wil ik bij jou komen werken’.”

Bron kwam de sergeant echter pas een poos nadat hij beter werd weer tegen. Hij hield hem hetgeen ze hadden besproken voor en tot zijn verrassing zei die dat hij het wel zou regelen. “Vanaf dat moment ging ik onder leiding van commandant Mijnals dus politiek studeren en werd politiek commissaris.” De zanger geeft aan dat zijn nationaal gevoel toen verder ontwikkeld werd. De onrechtvaardigheid die hij voor zichzelf niet wilde, zag hij ook niet zitten voor anderen. En zo moest Suriname ook rechtvaardig behandeld worden, vond hij. “Want dat was mijn passie: dit is mijn land en dit is mijn volk en daarvoor zal ik opkomen.” Er was eerst sprake van dat Bron in Cuba zou gaan studeren, maar zover kwam het niet.

“Terwijl zij daar aan het studeren waren, was ik hier met de concrete Surinaamse werkelijkheid bezig. Als werk, maar ook als studie, want Mijnals was hier en hij was mijn leraar. We kregen politieke scholing van hem, die we vervolgens als politiek commissaris moesten vertalen naar de manschappen toe. We gingen in op de wetenschappelijke kant van Socialisme terwijl we tegelijkertijd rekening hielden met de eigen Surinaamse situatie.” Bron zou dat werk tot aan zijn vertrek bij het leger in 1986 doen.

“Ik had dus niet zo een geweldige jeugd. Ik hoorde nergens bij”

Woordvoerder
Daarna vertrok hij om zijn vader te helpen in diens houtbedrijf. Hij werd daar de onderdirecteur. Dat zou echter niet lang duren. Immers de Binnenlandse Oorlog brak in al zijn hevigheid uit, waardoor zij in allerijl het personeel daar vandaan moesten halen. Ze verloren miljoenen euro’s aan machines en voorraden hout, maar volgens Kenneth is belangrijk dat toen geen mensenlevens verloren gingen.
“Daarna heb ik mij door bepaalde omstandigheden aangesloten bij het Jungle Commando, omdat ik dingen zag gebeuren die voor mij niet gingen. Ik vond die strijd niet nodig. Dus ik ben naar het Jungle Commando (JC) gegaan en ben daar woordvoerder geworden om vrede te bewerkstelligen. Bron werd door JC-leider Ronnie Brunswijk afgevaardigd om in Paramaribo te komen praten over vrede. Toenmalig legerleider Desi Bouterse en Brunswijk waren tijdens een bespreking overeengekomen dat hij daar de beste persoon voor was. “In dat kader heb ik ook gesproken met de toenmalige president Kraag en de latere president Venetiaan om te werken aan een oplossing dat die broederstrijd ophield.” Er werd tevens gesproken met de andere gewapende groepen van dat moment, zodat de wapens neergelegd zouden worden.

“Dit is mijn land en dit is mijn volk en daarvoor zal ik opkomen.”

“Het bijzondere dat ik vond aan mijn bijdrage is dat – en ik was er niet bij toen de daadwerkelijke vrede werd getekend – we in ieder geval bereikt hebben dat er niet meer op elkaar werd geschoten.” De ex-strijder geeft mee dat de grootste bijdrage echter geleverd is door de mensen die aan beide zijden het leven hebben gelaten. Zij zijn immers gestorven voor een bepaalde cause.

“Ik kan geen crap maken, ik ben heel goed opgeleid.”

Jong
Na twee jaar in JC gezeten te hebben, vertrok Bron naar Nederland omdat hij vond dat de partijen ‘on speaking terms’ waren en er dus geen reden meer was om te blijven. In Nederland aangekomen besloot hij om geen actieve politiek te bedrijven, maar zijn boodschappen via muziek de wereld in te sturen. De artiest vertelt dat het vanaf zijn achtste zijn droom is geweest muziek te maken. Nu was volgens hem het moment eindelijk aangebroken. “Ik dacht ik ben nog jong, geen politiek meer voor mij; dat doe ik pas als ik vijftig word. En dit jaar word ik vijftig, dus maak je borst maar nat”, zegt hij grappend. “Ik dacht: kom op Ken, je gaat toch niet in de politiek. Maar misschien ga ik wel in de politiek; dan wel de muzikale kant ervan.”
“Ik heb soms een opvliegend karakter, ik weet niet hoe dat komt. Misschien doordat op mijn elfde mijn moeder is gescheiden van mijn vader en je op gegeven moment op jezelf bent aangewezen.”

Veel andere zangers hebben dat ook gedaan. In Suriname was Papa Touwtjie de bekendste, die onder andere sociaal-maatschappelijke misstanden in het vizier van zowel de bevolking als de regering bracht. Door zijn politieke opleiding en verleden zal het voor de zanger in ieder geval niet als onbekend terrein aanvoelen indien hij inderdaad besluit dat te doen.
“Mijn moeder heeft me altijd gezegd: Liever een vrije magere wolf, dan een vette geketende hond”

“Als ik nu naar mijn muziek kijk, dan zeg ik: ‘je hoeft niet in de politiek. Je hebt je eigen partij. Muziek biedt een podium om dingen te zeggen. Maar dan wel de correcte dingen, anders word je afgestraft door je eigen publiek.” Op muzikaal gebied heeft de zanger behalve een aantal hits gescoord – hij staat op de meeste stations op nummer 1 – zich ook ingezet om artiesten op een hoger niveau te krijgen. Zo kwam hij in 2006 besprekingen voeren met onder meer Cultuur-directeur Stanley Sidoel, opdat de auteursrechten van met name Surinaamse artiesten nageleefd werden. Onlangs was de artiest er weer samen met collega-zanger Benaissa. Maar nu was hij er voor een project dat vooral jonge artiesten moet ontdekken en begeleiden. “Ik kan geen gekheid maken, ik ben heel goed opgeleid. Mijn leraar heeft mij op een bepaalde manier leren denken en ik heb gezien dat het werkt in mijn leven.”

[uit de Ware Tijd, 23/04/2011]

1 comment to “De andere kant van Kenny B”

  • Wat een held. Muzikaal en als persoon.

Your response at Ron Mazereeuw

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter